1/50 Flashcards
(50 cards)
Epistemologie
Letterlijk kennisleer: Standpunt over hoe we menen kennis op te doen over de objecten die we onderzoeken.
Ontologie
Standpunt over de ‘aard van de wereld’ en die omschrijft hoe men denkt dat de realiteit in essentie is.
Methode van volharden en vermijden
Een alternatieve methode van het fixeren van overtuigingen door het uit de weg gaan van personen en informatie die twijfel over de opvatting kunnen oproepen (Peirce).
Methode van vertrouwen op autoriteit
Een alternatieve methode van het fixeren van overtuigingen door een beroep te doen op autoriteit (Peirce).
A-priori methode van fixatie
Een alternatieve methode om voor het fixeren van overtuigingen door overtuigingen te kiezen die het meest aantrekkelijk of vanzelfsprekend zijn (Peirce).
Wetenschappelijke methode
Een methode om tot een zeker opvatting te komen door actief te zoeken naar empirische gegevens om de opvatting te onderzoeken (Peirce).
Fundamenteel onderzoek
Onderzoek gericht op het systematisch beschrijven van de werkelijkheid en op het verklaren van fenomenen.
Toegepast onderzoek
Onderzoek gericht op het uitoefenen van controle op bepaalde gebeurtenissen of fenomenen, of op het inzitten van theoretische kennis om technologieën te ontwikkelen.
Aristotelisch-Christelijk wereldbeeld
Wereldbeeld, ten tijde van de middeleeuwen, dat beschrijft hoe het universum in een perfecte, goddelijke balans is, met aarde als middelpunt. Het enige wat die balans verstoort, is de mens die zich met de erfzonde de toorn van God op de hals heeft gehaald.
Wetenschappelijke revolutie
Periode van zo’n 200 jaar waarin men het klassieke Aristotelisch-Christelijke wereldbeeld los begint te laten en in begint te ruilen voor een meer moderne wetenschappelijke kijk op de wereld.
Correspondentieprobleem
Probleem in de psychologische wetenschappen die draait om de vraag hoe de inhoud van het bewustzijn samenhangt met de werkelijkheid. Dit probleem ontstaat omdat bij onze kennis van de psyche de ontologie en epistemologie nauw aan elkaar zijn verbonden.
Skepticisme
Het idee dat zekere kennis onbereikbaar is als antwoord op het correspondentieprobleem (Socrates).
Rationalisme
Het idee dat fundamentele kennis alleen in het verstand kan worden gevonden, aangezien de zintuigen feilbaar zijn (Plato).
Deductie
Vorm van redeneren vanuit een algemeen principe (major premisse) naar een specifieke situatie (minor premisse).
Het trekken van afleidingen waarbij geldt dat als de stelling waar is, de afgeleide waar moet zijn (als-dan redeneringen).
Syllogisme
Een vorm van deductief redeneren waarbij vanuit een vooraf waar aangenomen major premisse en een minor premisse een conclusie wordt getrokken (voorbeeld: alle vissen ademen onder water, Kees is mijn goudvis, Kees ademt onder water).
Empirisme
Het idee dat men alleen iets over de wereld kan leren door deze goed te observeren en van daaruit een algemene opvatting beredeneert (Aristoteles).
Inductie
Het proces van het afleiden van een algemene regel uit specifieke observaties (door middel van een intuïtief sprongetje).
De Verlichting
De periode in de tijd van ongeveer 100 jaar waarbij kerkelijke dogma’s langzaam maar zeker ingeruild werden voor meer kritisch denken. Is met name gericht op filosofisch denken over het correspondentieprobleem.
Idola Tribus (idolen van de stam)
Bias die eigen zijn aan de menselijke soort, door specifieke algemene neigingen of door beperkingen van de zintuigen. Voorbeeld: confirmatiebias of beperkingen van het lichtspectrum van ons zicht (Bacon).
Idola Specus (Idolen van de grot/het nest)
Bias als gevolg van persoonlijke eigenaardigheden die het gevolg zijn van opvoeding, gewoontevorming of toevalligheden tijdens onze ontwikkeling. Voorbeeld het voor waar aannemen van bijgeloof vanuit de opvoeding, of het niet willen veranderen van zaken uit traditionele overweging (Bacon).
Idola Fori (idolen van de marktplaats)
Bias die ontstaat door verwarrend taalgebruik. Voorbeeld: Scepsis betekent van oorsprong het hebben van een onderzoekende houding, maar heeft tegenwoordig een wantrouwige connotatie (Bacon).
Idola Theatri (idolen van het theater)
Bias door het onvoorwaardelijk accepteren van kennis voor autoriteit en die niet gebaseerd zijn op onbevooroordeelde observaties. Voorbeeld: het onvoorwaardelijk volgen van kerkelijke dogma’s (Bacon).
Sensatie
Eerste fase van waarnemen volgens Locke: het moment dat ruwe indrukken onze zintuigen betreden.
Reflectie
Tweede fase van waarnemen volgens Locke: Het samensmelten van ruwe ervaringen tot een ervaring de samengestelde objecten