§5 opdracht 17 woorden rondom Migratie en integratie Flashcards
(25 cards)
integratie
opgaan en opnemen in een groter geheel
bejegening
manier waarop je met iemand omgaat of iemand tegemoet treedt
participatie
deelname-; het deelnemen of meedoen aan iets
engagement
betrokkenheid; gevoel van morele verplichting
segregatie
scheiding; afscheiding
xenofobie
vrees voor vreemdelingen; afkeer van of haat tegen vreemdelingen
te wensen overlaten
onvoldoende zijn; nog (lang) niet in de gewenste of ideale toestand verkeren
verzuiling
maatschappelijke situatie waarbij een sterke scheiding bestaat tussen politieke en religieuze groeperingen die elk hun eigen organisaties hebben.
parallelle samenlevingen
grote groepen mensen binnen een land die volstrekt apart van elkaar leven
assimilatie
volledige aanpassing
multiculturele
bestaande uit veel verschillende culturele achtergronden
gelatenheid
berusting; geduld
etnische
naar ras en/of afkomst onderscheiden
minderbedeelden
mensen die vooral in materiële zin duidelijk minder hebben dan het gemiddelde
cultuurrelativisme
opvatting dat je je eigen cultuur, normen en
waarden niet mag opdringen aan andere culturen; idee dat alle culturen gelijkwaardig zijn en dat de eigen culturele waarden betrekkelijk zijn
universalisme
idee dat bepaalde waarden en normen voor
iedereen in elke samenleving gelden en dus universeel zijn
zelfontplooiing
mogelijkheid om datgene wat je in je hebt, te ontwikkelen
geseculariseerde
meer wereldlijke; niet-religieus geworden
emancipatie
vrij worden uit een onderdrukte positie; het zich vrijmaken van beperkingen
tolereert
toestaat; toelaat; accepteert
uitwassen
extreme vormen; ongewenste ontwikkelingen
geledingen
lagen; sectoren
collectief
gezamenlijkheid; groep mensen die iets samen doen of iets gemeen hebben
cohesie
samenhang