Ww Flashcards
(41 cards)
1
Q
kennen
A
connaitre
2
Q
weten
A
savoir
3
Q
kunnen, mogen
A
pouvoir
4
Q
willen
A
vouloir
5
Q
gaan
A
aller
6
Q
zeggen
A
dire
7
Q
zien
A
voir
8
Q
maken,doen
A
fair
9
Q
zijn
A
etre
10
Q
hebben
A
avoir
11
Q
leggen
A
mettre
12
Q
komen
A
venir
13
Q
moeten
A
devoir
14
Q
geloven
A
croire
15
Q
schijnen, lijken
A
paraitre
16
Q
houden
A
tenir
17
Q
nemen
A
prendre
18
Q
voelen, ruiken
A
sentir
19
Q
teruggeven
A
rendre
20
Q
buitengaan
A
sortir
21
Q
begrijpen
A
comprendre
22
Q
schrijven
A
ecrire
23
Q
drinken
A
boire
24
Q
verkopen
A
vendre
25
wachten
attendre
26
horen
entendre
27
lezen
lire
28
slapen
dormir
29
vertrekken
partir
30
afdalen
descendre
31
zich wassen
se laver
32
opstaan
se lever
33
34
verliezen
perdre
35
volgen
suivre
36
antwoorden
répondre
37
nodig zijn
falloir
38
ontvangen
recevoir
39
schenken
offrir
40
bedienen
servir
41
beeindigen
finir