Zinsbouw Flashcards

(10 cards)

1
Q

Welke woordgebruik,zinsbouw,beschrijving en lezerpubliek hoort bij WABLIEFT?

A

-woordgebruik: eenvoudige woorden(huis)

-zinsbouw: enkelvoudige zinnen

-beschrijving: beknopt omschreven

-lezerspubliek: jongeren, volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke woordgebruik,zinsbouw,beschrijving en lezerpubliek hoort bij DE STANDAARD?

A

-woordgebruik: gevarieerde,rijke woordenschat(woonst)

-zinsbouw: enkelvoudige- en samengestelde zinnen

-beschrijving gebeurtenis: uitgebreid, gedetailleerd

-lezerspubliek: jongeren, volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nevenschikking

A

2 zinnen die op zichzelf kunnen bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onderschikking

A

zinnen kunnen niet op zichzelf bestaan

de BZ wordt ingeleid door een voegwoord of een betrekkelijk vnw(die,dat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe herken je een ond of nevenschikking?

A
  1. voegwoorden: en of maar want = nevenschikking
  2. Bij nevenschikking staan ond en pv naast elkaar in beide zinnen, bij onderschikking enkel in de HZ

3.Bij nevenschikking kan je 2 aparte vrageb maken/ zinnen kunnen opzich bestaan.

!! 3PVS -> samengesteld( 2 neven en 1ond)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tangconstructie

A

Afstand tussen zinsdelen

  1. Delen van scheidbasr samengesteld ww uitelkaar
  2. hulpww en hoofdww staan uitelkaar
  3. ond en pv staan uitelkaar

4.lidwoord en zelfst naamwoord uitelkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beknopte bijzin

A

O- weggelaten
Pv- vervangen door voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord, te infinitief

om 1 te maken –> voegwoord toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

foutieve beknopte bijzin

A

ond in de HZ en BZ is niet hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inversie

A

onderwerp en pv zijn gedraaid
Je mag inversie gebruiken in: vraagzinnen, zinnen die met een ander zinsdeel beginnen, zinnen die beginnen met een bijzin ( onderschikking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wablieft Start

A

nog eenvoudiger dan Wablieft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly