Zenuwstelsel, deel 1 Flashcards

(130 cards)

1
Q

Welke neuronen verzamelen informatie over inwendige en omgevingsfactoren?

A

Sensorische neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke neuronen verwerken de gegevens van inwendige en omgevingsfactoren?

A

Communicatie en interpretatie via interneuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke neuronen reageren op een gepaste manier op inwendige en omgevingsfactoren?

A

(Signaal via) motorische neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet het zenuwstelsel? (in context van neuronen)

A

Verbindt sensorische receptoren/neuronen en motorische effectoren (spieren/klieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar bestaat het zenuwstelsel uit?

A

Neuronen en ondersteunende cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doen neuronen?

A

geleiden van zenuwimpulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke drie neuronen of zenuwcellen hebben vertebraten?

A
  1. Sensorische neuronen: offerte neuronen (impulsen naar CNS)
  2. Motorische neuronen: offerte neuronen (impulsen van CNA naar effectoren: spieren en klieren)
  3. Interneuronen: schakelneuronen of associatieneuronen (complexe reflexen en associatieve functies zoals leren en geheugen + schakelneuron tussen sensorisch en motorisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn (neuro)gliacellen + wat doen ze?

A

Structurele en functionele ondersteuning vd neuronen, vele types kleiner dan neuronen maar veel talrijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke gemeenschappelijke basisstructuur hebben neuronen?

A

Cellichaam, dendriet, axon

vaak ook myeline en daarmee ook knopen van Ranvier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke neuronen bevat het PNS (perifeer zenuwstelsel)?

A

sensorische neuronen + motorische neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke neuronen bevat het CNS?

A

Interneuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke vormen kunnen neuronen allemaal hebben?

A

Multipolar, unipolar, bipolar en pseudounipolar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat omvat het centrale zenuwstelsel?

A

Hersenen en ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee ‘subzenuwstelsels’ behoren tot het perifeer zenuwstelsel?

A
  • Somatisch of willekeurig zenuwstelsel: stimuleert skeletspieren
  • Autonoom of vegatief (onwillekeurig) zenuwstelsel” stimuleert gladde spieren en hartspier + klieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke zenuwstelsels vallen weer onder het autonoom/vegatatief zenuwstelsel? (van het PZS)

A

Sympathisch en parasympatisch zenuwstelsel: vecht en vlucht reactie versus rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Teken een ‘boom’ vh zenuwstelsel met alle zenuwstelsels die daaronder behoren

A

kijk op slide 9 van zenuwstelsel deel 1 voor het antwoord :)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waardoor worden neuronen structureel en functioneel ondersteund?

A

Gliacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke cellen produceren de myelineschede rond axonen? (+ tot welk zenuwstelsel behoren deze?)

A
  • Schwann cellen: PZS

- Oligodendrocyten: CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat vormen de gemyeliniseerde axonen in het CZS?

A

De witte stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat vormen de niet-gemyeliniseerde dendrieten/cellichamen in het CZS?

A

Grijze stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er met gemyeliniseerde axonen in het PZS?

A

Worden gebundeld tot zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Op welke manier ‘produceert’ de Schwann cel de myeline schede?

A

Schwann cel (incl nucleus) vormt rondom het axon en draait om z’n as: dit geeft meerdere lagen myeline schede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Er bestaat een potentiaalverschil over plasmamembraan van elke cel, waar zit de + en - pool?

A

Positieve pool: extracellulaire vloeistof zijde

Negatieve pool: cytoplasmatische zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat wordt onderhouden wanneer een neuron niet wordt gestimuleerd?

A

Rustpotentiaal (gemiddeld -70mV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Om welke drie redenen is de cel aan de binnenzijde meer negatief geladen dan de buitenzijde?
1. Natrium-kalium pomp twee K+ binnenhaalt in de cel voor elke drie Na+ ze naar buiten pompt - onderhoudt concentratiegradient 2. K+ gemakkelijker lekt door de membraan dan Na+ via porie-achtige kanalen 3. Grote moleculen zoals eiwitten, suikers, nucleinezuren negatief geladen zijn bij fysiologische pH - ze zijn in hogere concentratie aanwezig in de cel dan erbuiten
26
Hoe wordt een zenuwimpuls aangezet?
Door een opbouw van positieve lading aan de buitenzijde en een negatieve lading binnenin de cel
27
Wat is het gevolg van dit mechanisme vd zenuwimpuls?
Deze elektrische potentiaal trekt K+ ionen terug in de cel
28
Waar leidt de balans tussen diffusie en elektrische krachten toe?
De rustpotentiaal/evenwichtpotentiaal
29
Hoe is de spanning over een axon te meten?
Met een voltmeter en twee elektroden
30
Welke twee typen veranderingen zijn er in het membraanpotentiaal?
1. Graduele potentiale | 2. Actiepotentiale
31
Waar is de verandering in membraanpotentiaal aan de wijten?
Activatie van bepaalde selectieve ionenkanalen
32
Wat zijn graduele potentialen?
kleine, tijdelijke veranderingen in membraanpotentiaal t.g.v. activatie van chemische of ligend-afhankelijke kanalen (meeste zijn gelosten bij de normale rustende cel)
33
Wat is een ligand? + wat induceert de binding?
Hormoon of neurotransmitter Binding induceert opening en lokt veranderingen in membraanpermeabiliteit uit die resulteren in veranderingen in membraanpotentiaal (de- en hyperpolarisatie)
34
Welke verandering vindt plaats in de membraanpotentiaal bij depolarisatie?
Maakt de membraanpotentiaal meer positief
35
Welke verandering vindt plaats in het membraanpotentiaal bij een hyperpolarisatie?
Leidt tot een meer negatieve membraanpotentiaal
36
Wat kan het gevolg zijn van veranderingen in het membraanpotentiaal?
kan leiden tot een graduele potentiaal (kunnen elkaar versterken of tegenwerken)
37
Wat is summatie?
De mogelijkheid om graduele potentialen op te tellen
38
Hoe kan een actiepotentiaal ontstaan?
Als de depolarisator een drempelpotentiaal bereikt heeft
39
Waardoor wordt de drempelpotentiaal veroorzaakt?
Door voltage- of spanningsafhankelijke ionenkanalen
40
Welke twee spanningsafhankelijke kanalen worden gebruikt om de drempelpotentiaal te bereiken?
- Spanningsafhankelijke Na+ kanalen: activatie en inactivatie gate - Spanningsafhankelijke K+ kanalen: inactivatie gate
41
Wat gebeurt er als de drempelwaarde wordt bereikt?
De Na+ kanalen openen snel Transiente influx van Na+ leidt tot membraandepolarisatie; Daarentegen, K+ kanalen openen traag efflux van K+ depolariseert de membraan
42
Welke drie fasen omvat actiepotentiaal?
Stijgende, dalende en undershoot fase
43
Waardoor wordt de intensiteit vd stimulus gecodeerd?
Door de frequentie, niet de amplitude, vh actiepotentiaal
44
Waar ontstaat de actiepotentiaal?
Aan de basis vh axon (axonheuvel) en wordt dan overheen atonale delen gecreëerd
45
Hoe kan iedere (volgende) regio in het axon z'n eigen actiepotentiaal genereren?
Positieve lading t.g.v. influx van Na+ depolariseert naastliggende regio tot drempelwaarde (+ de tijdelijke inactivatie van Na+ kanalen daarna)
46
Op welke twee manieren kan de snelheid van de geleiding verhoogd worden?
1. Axon diameter vergroten (minder elektrische weerstand tegen stroom + komt vooral voor bij invertebraten) 2. Axon wordt gemyeliniseerd
47
Hoe komt het dat door een gemyeliniseerde axon de snelheid vd geleiding wordt verhoogd?
- Actiepotentiaal wordt alleen geproduceerd t.h.v. de knopen van Ranvier - Impuls springt van knoop tot knoop (komt voor bij vertebraten)
48
Hoe wordt het genoemd als het actiepotentiaal/impuls van knoop tot knoop springt?
Saltatorische geleiding
49
Waar eindigt het actiepotentiaal?
In de axonterminal en geeft signaal door aan andere zenuwcel, spier of klier via synapsen
50
Wat zijn synapsen?
Intercellulaire juncties
51
Welke twee soorten synapsen zijn er?
1. Presynaptische cel: verzendt AP | 2. Postsynaptische cel: ontvangt AP
52
Welke twee basistype synaptische cel zijn er?
Elektrische en chemische
53
Wat vereisen elektrische synapsen?
Directe cytoplasmatische connecties tussen de twee cellen
54
Waardoor worden de directe cytoplasmatische connecties tussen die twee cellen voel elektrische synapsen gevormd?
Gap junctions
55
Wat zijn nog twee kenmerken van de elektrische synapsen (die directe cytoplasmatische connecties tussen twee cellen vereisen)?
- Snelle connecties, maar geen regulatie mogelijk | - Komen relatief weinig voor in de zenuwstelsels bij vertebraten, meer bij invertebraten
56
Wat zijn gap juncties? + waaruit zijn de opgebouwd?
Communicatiekanalen tussen cellen: opgebouwd uit connexine eiwit
57
Wat kan uitgewisseld worden via Connexon?
Water, ionen, AZ, suikers, hormonen cAMP, cGMP (ivm prikkeloverdracht en gecoördineerde respons)
58
Wat is een ander kenmerk van gap juncties?
Ze zijn snel te bouwen en af te breken
59
Hoe werken chemische synapsen?
- Werken met een synaptische spleet tussen 2 cellen (geen regulatie mogelijk via neurotransmitters) - gezwollen einde van presynaptische cel bevat synaptische vesikels gevuld met neurotransmitters (die worden doorgegeven via de synaptische spleet)
60
Wat trieert het actiepotentiaal in axonterminal?
Influx van Ca2+ over voltage-afhankelijke Ca2+ kanalen
61
Wat fuseert met celmembraan na de influx van Ca2+?
Synaptische vesikels fuseren met celmembraan
62
Hoe worden de neurotransmitters vrijgesteld?
Door exocytose
63
Neutransmitter diffundeert naar andere zeide vd spleet en bindt vervolgens waar aan?
Aan chemische of ligend-afhankelijke receptorproteinen
64
Waar wordt neurotranmitteractie door afgebroken?
Enzymatische klieving of cellulaire heropname (door neuronen of gliacellen) of diffusie weg vd synaptische spleet
65
Waardoor wordt de indeling van neurotransmitters gemaakt?
Volgens chemische gelijkenissen
66
Waar staat ACh voor?
Acetylcholine
67
Wat doet ACh?
Bindt aan ligend-afhankelijke receptoren in de postsynaptische membraan (nicotine R of muscarine R)
68
Waardoor wordt acetylcholine vrijgesteld?
Een motorneuron en steekt over naar spiervezel
69
Welke junctie wordt gebruikt voor de oversteek van ACh naar een spiervezel door een motorneuron?
Neuromusculaire junctie
70
ACh is een veelgebruikte NT, waarvan is ACh bv nog meer de neurotransmitter?
vh parasympatisch zenuwstelsel en doet daar de hartslag dalen
71
Wat veroorzaakt ACh?
Depolarisatie, namelijk excitatorische postsynaptische potentiaal (EPSP)
72
Wat stimuleert EPSP?
Spiercontractie
73
Welke NT degradeert ACh (hydrolyse, acetaat, choline)?
Acetylcholinesterase (AChE)
74
Waar leidt de degradatie van ACh door AChE toe?
Spierrelaxatie
75
Wat is de belangrijkste excitatorische neurotransmitter in het CNS?
Glutamaat (aminozuur)
76
Geef twee inhibitorische neurotransmitters
Glycine en GABA (aminozuren)
77
Wat openen glycine en GABA?
Ligend-afhankelijke kanalen voor Cl- | Geeft influx van Cl-
78
Wat produceert de opening van ligend-afhankelijke kanalen voor Cl-, veroorzaakt door Glycine of GABA?
hyperpolarizatie, de inhibitorische postsynaptische potentiaal (IPSP)
79
Geef vier biogene amines die neurotransmitters zijn
- Epinephrine (adrenaline) - Norepinephrine (noradrenaline) - Dopamine - Serotonine
80
Waar zijn epinephrine en norepinephrine belangrijk voor? + in welk zenuwstelsel?
Belangrijk voor de 'vecht of vlucht' respons + sympathisch zenuwstelsel
81
Waar wordt dopamine voor ingezet?
Wordt ingezet in sommige hersengebieden die lichaamsbeweging controleren (Schizofrenie heeft bv een excessieve dopamine productie)
82
Waar is serotonine bij betrokken?
Regulatie van slaap en speelt een rol bij emoties | Tekort leidt tot depressie
83
Geef een voorbeeld van een neuropeptide neurotransmitter
Substance P
84
Waar wordt substance P door vrijgesteld en waardoor wordt het geactiveerd?
Wordt vrijgesteld door sensorische neuronen + geactiveerd door pijnlijke stimuli
85
Waar is de intensiteit van de pijnperceptie van afhankelijke?
Enkefalines en endorfines (opium en derivaten werken pijnstillend)
86
Geef een uitleg over de neurotransmitter stikstof oxide (NO)
Gas geproduceerd uit Arginine op moment dat het nodig is, diffundeert door celmembraan, dus niet opgeslagen in vesikels
87
Wat veroorzaakt NO?
Gladde spierrelaxatie in spijsverteringskanaal, penis etc | Erectie - spierrelaxatie laat bloedtoevoer in penis toe
88
Som de NT op die we zojuist allemaal hebben gezien
- ACh + AChE - Aminozuren: glutamaat, glycine, GABA - biogene amines: epinephrine, norepinephrine, dopamine, seratonine - Neuropeptiden: substance P - Stikstof oxide (NO)
89
Waar treedt de integratie van EPSP's (depolarisatie) en IPSP's (hyperpolarisatie) op?
T.h.v. het neuronaal cellichaam van postsynaptisch neuron
90
Wat gebeurt er als er een aantal kleine EPSP's bij elkaar worden opgeteld?
Dat brengt de membraanpotentiaal dichter bij de drempelwaarde
91
Waar worden IPSP's van afgetrokken?
Het depolariserend effect van EPSP's Ze kunnen elkaar 'uitcancellen' -> een hyperpolarisatie + depolarisatie = geen overschrijding van de drempelwaarde dus geen actiepotentiaal
92
Op welke twee manieren kan de drempelwaarde bereikt worden voor een actiepotentiaal in axon van postsynaptisch neuron?
1. Spatiale summatie | 2. Temporele summatie
93
Wat houdt spatiale summatie in?
Verschillende synapsen/dendrieten produceren EPSP's
94
Wat houdt temporele summatie in?
Eén synaps/dendriet produceert herhaalde EPSP's
95
Wat is habituatie?
Wanneer een aangehouden blootstelling aan een stimulus kan leiden tot het verlies vd capaciteit vd cel om erop te antwoorden
96
Wat gebeurt er in de cel bij habituatie?
De cel vermindert het aantal receptoren omdat er een overmaat aan neurotransmitter voorhanden is
97
Waarbij is het belangrijk om rekening te houden met habituatie?
Bij de behandeling met geneesmiddelen (teveel/vaak blootstellen aan neurotransmitter (geneesmiddel) zorgt voor een verminderde gevoeligheid en dus verminderde werking)
98
Weke regio vd hersenen wordt beïnvloed door cocaïne? + bij welk systeem hoort dit?
Beïnvloed de neuronen in de 'euforie regio' vd hersenen + limbisch systeem
99
Hoe werkt cocaïne op neurotransmitter-niveau?
- Bindt aan dopamine transporteren en verhindert de heropname van dopamine - Dopamine komt langer voor in de synaps en de 'pleasure pathways' in het limbisch systeem vuren meer en meer - Aangehouden blootstelling trieert limbisch systeem neuronen tot reductie vh aantal receptoren
100
Wat gebeurt er als het limbisch systeem de receptoren reduceert (nav cocaïne gebruik)?
cocaïne gebruiker is nu verslaafd: cocaïne is nodig om een normale activiteit te bekomen binnen het limbisch systeem
101
Wat gebeurt er als een cocaïne verslaafde stopt met gebruiken?
Krijgt een zware depressie, geen enkel positief gevoel meer mogelijk, volhouden is daardoor extreem moeilijk
102
Wat doet nicotine/hoe werkt nicotine in context vd hersenen?
Bindt direct aan een specifieke receptor op postsynaptische neuronen in de hersenen
103
Op welke twee manieren passen de hersenen zich aan aan de aangehouden blootstelling van nicotine?
1. Maken minder nicotine-receptoren | 2. Veranderen het activatiepatroon vd nicotine-receptoren
104
Waar bindt nicotine R zich normaal aan?
ACh
105
Wat verandert nicotine (in context van NT)?
De vrijstelling van verschillende NT (Ach, dopamine, serotonine) + ook de gevoeligheid en hoeveelheid R verandert
106
Wat gebeurt er bij volledige afwezigheid van nicotine?
Het ZS herstelt en herneemt zijn normale functie
107
Wat is het enige phylum zonder 'zenuwen'?
Sponzen
108
Welk phylum heeft het simpelste zenuwstelsel + hoe ziet dat eruit?
Cnidaria + neuronen verboden tot zenuwweb; geen associatieve activiteit, geen controle over complexe acties of coördinatie
109
Welke dieren zijn de dieren met de simpelste vorm van associatieve activiteit + hoe ziet deze eruit?
Vrijlevende platwormen (phylum Platyhelminthes) + 2 zenuwstrengen doorheen het lichaam (laat complexe spiercontrole toe) +vooraan gegroepeerde zenuwen, interneuronen/synapsen
110
Wat zijn de vijf kenmerken van het zenuwstelsel bij gelede wormen (idk hoe belangrijk dit is maar voor de zekerheid)?
- Cerebraal ganglion - Circumpharyngeale verbindingen (van cerebraal ganglion naar sybpharyngeaal ganglion) - Subpharyngeaal ganglion - Gepaarde zenuwstreng met één paar ganglia per segment - Laterale zenuwen
111
Wat zijn de zes kenmerken van het zenuwstelsel bij insecten?
- Cerebraal ganglion (cerebrum): proto-, deutero- en tritocerebrum - Circumoesophageale verbindingen - Suboesophageaal ganglion - Hypocerebraal ganglion - Gepaarde zenuwstreng met één paar ganglion per segment - Laterale zenuwen
112
Uit welke drie basisdivisies zijn de hersenen van alle vertebraten opgebouwd?
1. Achterhersenen (rhombencephalon) 2. Middenhersenen (mesencephalon) 3. Voorhersenen (prosencephalon)
113
Waar is de basisorganisatie van de hersenen van vertebraten idem aan?
de hersenen van primitieve vissen
114
Welk deel vd hersenen is het grootste deel (van primitieve vissen)?
Achterhersenen
115
Waar staan de middenhersenen voor in (van primitieve vissen)?
Het verwerken van visuele informatie
116
Waar staan de voorhersenen voor in (van primitieve vissen)?
Staan in voor reuk
117
De relatieve grootte van verschillende hersenengebiqden verandert naargelang de evolutie vd vertebraten, wat is de belangrijkste evolutie?
De uitbreiding van de voorhersenen die instaan voor verwerking van sensorische inforamtie
118
Wat zijn de vier lobben/kwabben in de hersenen vd mens?
Frontale lob Pariëtale lob Occipitale lob Temporale lob
119
Hoe heet de verbinding tussen de linker- en rechter helft vd hersenen?
Corpus callosum
120
Uit welke twee delen worden de voorhersenen opgebouwd?
- Telencephalon (eindhersenen) | - Diencephalon (tussenhersenen)
121
Wat zijn de twee kenmerken van het Telencephalon en hoe heet dit deel bij zoogdieren?
1. Toegewijd aan associatieve activiteit 2. Belangrijk voor correlatie en leren Cerebrum in zoogdieren
122
Uit welke twee delen bestaat het diencephalon?
Thamamus en hypothalamus
123
Waar staat de thalamus voor in?
Integratie en schakelcentrum: sensorische info komt binnen via thalamus en wordt langs daar doorgeschakeld naar randere delen vh cerebrum
124
Waar staat de hypothalamus voor in?
Participeert in emoties en controleert de hypofyse, regelt verschillende lichaamsfuncties: honger, dorst, temperatuur etc
125
Waar reflecteert de toename in grootte van hersenen in zoogdieren in?
de grote toename vh cerebrum (grotere hersenen = groter cerebrum in zoogdieren)
126
Waarin wordt het cerebrum opgedeeld?
Rechter en linker cerebrale hemisfeer, verbonden met elkaar over het corpus callosum
127
Waarin worden de hemisferen opgedeeld?
In lobben (die vier hebben we al eerder gezien)
128
Wat is interessant omtrent de hemisferen in context van sensorische input?
Elke hemisfeer ontvangt sensorische input vd tegenovergestelde (contralaterale) zijde vh lichaam en stuurt ook daar spiercontracties en dus motorische beweging
129
Wat zijn de vier kenmerken van de cerebrale cortex?
- Buitenste laag vh cerebrum (grijze stof) - bevat ong 10% van alle neuronen in de hersenen - Sterk geplooid bij hogere zoogdieren, incl de mens (verdrievoudigd opp bij de mens) - opgedeeld in drie regio's met elk een specifieke functie
130
Wat zijn de drie regio's + functies van de cerebrale cortex?
- Primaire motorcortex: controle van beweging - Primaire sensorische cortex: sensorische controle (horen, zien, voelen) - Associatieve cortex: hogere geestelijke functies (plannen, leren, taal)