101/150 Flashcards
(50 cards)
Afhankelijke variabele
Een variabele waarbij de verandering in waarde afhankelijk is van een andere variabele in een onderzoek
Interventie
De specifieke veranderingen die een onderzoeker doet aan 1 of meerdere variabelen.
Derde variabele (extraneous variable)
alle variabelen die, naast de onafhankelijke variabele(n), van invloed zijn op de afhankelijke variabele(n).
Confounding variabele
Een variabele van enig invloed op de onafhankelijke en/of afhankelijke variabele in een onderzoek, die niet mee is genomen in de onderzoeksopzet en daardoor de interpretatie van het resultaat beïnvloedt.
Anders gezegd: Een derde variabele die een gemeenschappelijke oorzaak is van 2 correlerende variabelen.
Hawthorne effect (observer bias)
Een psychologisch effect waarbij deelnemers (onbewust) hun gedrag aanpassen, omdat ze geobserveerd worden.
Experimentele opzet
De manier waarop verschillende aspecten van een experiment worden ontworpen, welke bijdragen aan de effectiviteit van het experiment om tot bewijzen te komen voor of tegen een hypothese.
Cruciaal experiment
Experiment opgezet om uitsluitsel te geven welke van de twee hypothesen (meer) kloppend is.
Onderdeterminatie
Het bewijs is onvoldoende om uitsluitsel te geven over welke hypothese kloppend is bij een cruciaal experiment.
Anders gezegd: Er bestaan andere soorten verklaringen voor de gevonden onderzoeksresultaten, zoals bijvoorbeeld hulpaannamen.
Hulpaannamen (auxiliary assumptions)
Aannamen die waar moeten zijn voordat de data de relatie kan aantonen die wordt onderzocht in de hypothese.
Replicatie
Het herhalen van hetzelfde experiment, meestal met een modificatie in het ontwerp, om te controleren of de resultaten hetzelfde blijven.
Perfect gecontroleerd experiment
Een theoretisch experiment waarbij alle derde variabelen volledig gecontroleerd worden, zodat er geen sprake kan zijn van confounders. Dit is in realiteit vaak niet mogelijk.
Clusterindicaties
Meerdere markeringen van een variabele samen vormen een beeld van een variabele om deze preciezer te meten zonder deze te simpel te maken.
Directe controle van een variabele
Het op constante waarde houden van een derde variabele, zodat deze niet kan storen met het verband tussen de afhankelijke variabele en de onafhankelijke variabele.
Indirecte controle van een variabele
Het zorgen dat de derde variabelen geen confounders worden door ze gelijk te houden tussen de experimentele groep en de controle groep.
Randomisatie
Het zonder onderscheid indelen van deelnemers in de experimentele groep of de controlegroep.
Blind experiment
Experiment waarbij onderzoekers niet weten welke deelnemers in de experimentele of controlegroep zitten om zo bias van de onderzoekers te voorkomen,
óf
Experiment waarbij deelnemers niet weten of ze in de experimentele of controlegroep zitten om zo bias van de deelnemers te voorkomen
Placebo effect
Het effect waarbij de gezondheid verbeterd door het verwachtte effect van de interventie, maar niet door de interventie zelf.
Deceptie
Het actief misleiden van deelnemers om het effect van de verwachting te sturen.
Dubbel-blind experiment
Experiment waarbij zowel de onderzoekers als deelnemers niet weten of ze in de experimentele groep of controlegroep zitten, om de bias van zowel deelnemers als onderzoekers te voorkomen.
Valide
(binnen experimenten) De manipulatie heeft betrekking op het construct dat je wil manipuleren.
Chirurgisch
(binnen experimenten) De manipulatie wordt precies uitgevoerd: enkel de beoogde onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd, de interventie heeft geen betrekking op andere derde variabelen.
Experimentele opstelling
De specifieke constellatie van alle aspecten in een onderzoek die bestaan naast de onderzoeksopzet.
Correlatie
Een samenhang tussen 2 variabelen of gebeurtenissen waarbij de hogere waarde van de ene variabele/gebeurtenis samenhang met een hogere of lagere waarde van de andere.
Post hoc, ergo propter hoc (letterlijk: na dit, dus door dit)
Drogreden waarbij een oorzakelijk verband wordt aangenomen na aanleiding van spatiotemporele opvolging.
Anders gezegd: Omdat twee dingen dichtbij elkaar en snel opvolgend gebeuren, wordt er een oorzakelijk verband aangenomen.