Norsk Funksjoner Av Språket 5 Flashcards

1
Q

Neem me niet kwalijk, heb je een kamer vrij?

A

Unnskyld, har du et rom ledig?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neem me niet kwalijk, weet je misschien waar ik een hotel kan vinden?

A

Unnskyld, vet du kanskje hvor jeg kan finne et hotell?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vind ik het hotel?

A

Hvor finner jeg hotellet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Heb je een kamer te huur?

A

Har du et rom til leie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is die op de begane grond?

A

Er det i förste etasje?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is de kamer met of zonder bad?

A

Er rommet med eller uten bad?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kost de kamer?

A

Hva koster rommet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Moet het een tweepersoonskamer zijn?

A

Skal det vaere et dobbeltrom?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik wil graag twee(2) eenpersoonskamers hebben.

A

Jeg vil gjerne ha to(2) enkeltrom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik wil graag een goed hotel hebben

A

Jeg vil gjerne ha et godt hotell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is het nodig om te reserveren?

A

Er det nödvendig ä reservere?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wij logeren in het Parkhotel

A

Vi bor pä Parkhotellet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De winkel is gesloten

A

Butikken er stengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De winkel gaat om vier(4) uur dicht

A

Butikken stenger klokka fire(4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De winkel is om negen(9) uur open

A

Butikken er äpen klokka ni(9)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De winkel gaat om negen(9) uur open

A

Butikken äpner klokka ni(9)

17
Q

Is er een winkel in de buurt?

A

Er det en butikk i nearheten?

18
Q

Er is een winkel op de hoek

A

Det er en butikk pä hjörnet

19
Q

De appels kosten twee(2) kronen per stuk

A

Eplene koster to(2) kroner stykket

20
Q

Ik betaal 3,40 voor de volle melk

A

Jeg betaler 3,40 for helmelken

21
Q

Ik betaal aan de kassa

A

Jeg betaler i kassen

22
Q

Ik moet brood en melk hebben

A

Jeg skal ha bröd og melk

23
Q

De winkel ligt aan de rechterkant; Het station ligt aan de linkerkant

A

Butikken ligger pä höyre side; stasjonen ligger pä venstre side

24
Q

Goede reis!

A

God tur!