§1 opdracht 3 Griekse en Latijnse woorden Flashcards
(20 cards)
a priori
vooraf aangenomen als vaststaand feit
ad hoc
voor dit speciale geval
alea iacta est
de teerling is geworpen
carpe diem
pluk de dag
casu quo (c.q.)
in welk geval; in het zich voordoende geval
conditio sine qua non
noodzakelijk, absolute voorwaarde
cum suis (c.s.)
met de zijnen
errare humanum est
vergissen is menselijk
in vino veritas
dronken mensen spreken de waarheid
in-vitro
in (het) glas; in een reageerbuis
mutatis mutandis
met de veranderingen die nodig zijn bij toepassing in een andere situatie
nomen est omen
een naam is een voorteken
primus inter pares
de eerste onder zijn gelijken
quod erat demonstrandum (q.e.d.)
wat aangetoond moest worden
quod non
wat niet het geval is
sub rosa
vertrouwelijk; in vertrouwen
tabula rasa
schone lei; onbeschreven blad
terra incognita
onbekend land; zaak waarvan men niets weet
veni, vidi, vici
ik kwam, ik zag, ik overwon
verba volant, scripta manent
woorden vervliegen, het geschrevene (wie schrijft, die blijft)