Norsk Funksjoner Av Språket 8 Flashcards

1
Q

Wat staat er vandaag op het menu?

A

Hva stär pä menyen i dag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik eet het gerecht van de dag

A

Jeg spiser dagens rett

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aardbeien met vanillesaus als dessert

A

Jordbaer med vaniljesaus til dessert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een glas bronwater bij het warme eten

A

Et glass mineralvann til middagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Moeder kookt eten voor ons

A

Mor laget mat til oss

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het eten koken kost tijd

A

Matlagingen tar tid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nietwaar?

A

Ikke sant?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wij eten in de cafetaria

A

Vi spiser pä kafetariaen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

We drinken koffie in de cafetaria

A

Vi drikker kaffe pä kafetariaen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Jij trakteert mij

A

Du spanderer pä meg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik ga in de rij staan

A

Jeg stiller meg i kö

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een halve theelepel zout

A

En halv teskje salt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een eetlepel boter

A

En spiseskje smör

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het is een beetje te veel

A

Det er litt for mye

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het recept van pannenkoeken

A

Oppskriften pä pannekaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De helft van het recept

A

Halvparten av oppskriften

17
Q

Hij eet pannenkoeken bij de koffietafel

A

Han spiser pannekaker som kaffemat

18
Q

Ik bak pannenkoeken voor jullie

A

Jeg steker pannekaker til dere

19
Q

Ik heb onlangs bij Astrid gegeten

A

Jeg spiste hos Astrid forleden

20
Q

Ik heb gisteren iets (erg) lekkers gegeten

A

Jeg spiste noe (veldig) godt i gär

21
Q

Op het ogenblik

A

For öyeblikket

22
Q

Is Per buiten?

A

Er Per ute?

23
Q

Hij ging een uur geleden naar buiten

A

Han gikk ut for en time siden

24
Q

We zitten buiten op het terras

A

Vi sitter ute pä terrassen

25
Q

Laten we het terras op gaan

A

La oss gä ut pä terrassen