WW met prepositie Flashcards

1
Q

herinneren aan

Die foto herinnert me aan mijn jeugd

A

напоминать о …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oppassen
Pas op het afstapje.

passen op (iemand / iets)

A

остерегаться

присматривать за …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hopen op

A

надеяться на …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
voorstellen aan (iemand)
zich voorstellen aan (iemand)
A

представлять (кому-то)

представляться

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stoppen met

Zullen we stoppen met deze zinloze discussie?

A

прекратить (с чем-то)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

reageren op

op email reageren

A

реагировать на…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schrikken van

A

испугаться

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beslissen over

A

принимать решение, решать

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorbereiden op (iets)

Ik ben me aan het voorbereiden op het toets.

A

готовиться к…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

blijken uit

Uit de tekst het blijkt dat ….

A

кажется, оказывается из

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oefenen met

A

упражняться в …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bestaan uit

Deze methode bestaat uit een boek en een website.

A

состоять из …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wijzen naar

A

указывать на….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zoeken naar

A

искать

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doorgaan met

iemand gaat door met iets.

A

продолжать с …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ophouden met

iemand houdt op met iets

A

прекратить с …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wennen aan

Ik ben nog niet aan deze weer gewend.

A

привыкать к …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
behoren aan (iemand)
behoren tot (iets)
A

принадлежать кому-либо

относиться к …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

rekenen op

rekenen tot

A

рассчитывать на … (vertrouwen op iets / iemand)

считать чем-либо, кем-то (beschouwen als)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

toegeven aan (iets)

A

уступать чему-либо

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

zeggen aan / tegen (iemand)

A

сказать кому-то

22
Q

denken aan (iets)

A

вспоминать

23
Q

aangeven

iets aan iemand geven
tenzij anders aangegeven
De trein vertrok op de aangegeven tijd.

A

передавать
рапортовать
уведомлять

24
Q

beginnen met

beginnen aan

A

приступать

браться

25
Q

spreken met

spreken over

A

говорить с …

говорить о …

26
Q

wachten op

A

ждать

27
Q

geloven in

A

верить в …

28
Q

lachen om

A

смеяться над …

29
Q

schrijven naar

schrijven aan

A

писать куда-то

писать кому-то

30
Q

besteden aan

Jongeren besteden veel tijd aan sociale media.

A

тратить, проводить (время)

31
Q

geven om

Ik geef niet om luxe dingen

A

любить ( = houden van iemand / iets)

32
Q

horen bij

Dat hoort bij deze generatie.

A

принадлежать (к)
= passen bij iets / iemand
een deel zijn van een groep

33
Q

letten op

Ik let wel even op je bagage.
Will je even op mijn tas letten?

A

присмотреть, последить

= aandacht geven

34
Q

staren naar

Hij staarde de hele tijd naar mij.

A

уставиться, пристально смотреть

35
Q

erger zich aan

Ik erger me aan asociaal gedrag.

A

раздражаться, злиться на

36
Q

afhankelijk zijn van

A

зависеть от …

37
Q

effect hebben op

Complimentjes hebben een positief effect op mensen.

A

оказывать влияние, влиять

38
Q

enthousiast zijn over

Ben je enthousiast over fiets liftplaatsen?

A

быть в восторге от

39
Q

richten op

Jongeren zijn gericht op contact met andere mensen.

A

направлять, ориентировать

gericht zijn op (быть нацеленным) = aandacht houden.

40
Q

leggen de nadruk op

In deze cursus leggen we de nadruk op communicatie.

A

подчеркивать, придавать особое значение. (benadruken)

41
Q

rekening houden met

Het is belangrijk dat automobilisten rekening houden met fietsers.

A

учитывать, принимать во внимание

42
Q

doorbrengen (met)

Hij brengt veel tijd door met gaming.
Wij hebben onze vakantie in Rusland doorgebracht.

A

проводить время

43
Q

verslaafd zijn aan

Ik ben verslaafd aan mijn mobiele telefoon.

A

быть зависимым от

44
Q

zin hebben in

Ik heb geen zin in felle discussies.

A

охота (что-либо делать)

45
Q

een hekel hebben aan

Heb je ook een hekel aan muziek?

A

ненавидеть

46
Q

aankomen op (iets)

Ik denk dat topsport vooral op discipline aankomt.
Dat komt er op niet aan.

A

определяться (чем-то)

зависеть от чего-то

47
Q

afleiden uit

Je kunt dat uit zijn woorden afleiden.
Ik leid uit zijn woorden af dat….

A

заключить, сделать вывод

48
Q

meedoen aan (iets)

Will je ook aan het project meedoen?

A

включаться во что-то

49
Q

nadenken over

Ik wil even nadenken over jouw vraag.

A

размышлять о

50
Q

opkijken van

Ik heb erg opgekeken van haar beslissing.
Ik kijk ervan op.

A

удивляться ( = verrast zijn)

51
Q

toevoegen aan

Heb je nog iets toe to voegen aan mijn opmerkingen?

A

Добавлять (к чему-либо)