ZO week 11 Flashcards

(31 cards)

1
Q

hoe vaak komt psychomotore ontwikkelingsachterstand voor in de algemene bevolking?

A

1-3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken voor een dergelijke ontwikkelingsachterstand?

A
  • Perinatale asfyxie, een tijdelijk gebrek aan zuurstof en/pf bloeddoorstroming naar de hersenen voor of tijdens de bevalling.
  • erfelijke en aangeboren afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat wordt er bij het aanvullend onderzoek gedaan bij een aangedaan kind / moeder van het aangedane kind?

A

Stofwisselingsonderzoek bij moeder als zij lijdt aan PKU of hyperfenylalaninenemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk onderzoek wordt bij Angelman syndroom gedaan?

A

DNA-onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk onderzoek wordt bij syndroom van Williams gedaan?

A

FISH, naar een microdeletie op chromosoom 7q11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk onderzoek wordt bij het syndroom van Rett gedaan?

A

DNA-onderzoek verricht naar MECP2 gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk onderzoek wordt er gedaan bij het syndroom van down?

A

Chromosoomonderzoek naar trisomie 21.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is de ontwikkeling van de ledematen voltooid?

A

Rond dag 56 met volledig gescheiden vingers en tenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verloopt het proces van de ledematen ontwikkeling en langs welke assen?

A
  • proximo-distale as (bij de arm van schouder naar vinger)
  • dorso-ventrale as (rug van de hand naar handpalm)
  • antero-posterior as (duim naar pink)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn typische kenmerken bij het lichamelijk onderzoek bij het syndroom van Down?

A

zeer nauwe gehoorgangen die daardoor niet goed te inspecteren zijn, grote tong.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn problemen die vaker voorkomen bij kinderen met syndroom van down?

A
  • frequentie recidiverende bovenste luchtweginfecties, rhinitis en otitis media.
  • achterstand taal- en spraakontwikkeling
  • snurken, onrustige slaap, niet uitgeslapen wakker worden
  • twijfel aan de kwaliteit van het gehoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de behandeling bij OSAS?

A

adenotonsillectomie vaak in combinatie met het plaatsen van middenoordrainage buisjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn aandachtspunten voor de anesthesioloog bij kinderen met het syndroom van down?

A

De dimensie van de luchtwegen (mogelijk moeilijker te intuberen)
Atlanto-axiale instabiliteit (nek niet overstrekken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is vaak de oorzaak van een secundaire groeistoornis?

A
  • coeliakie
  • verworven auto-immuun hypothyreoïdie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn tekenen die pleiten voor coeliakie?

A

tekenen van malabsorptie, buikklachten, geleidelijk ontstaan dystrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn tekenen die pleiten voor hypothyreoïdie?

A

traagheid, obstipatie, bradycardie en eerder te zwaar dan te licht voor de lengte

17
Q

waar kan je ouders met kinderen met het syndroom van Down naartoe verwijzen?

A

Organisatie MEE
integrale vroeghulp
patiëntenvereniging stichting Downsyndroom

18
Q

wat is het klinisch beeld van duodenumatresie?

A
  • gallig braken vanaf de geboorte
  • lucht in de maag en duodenum op de röntgenfoto/XBOZ
  • geen lucht in de rest van de buik.
19
Q

hoe onderscheidt een duodenumatresie zich van een oesophagusatresie?

A

Een baby met oesophagus atresie spuugt onmiddelijk alle voeding weer uit. Er is sprake van kwijlen en bellen blazen van speeksel. Geen gallig braken.

20
Q

wat zijn facomatosen?

A

aangeboren aandoeningen waarbij meerdere orgaansystemen kunnen zijn aangedaan, waaronder in ieder geval de huid en het zenuwstelsel.

21
Q

Noem 3 belangrijke neurocutane aandoeningen.

A
  1. neurofibromatosis type 1 (ziekte v Recklinghausen)
  2. Tubereuze sclerose complex
  3. Sturge-Weber syndroom
22
Q

wat is vesico-ureterale reflux (VUR)?

A

een abnormale terugstroom van urine vanuit de blaas naar de ureter of de nier.

23
Q

Hoe vaak komt in de kinderjaren een UWI voor?

A

3-5% bij meisjes
1,5% bij jongens

24
Q

Bij hoeveel procent wordt er een andere afwijking gevonden in de urinewegen bij een UWI?

25
Bij klinische symptomen voor een UWI wordt een urinekweek afgenomen. Hoe wordt dat gedaan bij kleine kinderen?
1. plaszakje 2. eenmalige katheterisatie 3. suprapubische punctie van de blaas
26
wanneer zijn kinderen meer gevoelig voor UWI's?
Tijdens de zindelijkheidstraining
27
Welke gradaties zijn er bij de vesico-uretrale reflux?
Graad 1: VUR in ureter Graad 2: VUR in het pyelum Graad 3-5: onderscheiden zich in mate van dilatatie van de nier en ureter
28
Waar kan VUR tot leiden in combinatie met UWI's?
Pyelonefritis met verlies van parenchym en littekenvorming.
29
Wat is de medicamenteuze behandeling van VUR|?
Antibioticaprofylaxe om UWI en pyelonefritis te voorkomen.
30
Wanneer is een operatie geïndiceerd bij VUR?
Als er doorbraakinfecties zijn of als er achteruitgang is van de nierfunctie.
31