1
Q

Epistemologie

A

Letterlijk kennisleer: Standpunt over hoe we menen kennis op te doen over de objecten die we onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontologie

A

Standpunt over de ‘aard van de wereld’ en die omschrijft hoe men denkt dat de realiteit in essentie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Methode van volharden en vermijden

A

Een alternatieve methode van het fixeren van overtuigingen door het uit de weg gaan van personen en informatie die twijfel over de opvatting kunnen oproepen (Peirce).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Methode van vertrouwen op autoriteit

A

Een alternatieve methode van het fixeren van overtuigingen door een beroep te doen op autoriteit (Peirce).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

A-priori methode van fixatie

A

Een alternatieve methode om voor het fixeren van overtuigingen door overtuigingen te kiezen die het meest aantrekkelijk of vanzelfsprekend zijn (Peirce).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wetenschappelijke methode

A

Een methode om tot een zeker opvatting te komen door actief te zoeken naar empirische gegevens om de opvatting te onderzoeken (Peirce).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fundamenteel onderzoek

A

Onderzoek gericht op het systematisch beschrijven van de werkelijkheid en op het verklaren van fenomenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toegepast onderzoek

A

Onderzoek gericht op het uitoefenen van controle op bepaalde gebeurtenissen of fenomenen, of op het inzitten van theoretische kennis om technologieën te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aristotelisch-Christelijk wereldbeeld

A

Wereldbeeld, ten tijde van de middeleeuwen, dat beschrijft hoe het universum in een perfecte, goddelijke balans is, met aarde als middelpunt. Het enige wat die balans verstoort, is de mens die zich met de erfzonde de toorn van God op de hals heeft gehaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wetenschappelijke revolutie

A

Periode van zo’n 200 jaar waarin men het klassieke Aristotelisch-Christelijke wereldbeeld los begint te laten en in begint te ruilen voor een meer moderne wetenschappelijke kijk op de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Correspondentieprobleem

A

Probleem in de psychologische wetenschappen die draait om de vraag hoe de inhoud van het bewustzijn samenhangt met de werkelijkheid. Dit probleem ontstaat omdat bij onze kennis van de psyche de ontologie en epistemologie nauw aan elkaar zijn verbonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Skepticisme

A

Het idee dat zekere kennis onbereikbaar is als antwoord op het correspondentieprobleem (Socrates).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rationalisme

A

Het idee dat fundamentele kennis alleen in het verstand kan worden gevonden, aangezien de zintuigen feilbaar zijn (Plato).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Deductie

A

Vorm van redeneren vanuit een algemeen principe (major premisse) naar een specifieke situatie (minor premisse).
Het trekken van afleidingen waarbij geldt dat als de stelling waar is, de afgeleide waar moet zijn (als-dan redeneringen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Syllogisme

A

Een vorm van deductief redeneren waarbij vanuit een vooraf waar aangenomen major premisse en een minor premisse een conclusie wordt getrokken (voorbeeld: alle vissen ademen onder water, Kees is mijn goudvis, Kees ademt onder water).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Empirisme

A

Het idee dat men alleen iets over de wereld kan leren door deze goed te observeren en van daaruit een algemene opvatting beredeneert (Aristoteles).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Inductie

A

Het proces van het afleiden van een algemene regel uit specifieke observaties (door middel van een intuïtief sprongetje).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De Verlichting

A

De periode in de tijd van ongeveer 100 jaar waarbij kerkelijke dogma’s langzaam maar zeker ingeruild werden voor meer kritisch denken. Is met name gericht op filosofisch denken over het correspondentieprobleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Idola Tribus (idolen van de stam)

A

Bias die eigen zijn aan de menselijke soort, door specifieke algemene neigingen of door beperkingen van de zintuigen. Voorbeeld: confirmatiebias of beperkingen van het lichtspectrum van ons zicht (Bacon).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Idola Specus (Idolen van de grot/het nest)

A

Bias als gevolg van persoonlijke eigenaardigheden die het gevolg zijn van opvoeding, gewoontevorming of toevalligheden tijdens onze ontwikkeling. Voorbeeld het voor waar aannemen van bijgeloof vanuit de opvoeding, of het niet willen veranderen van zaken uit traditionele overweging (Bacon).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Idola Fori (idolen van de marktplaats)

A

Bias die ontstaat door verwarrend taalgebruik. Voorbeeld: Scepsis betekent van oorsprong het hebben van een onderzoekende houding, maar heeft tegenwoordig een wantrouwige connotatie (Bacon).

22
Q

Idola Theatri (idolen van het theater)

A

Bias door het onvoorwaardelijk accepteren van kennis voor autoriteit en die niet gebaseerd zijn op onbevooroordeelde observaties. Voorbeeld: het onvoorwaardelijk volgen van kerkelijke dogma’s (Bacon).

23
Q

Sensatie

A

Eerste fase van waarnemen volgens Locke: het moment dat ruwe indrukken onze zintuigen betreden.

24
Q

Reflectie

A

Tweede fase van waarnemen volgens Locke: Het samensmelten van ruwe ervaringen tot een ervaring de samengestelde objecten

25
Primaire kwaliteiten
Volgens Locke: onveranderlijke kwaliteiten het object (zoals grootte, vorm, aantal, beweging).
26
Secundaire kwaliteiten
Volgens Locke: kwaliteiten van een object die alleen bestaan als het object wordt waargenomen (kleur, geluid, smaak).
27
Idealisme
Epistomologisch en ontologisch standpunt dat de werkelijkheid alleen bestaat in de ervaring en dat ons bewustzijn bepalend is voor de werkelijkheid (Berkeley).
28
Realisme
Ontologisch standpunt dat er een feitelijke wereld is.
29
Impressies
Directe ervaringen zoals deze bij ons binnenkomen (Hume).
30
Ideeën
De vage kopieën van impressies die achterblijven nadat de bron van onze impressies verdwenen is (Hume).
31
The copy principle
Het principe dat ideeën die bij ons achterblijven uitsluitend kopieën van de wereld zijn zoals die zich voordoet via de zintuigen (Hume).
32
Analytische kennisuitspraken
kennisuitspraken die met zekerheid waar zijn, maar ons niets nieuws leren (Kant).
33
Synthetische kennisuitspraken
Kennisuitspraken die ons nieuwe informatie geven, maar die niet met zekerheid waar zijn (Kant).
34
A-posteriori
Achteraf gegeven, komen na zintuiglijke ervaringen (Kant).
35
A-priori
Vooraf gegeven, komen volledig uit het verstand (Kant).
36
Noumenale wereld
De wereld zoals deze in werkelijkheid is (Kant).
37
Fenomenale wereld
De wereld zoals deze verschijnt in onze ervaringen (Kant).
38
Transcedentaal idealisme
Het aannemen van een realistisch ontologisch standpunt, maar daarnaast stellen dat onze kennis alleen idealistisch van aard is door de stellen dat onze kennis alleen gaat over de fenomenale wereld (Kant).
39
Pragmatisme
Filosofische stroming die stelt dat kennis niet moet worden gezien als een set met ideeën die op enige wijze correspondeert met de werkelijkheid, maar als een set overtuigingen die als richtlijnen dienen voor ons handelen. De waarheid ervan blijkt uit de mate waarin ze ons in staat stellen effectief op te treden in de wereld (kortom: de waarde van de kennis, in plaats van de waarheid van kennis).
40
Papieren twijfel
Vorm van twijfel die volgt uit intellectueel redeneren en die leidt tot de conclusie dat wij niet weten. Deze vorm van twijfel heeft geen betrekking op werkelijke problemen. (Peirce)
41
Levende twijfel
Vorm van twijfel die ontstaat uit aanwijsbare redenen die zich telkens voordoet als we in een situatie belanden waarin we zeker zijn over de wereld en niet goed weten hoe te handelen (Peirce).
42
Doubt-inquiry model
Model die stelt doordat we ergens aan twijfelen, we een zoektocht starten waarmee we onze twijfel proberen te reduceren totdat we komen tot een verzameling goedwerkende overtuigingen over de wereld, met als doel het bereiken van een stabiele staat met evenwichtige overtuigingen die goed aansluiten op de wereld en die op een goede manier richting geven aan ons handelen (Peirce).
43
Fixation of belief
Het fixeren van overtuigingen om weg te bewegen van de twijfel naar een stabiele staat (Peirce).
44
Vitalisme
Het idee dat de kosmos leeft/een levenskracht bezit.
45
Hermeticisme
Het idee dat natuurlijke processen gedreven worden door levende krachten.
46
Wiener Kreis (Vienna Circle)
Groep filosofen dat regelmatig bij elkaar kwam om de implicaties van wetenschappelijke werken te bediscussiëren. Ze poogden paal en perk te stellen aan vage, betekenisloze verklaringen en beweringen en zijn de grondleggers van het logisch positivisme.
47
Logisch positivisme
Filosofische benadering als tegenreactie op de wetenschappelijke benadering van die tijd, waarbij werd gesteld dat betekenisvolle verklaringen alleen de vorm van definities (want die zijn noodzakelijk waar) of verifieerbare empirische verklaringen waren (want die zijn te controleren).
48
Operationele definitie
Definieert de betekenis van een concept in termen van de precieze procedure die wordt gebruikt om aanwezigheid en kwantiteit te meten.
49
Karl Popper
De man die het logisch positivisme neerhaalt door de problemen van inductie bloot te leggen, met als doel na te denken hóé wetenschap het beste beoefend kan worden.
50
Fallibilisme
Onze overtuigingen zijn feilbaar en kunnen altijd fout zijn, waardoor je nooit kunt bewijzen of je theorie waar is. Het enige wat je kunt bewijzen is dat een theorie onwaar is. Het doel van wetenschap is daarmee niet zekere kennis, maar versimillitude (Popper).