FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Flashcards

1
Q

samenleven

A
  • Levensgemeenschap waarbinnen kinderen worden verwekt en grootgebracht (socialisering)
  • Primaire kern van de sociale zekerheid
  • Werd geïnstitutionaliseerd en werd huwelijk genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

institutionalisering

A
  • Institutionalisering van het huwelijk: regels zijn uitgewerkt m.b.t. het statuut van de gehuwden (hoeveel personen, voorwaarden om te mogen huwen, …)
  • Men moet dergelijke regeling verabsoluteren: als enige aanvaardbare mogelijkheid voor te stellen of op te dringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

huwelijk (begrip)

A

duurzame vereniging van twee personen die door een vormelijke overeenkomst toetreden tot de instelling huwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vormelijke overeenkomst (huwelijk)

A

o Vormelijk wil zeggen dat het huwelijk niet louter tot stand komt door de consensus van de partijen, maar dat de rechtsgeldige totstandkoming ook afhankelijk is van de naleving van pleegvormen
o Onderscheidt zich hierdoor van concubinaat (feitelijke samenwoning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

doel (huwelijk)

A

o Stichten van een levensgemeenschap waar twee personen als koppel willen samenleven
o Hierdoor onderscheidt het huwelijk zich van kortstondige verhoudingen, zoals prostitutieverhoudingen, en het ‘praetium stupri’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

schijnhuwelijk

A
  • Gesimuleerd huwelijk of schijnhuwelijk is een huwelijk dat gesloten wordt met een andere bedoeling dan het stichten van een duurzame levensgemeenschap
  • Sluiten van een schijnhuwelijk is als misdrijf ingevoerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

instelling (huwelijk)

A

o de inhoud van de verbintenis kan niet vrij door de partijen geregeld worden en niet vrij verbroken worden
o wet regelt alle gevolgen ten opzichte van de gehuwden zelf en van hun kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

grondrecht (huwelijk)

A

o Fundamenteel recht
o Als grondrecht schijnt het huwelijk enkel als erkenning te krijgen tussen personen van verschillend geslacht
(niet meer zo) (huwelijk is niet meer de hoeksteen):
- Sinds mensenheugenis is het huwelijk voorbehouden aan één man en één vrouw en vormde het de hoeksteen van de maatschappij
- Sinds jaren 60 hoeksteen kwijtgeraakt
- Door invoering van homohuwelijk in 2003 is de procreatieve functie van het huwelijk volledig weggevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

primair huwelijksstelsel

A

o Regelen zowel aspecten m.b.t. de persoon van de gehuwden, als aspecten m.b.t. hun goederen
o Regeling is dwingend voor beide echtgenoten, ze kunnen er niet van afwijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

secundair huwelijksstelsel

A

o De gevolgen van het huwelijk t.a.v. het niet-fundamenteel vermogensstatuut kunnen grotendeels door de aanstaande echtgenoten zelf worden vastgelegd bij huwelijkscontract
o Huwelijkvermogenrecht is aanvullend recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevolgen tav de persoon

A
  1. juridische gelijkheid
  2. vrijheid
  3. wederzijdse huwelijksverplichtingen
  4. sanctionering bij niet-naleving wederzijdse huwelijksverplichtingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

juridische gelijkheid (gevolgen tav de persoon)

A

Civielrechtelijke gelijkheid van de echtgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vrijheid (gevolgen tav de persoon)

A

a) Naam: elke echtgenoot behoudt zijn familienaam, maar mogen ook familienaam van partner bedienen
b) Woonplaats: Ieder van de echtgenoten bepaalt vrij zijn woonplaats, beide echtgenoten moeten wel de echtelijke verblijfplaats betrekken
c) Nationaliteit: ieder van de echtgenoten behoudt in principe zijn nationaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wederzijdse huwelijksverplichtingen (gevolgen tav de persoon)

A
  1. Samenwonen
    o Het geschiedt in de echtelijke verblijfsplaats
    o Echtelijke verblijfplaats wordt door beide echtgenoten in onderlinge overeenstemming vastgesteld
  2. Getrouwheid
    o In negatieve zin betekent het dat de partners de verplichting hebben zich te onthouden van iedere geslachtelijke omgang met een ander dan de mede-echtgenoot
    o In positieve zin dat elk van de echtgenoten recht heeft op geslachtsgemeenschap in normale omstandigheden met zijn partner
  3. Hulp
    o Echtgenoten moeten elkaar onderhouden, d.w.z. dat ze elkaar het nodige moeten verschaffen
  4. Bijdrage in huwelijkslasten
    o Het slaat op de kosten van de echtgenoten en de kinderen
    o Iedere echtgenoot moet naar zijn mogelijkheden bijdragen in de lasten van het huwelijk
  5. Bijstand
    o Morele steun en affectie van de ene echtgenoot jegens de andere, bijvoorbeeld de verzorging van de zieke echtgenoot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sanctionering bij niet-naleving wederzijdse huwelijksverplichtingen (gevolgen tav de persoon)

A
  1. Echtscheiding
    o Het niet-nakomen van de huwelijksverplichtingen kan aanleiding geven tot echtscheiding
  2. Alimentatie
    o Bij verzuim van de verplichting tot hulpverlening kan de mede-echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud vorderen bij de familierechtbank
  3. Dringende en voorlopige maatregelen
    o Magistraat kan dringende en voorlopige maatregelen bevelen betreffende de persoon en de goederen van de echtgenoten en de kinderen geboden blijken
  4. Delegatie of sommendelegatie
    o Familierechtbank kan de verzoekende echtgenoot machtigen om met uitsluiting van de in gebreke gebleven echtgenoot zijn inkomsten te ontvangen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gevolgen tav de goederen

A
A.	Vrije inzet diensten
B.	Vrije ontvangst inkomsten
C.	Vrijheid bankverrichtingen
D.	Hoofdelijkheid voor huishoudelijke schulden
E.	Bescherming gezinswoning
F.	Vertegenwoordiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vrije inzet diensten (gevolgen tav de goederen)

A

Ieder van de echtgenoten mag vrij zijn diensten inzetten d.w.z. dat ieder van hen vrij een beroep mag uitoefenen zonder de instemming van de andere echtgenoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vrije ontvangst inkomsten (gevolgen tav de goederen)

A

Iedere echtgenoot ontvangt zijn loon alleen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vrijheid bankverrichtingen (gevolgen tav de goederen)

A

Iedere echtgenoot kan, zonder toestemming van de andere, op zijn naam gelijk welke rekening openen en eveneens een kluis huren bij de bank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoofdelijkheid voor huishoudelijke schulden (gevolgen tav de goederen)

A

Iedere schuld die door een van de echtgenoten wordt aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen verbindt de andere echtgenoot hoofdelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bescherming gezinswoning (gevolgen tav de goederen)

A

De ene echtgenoot kan zonder instemming van de andere beschikken over de rechten die hij bezit op het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning dient, noch dat goed met hypotheek mag bezwaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vertegenwoordiging (gevolgen tav de goederen)

A

Kan gerechtelijke vertegenwoordiging zijn; wanneer één van de echtgenoten in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven en de ander zich tot de rechter richt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ontbinding huwelijk

A

Ontbinding mogelijk ofwel door de dood ofwel door een vonnis dat de scheiding uitspreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

overlijden (bij huwelijk)

A

Huwelijk ontbonden door het overlijden van de echtgenoot

De langstlevende echtgenoot krijgt de staat van weduwe of weduwnaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

juridische betekenis van echtscheiding

A
  • Ontbinding van het huwelijk op basis van een vonnis
  • Twee echtscheidingsvormen: echtscheiding door onderlinge toestemming of echtscheiding na onherstalbare ontwrichting van het huwelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

echtscheiding na onherstelbare ontwrichting (begrip)

A

o Wanneer de voortzetting van het huwelijk onmogelijk is geworden
o De niet-naleving van de huwelijkse plichten: overspel, verlaten van de echtelijke woonst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

gevolgen van echtscheiding na onherstelbare intwringing

A

a) Het huwelijk wordt ontbonden zodat de ex-echtgenoten kunnen hertrouwen
b) Alimentatie (art 301 BW)
i. de partijen zijn hierin vrij overeenkomsten te sluiten
ii. duur van alimentatie mag de duur van het huwelijk niet overtreffen
iii. rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat de verzoeker een zware fout heeft begaan
c) zijn er minderjarigen, dan wordt het gezag over de persoon en het beheer van de goederen van die kinderen in beginsel door beide ouders gezamenlijk uitgeoefend. Het kind of de kinderen worden bij voorkeur toevertrouwd met een gelijk verblijf bij elk van de ouders; in belang van het kind kan de rechter afwijken
d) alle huwelijksvoordelen gaan verloren
e) wordt het huwelijk ontbonden en wordt derhalve het bestaande goederenstelsel beëindigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

echtscheiding na onderlinge toestemming (begrip)

A
  • Onherstelbare ontwrichting blijkt uit een gezamenlijke gevorderde echtscheiding
  • Niet de ontwrichting, maar de onderlinge en volgehouden wilsuiting, uitgedrukt op de wijze en onder de voorwaarden die de wet bepaalt vormt de grondslag tot de echtscheiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

voorwaarden bij echtscheiding door onderlinge toestemming

A

Er zijn geen materiële voorwaarden meer om een echtscheiding door onderlinge toestemming te bekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

procedure (echtscheiding onderlinge toestemming)

A
  • Alles op voorhand regelen in één of meerdere overeenkomsten
  • Ook dient de rechter nog een paar maal tussen te komen
  • Partijen dienen voorafgaande overeenkomsten in:
    o Over hun wederzijdse rechten m.b.t. hun verblijfplaats; regelingsakte
    o Over hunzelf en hun kinderen m.b.t. hun verblijfplaats; familierechtelijke overeenkomsten
  • Echtgenoten dienen eenmaal gezamenlijk voor de familierechtbank te verschijnen van hun keuze om hun wil tot echtscheiding te kennen te geven
    o Indien ze al meer dan 6 maanden feitelijk gescheiden zijn, zijn ze in beginsel niet verplicht om te verschijnen en kan het schriftelijk verlopen
    o Rechtbank kan wel persoonlijke verschijning bevelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

gevolgen (echtscheiding onderlinge toestemming)

A
  • De gevolgen van de echtscheiding worden beheerst door de regelingsakte en de familierechtelijke overeenkomst
  • Alles wat de goederen van de ex-echtgenoten betreft, wordt beheerst door de gesloten overeenkomst; deze kan in de loop van de procedure alleen op gezamenlijke voorstel van de echtgenoten worden gewijzigd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wettelijke samenwoning (instelling)

A
  • Huwelijk was tot voor kort de enige juridische onderbouwde samenlevingsvorm; er hebben zich verschuivingen voorgedaan
  • De erfbelasting speelt een belangrijke rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

voorwaarden wettelijke samenwoning

A
  • Partijen moeten instemmen met de wettelijke samenwoning
  • Twee personen, ongeacht het geslacht of eventuele familiebanden; meer dan twee personen kan vooralsnog niet
  • Geen van beiden mag verbonden zijn door een huwelijk of een eerder wettelijke samenwoning
  • De partijen moeten handelingsbekwaam zijn
  • Vormvoorwaarde: partijen moeten schriftelijke verklaring van wettelijke samenwoning afleggen bij ambtenaar van burgerlijke stand: vermelden in bevolkingsregister
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

gevolgen wettelijke samenwoning

A

I. Wederzijdse rechten en verplichtingen (art 1477-1478 BW)
o Bescherming van gezin en inboedel
o Instemming van beiden vereist voor behandelingen m.b.t. de gezinswoning en de inboedel
o Draagt naar evenredigheid bij in de lasten van de samenleving
o Elk van de samenwonenden is hoofdelijk gehouden tot de schulden die de andere heeft gemaakt ten behoeve van het samenleven en de kinderen
o Instituut van wettelijke samenwoning verplicht derhalve niet tot: samenwoning, bijstand, getrouwheid, hulp(alimentatie)
II. Andere gevolgen
o Elke van de partners wordt geacht eigenaar te zijn van de aanwezige goederen, voor zover hij zijn eigendom kan bewijzen; niet bewijzen, goederen in onverdeeldheid
III. Sancties (art 1479 BW)
o Familierechtbank kan maatregelen nemen wanneer de verstandhouding tussen de samenwonenden ernstig verstoord is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

einde wettelijk samenwoning

A
  • Veel eenvoudiger dan het beïndigen van een huwelijk
  • Bij overlijden van 1 van de partijen; bij huwelijk van 1 van de partijen; bij onderlinge overeenstemming en op eenzijdige wijze door een van hen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

feitelijke samenwoning

A
  • Levensgemeenschap van twee personen zonder de vormen voor het aangaan van het huwelijk of de wettelijke samenleving na te leven
  • Rechtsgevolgen zijn niet in het burgerlijk recht geregeld (zorgt voor zwakke positie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

afstammeling (begrip)

A
  • De afstammeling is de band tussen bepaalde personen en hun afstammelingen, inzonderheid tussen ouder en kinderen
  • Afstamming duidt op een bloedband die door de wet wordt erkend en waaraan gevolgen worden gehecht: er rechten en verplichtingen aan vastgeknoopt, die de grondslag van de familie uitmaken
  • In burgerlijk recht onderscheidt me de biologische afstamming, de fictieve afstamming en de artificiële afstamming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hervorming ban 31 maart 1987 (biologische afstammeling)

A
  • Voor de wet van 31 maart 1987 was het afstammingrecht gekenmerkt door het onderscheid tussen ‘wettige’ en ‘onwettige’ kinderen
  • Wetgever omschreef wel wettig waren en welke niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

marckx-arrest

A

EHVRM heeft de Belgische staat veroordeeld omdat de voormelde wetgeving (31 maart dare) strijdig was met de mensenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

vaststelling van de afstammeling

A
  1. moederschap
  2. vaderschap
  3. meemoederschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

vaststelling moederschap

A
  • De bevallen vrouw is juridisch de moeder van het kind

- De vermelding van haar naam in de geboorteakte volstaat om de moederlijke afstamming vast te stellen

42
Q

vaststelling meemoederschap

A
  • Kind kan juridisch naast zijn moeder een ‘meemoeder’ hebben in plaats van een vader
  • Binnen het huwelijk is beginsel van meemoederschap van toepassing
  • Buiten huwelijk: door erkenning of door gerechtelijk onderzoek
  • Analoog voor vader
43
Q

vaststelling vaderschap

A
  • Een man is gehuwd met de bevallen vrouw
    o Afstamming wordt rechtens vastgesteld zonder enige tussenkomst
  • De vader en de moeder zijn ongehuwd
    o Uitdrukkelijke wilsverklaring van de man die te kennen geeft dat hij de biologische vader is van het kind
  • Een gehuwde man erkent een kind bij een ongehuwde moeder
    o Erkenning vereist bekentenis van overspel
  • Een man erkent een kind bij een gehuwde vrouw, die niet zijn echtgenote is
    o Een gecombineerde vordering:
    -> een betwisting van het vaderschat van de echtgenoot van bevallen vrouw
    -> een erkenning van het kind door de vermeende vader
44
Q

adoptie (de instelling)

A

De adoptie of fictieve afstamming is de vorm van afstamming op basis van een vonnis, waardoor het ouderschap wordt gecreëerd

45
Q

enkele kenmerken van de adoptie

A
  • Adoptie uitgesproken door rechter
  • Adoptanten moet geschikt verklaard worden voor adoptie
  • Geadopteerde moet toestemmen vanaf zijn 12 jaar
  • Personen van hetzelfde geslacht kunnen sinds 2006 samen adopteren, waardoor homoadoptie in België mogelijk is geworden
  • Geadopteerde krijgt naam van de adoptant; ook zijn voornaam kan gewijzigd worden
  • Biologisch ouders kunnen een verklaring van adopteerbaarheid laten opstellen vanaf twee maanden na de geboorte
46
Q

gevolgen van afstamming

A
  • Kind krijgt de naam, woonplaats en de nationaliteit van de ouder
  • Kind heeft een volwaardig erfrecht
  • Kind is ten allen tijde respect verschuldigd aan zijn ouders en vice versa
  • Kind heeft het recht op en de plicht tot steunverlening
  • Ten slotte wordt het ouderlijke gezag ingericht
47
Q

primair huwelijksvermogensrecht

A

behelst de fundamentele regels die het vermogensstatuut voor elk huwelijk bepalen; zijn verweven met de regels op het stuk van de persoonsrechtelijke gevolgen van het huwelijk

48
Q

secundair huwelijksvermogen

A

bevat hoofdzakelijk wetsbepalingen van aanvullende aard of van aanvullend recht; partijen hebben de vrijheid om bij huwelijkscontract een bijzondere huwelijksvermogensregeling uit te werken

49
Q

2 kenmerken, huwelijksstelsel

A
  • Het huwelijksvermogensrecht beheerst het statuut van de huwelijksvermogen van de echtgenoten, hun rechten en verplichtingen m.b.t. die vermogens en hun verhouding ten opzichte van derden
  • Hebben de partijen voor het aangaan van het huwelijk geen huwelijkscontract gesloten, dan is het wettelijke stelsel op hen van toepassing
50
Q

wettelijk stelsel (begrip)

A
  • Gemeenschap van aanwinst wordt opgebouwd rond drie vermogens; het eigen vermogen van elk van de echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen
  • Wettelijk stelsel treedt rechtens in werking in alle gevallen waarin de aanstaande echtgenoten geen huwelijkscontract hebben gesloten en vult eventueel een gesloten contract aan
51
Q

gemeenschappelijk vermogen

A
  • Behoort al datgene wat de echtgenoten tijdens het huwelijk verdiend hebben d.w.z. alle inkomsten uit arbeid en beleggingen (actiefzijde)
  • Schulden van de gemeenschap, de schulden die de echtgenoten samen hebben gemaakt, aangevuld met de schulden in het belang van het gezin en de kosten om de gemeenschappelijke inkomsten te verzekeren (passiefzijde)
52
Q

eigen vermogens

A
  • Al de goederen die ze hadden voor het huwelijk hadden, goederen die ze tijdens het huwelijk om niet verwerven en goederen eigen door de persoonlijke aard
  • Schuldeisers:
    o Eigen schulden kunnen slechts verhaald worden op het eigen vermogen van de echtgenoten
    o Gemeenschappelijke schulden kunnen verhaal worden én op het eigen vermogen, én op het gemeenschappelijk vermogen
53
Q

huwelijkscontract (begrip)

A
  • Het huwelijkscontract is de vormelijke overeenkomst tussen aanstaande echtgenoten waarbij zij zelf overgaan tot regeling van de gevolgen van hun huwelijk ten aanzien van hun goederen en geldelijke belangen, tijdens het huwelijk en bij ontbindingen ervan; het vervangt het wettelijk huwelijksstelsel
54
Q

geldigheid van het huwelijks contract (algemene vereisten)

A

niet strijdig met de openbare orde, goede zeden en de regels van het primair huwelijksstelsel, voogdij, ouderlijk gezag en de wettelijke erfopvolging

55
Q

geldigheid van het huwelijks contract (ongeldige bedingen)

A
  • Indien het contract ongeldige bedingen bevat, is heel het huwelijkscontract nietig op voorwaarde dat deze clausules een essentieel onderdeel van het huwelijksstelsel uitmaken
  • Wanneer nietig => dan geldt wettelijk stelsel
56
Q

geldigheid van het huwelijks contract (vormvereisten)

A
  • Naleving vormvereisten is noodzakelijk opdat het contract tot stand zou komen
  • Opmaken bij notariële akte
57
Q

geldigheid van het huwelijks contract (inwerkingtreding)

A

Treedt enkel in werking op het ogenblik dat het huwelijk gesloten is, ondanks enig andersluidende overeenkomst

58
Q

publiciteit van het huwelijkscontract

A

Om aan derden te goeder trouw te kunnen worden tegengeworpen, moet voor publiciteit van de huwelijksvermogensregeling worden gezorgd, althans voor de van het wettelijk stelsel afwijkende bedingen

59
Q

keuzevrijheid bij het stelsel

A
  • Volledige keuzevrijheid voor een ander stelsel
  • Volledig zelf uitwerken
  • Ze kunnen ook kiezen voor aangepast stelsel op basis van gemeenschap of voor een stelsel zonder gemeenschap
60
Q

bedongen gemeenschap bij gekozen stelsel

A
  • Gaat om een gemeenschappelijk stelsel dat identiek is of afwijkt van het wettelijk stelsel; het afwijken kan betrekking hebben op de samenstelling van de gemeenschap en de verdeling van de gemeenschap (in elk geval blijven de regels i.v.m. het bestuur van het gemeenschappelijk vermogen van toepassing)
  • Wanneer het gaat over bedingen van ongelijke verdeling, zijn er ook verschillende mogelijkheden; de echtgenoten hebben een grote vrijheid met betrekking tot de keuze van deze bedingen
    o het toekennen van een recht op vooruitneming door een voorafnamen van geld of goederen
    o een ongelijke verdling bij de ontbinding d.w.z. afwkijken van de regel van gelijke delen; is zelfs geoorloofd de gehele gemeenschap toe te bedelen aan de langst levende
    o een overnamebeding ten behoeve van de langstlevende tegen schattingsprijs
61
Q

scheiding van goederen bij gekozen stelsel

A
  • Beding op basis van scheiding van goederen; maar twee vermogens m.n. dat van elk van de echtgenoten;
    o Iedere echtgenoot heeft bestuursbevoegdheden over de eigen goederen
    o Ieder van hen moet bijdragen in de lasten van het huwelijk waarvoor zij normaal hoofdelijk gehouden zijn
62
Q

erfrecht (algemeen)

A
  • Maatregelen genomen om te voorkomen dat het vermogen van de overledene onbeheerd en zonder eigenaar zou achterblijven
  • Een regeling is noodzakelijk om dit vermogen over te dragen aan één of meerdere levende personen
  • Het geheel van normen die overdracht regelen, noemt men het ‘erfrecht’
  • Erflater kan zijn wil kenbaar maken via testament, heeft voorrang op het erfrecht: testamentaire opvolging
  • Niet volgens testament (of niet volgens geldige regels) dan via de wet: ‘erfopvolging bij versterf’ of ‘erfopvolging ab intestato’
63
Q

nadelen van het achterlaten van een nalatenschap

A
  • Indien de schulden hoger zijn dan de baten, moet de erfgenaam de schulden van de overledene uit eigen zak betalen
  • Indien diegene die aanvaardt een schenking had bekomen van de erflater, moet hij in beginsel deze schenking teruggeven
  • Indien de erfgenaam de nalatenschap zelf niet nodig heeft, kan hij het nalatenschap verwerpen, zodat de nalatenschap rechtstreeks aan zijn nakomelingen nakomen
64
Q

afwijken van het wettelijk stelsel bij nalatenschap

A
  • Testament: voorrang op erfrecht; wel nog bescherming van reservataire erfgenamen
  • Schenkingen: na het overlijden kunnen de reservataire erfgenamen de schenkingen die hun voorbehouden gedeelte overtreffen, doen terugvorderen
65
Q

erflater

A

de overledene (decuius)

66
Q

nalatenschap

A

vermogen van overledene vanuit standpunt van de krijger, erfenis

67
Q

erfgerechtige

A

hij die geroepen wordt tot een nalatenschap

68
Q

erfgenaam

A

hij die een nalatenschap aanvaardt

69
Q

graad (ivm erfopvolging)

A

de afstand in bloedverwantschap: elke generatie is 1 graad

70
Q

lijn (ivm erfopvolging)

A

opeenvolging van graden, waarbij personen afstammen hetzij de ene van de andere, hetzij van een gemeenschappelijke stamvader

  • Rechte lijn: opeenvolging van personen waar de ene van de andere afstamt
  • Zijlijn: opeenvolging van personen die niet van elkaar maar van een gemene stamvader afstammen
71
Q

orde (ivm erfopvolging)

A

groep van erfgenamen die, samen genomen, andere erfgenamen uitsluiten of die door andere erfgenamen, als groep genomen, worden uitgesloten

  • Eerste orde: afstammelingen (kinderen, kleinkinderen) van overledene
  • Twee orde: broers en zussen van overledene en hun kinderen
  • Derde orde: de ascendenten (vader, moeder en grootouders)
  • Vierde orde: gewone zijverwanten tot in de vierde graad: ooms en tantes en hun afstammelingen
  • Eerdere orden sluiten de andere uit; gaat niet meer op sinds langst levende echtgenoot een regelmatig erfgenaam is geworden
  • Langst levende echtgenoot wordt door geen enkele orde uitgesloten en treedt samen met samen als erfgerechtigde aan met de nuttige orde
72
Q

plaatsvervulling

A
  • Wanneer erfgerechtigde vooroverleden is, onwaardig is om te erven of het nalatenschap verwerpt, kunnen hun erfgenamen steeds in hun plaats komen (fig p.127)
  • Verdeling bij hoofde; erfenis in zoveel delen gesplitst, als er personen zijn die in aan merking komen te erven
  • Verdeling bij staken; nalatenschap verdeeld in familietakken; elke familie is een staak (binnen elke staak wordt eventueel bij hoofde verdeeld)
  • Erfenissen verdeeld bij hoofde indien alle erfgerechtigden in de eerste graad erven; zodra er plaatsvervulling is of indien de erfgenamen niet in de eerste graad bevinden, is er erfenis bij staken
73
Q

kloving, bij plaatsvervulling

A

nalatenschap in twee verdeeld, een vaderlijk en moederlijk deel; binnen elk deel zal dan bij staak of bij hoofde verdeeld worden

  • Gewone kloving: toepassing wanneer enkel ascendenten en/of verdere zijverwanten tot de nalatenschap komen
  • Kleine kloving: wanneer halfbroers of halfzussen tot de nalatenschap komen
74
Q
  • Volgende beginselen beheersen de verdelingen van de nalatenschap tussen de bloedverwanten;
A

I. Erfgenamen van een eerdere orde sluiten de erfgenamen van een verdere orde uit
II. Binnen iedere orde sluit de naaste in graad de erfgenamen van een verdere graad uit
III. Treden meerdere erfgenamen op in dezelfde orde en in dezelfde graad, dan verdelen zij de nalatenschap onder elkaar in gelijke delen

75
Q

eerste orde (bloedverwanten)

A
  • Afstammelingen van erflater en eventueel hun afstammelingen (descendenten)
  • Stiefkinderen zijn geen afstammelingen
76
Q

tweede orde (bloedverwanten)

A
  • Broers en zussen (of hun afstammelingen)
  • Is er een lid van de tweede orde aanwezig dan worden de vader en moeder van de erflater in deze orde opgenomen m.a.w. de tweede orde is een gemengde orde: het zijn de personen waarmee de erflater onder hetzelfde dak heeft gewoond
77
Q

derde orde (bloederwanten)

A
  • Ouders en grootouder (ascendenten)

- Leden die tot de derde orde behoren zijn reservataire erfgenamen

78
Q

vierde orde

A

gewone zijverwanten

79
Q

regelmatige erfopvolger (LLE)

A

LLE wordt uit benarde positie gehaald van onregelmatige erfgenaam en opgenomen in de categorie van de regelmatige erfopvolgers

80
Q

wie is de LLE

A

Man of vrouw van de erflater op voorwaarde dat de echtgenoten noch uit de echt, noch van de tafel en bed zijn gescheiden

81
Q

Vaststelling van de nalatenschap van de eerst overledene (LLE)

A
  • Bij overlijden van één van de echtgenoten moet de gemeenschap worden gedeeld
  • Nalatenschap eerste overledene bestaat uit zijn eigen vermogen en zijn deel in de gemeenschap
82
Q

verdeling LLE

A

LLE krijgt met uitsluiting van alle anderen, het recht op de huur van de gemeenschappelijke woning
I. Langstelevende alleen
o Geen andere erfgenamen
o LLE krijgt gehele nalatenschap in volle eigendom
o Dus:
* Door overlijden huwgemeenschap ontbonden: LLE krijgt in beginsel de helft van de gemeenschap, zijnde het aandeel van de gemeenschap (staat los van erfrecht)
* Nalatenschap bestaat uit andere helft van gemeenschap en de eigen goederen van de overledene; LLE ontvangt alles in volledige eigendom
II. Langstlevende en afstammelingen
o Samenloop met kinderen van de erflater
o LLE recht op vruchtgebruik van de gehele nalatenschap van de overledene
o Afstammelingen hebben gedurende het leven van LLE alleen recht op blote eigendom van hun erfdeel
o Onder gehele nalatenschap verstaat men;
* Goederen die nog in de nalatenschap aanwezig zijn, met uitzondering van de legaten die zijn toegekend, in zoverre deze legaten de reservataire aanspraken van de LLE niet in het gedrang brengen
*Goederen die door de inkorting terug in de nalatenschap komen, in zoverre de LLE deze inkorting kan vorderen
* Goederen waarop de LLE een wettelijke vruchtgebruik geniet overeenkomstig
III. Langstlevende en andere bloedverwanten (fig p.134)
o Samenloop van erfgerechtigden van tweede of een verdere orde
o LLE recht op volle eigendom van het aandeel van de overledene in de gemeenschap en in de onverdeeldheden die exclusief tussen de echtgenoten worden aangehouden, en het vruchtgebruik van de eigen goederen van de eerst overledene
IV. Omzetting van het vruchtgebruik
o Betekent dat de blote eigendom en het vruchtgebruik herenigd worden voor de termijn van het vruchtverbruik verstreken is
o Gebeurt tegen betaling, hetzij door het toewijzen van een goed

83
Q

wettelijk samenwonen

A

Wettelijk samenwonenden krijgen, ongeacht welke erfgenamen in samenloop komen, het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tot gemeenschappelijk verblijfplaats diende, het aanwezige huisraad, alsook het recht op huur daarvan

84
Q

giften (begrip)

A

Rechtshandeling waarbij een bepaalde persoon een goed of een recht kosteloos en uit vrijgevigheid overdraagt aan een persoon die aanvaardt

85
Q

drie vereisten bij giften

A

Drie vereisten;

  • Moet gaan om overdracht van een zaak of recht; dienst kan geen voorwerp uitmaken van een gift
  • Zaak moet ‘om niet’ worden overgedragen d.w.z. zonder tegenprestatie
  • overdracht moet uit vrijgevigheid (animus donandi) geschieden; een overdracht ‘om niet’ is alleen dan een gift indien de vrijgevigheid de oorzaak is van de gift
86
Q

soorten giften

A
  • Gift kan geschieden onder levenden; m.a.w. schenking
  • Gift kan ook geschieden ‘bij versterf’ m.a.w. legaat bij testament
  • Belangrijke verschillen:
    • Schenking is contract, legaat is eenzijdige rechtshandeling
    • Schenking is onherroepelijk, legaat is steeds herroepbaar
    • Schenking mag alleen tegenwoordige goederen bevatten, legaat tegenwoordige en toekomstige
87
Q

2 beperkingen mbt giften

A
  1. betrekking op de omvang van de gift m.n. het beschikbaar gedeelte
  2. op de wijze van geven nl. verbod van erfstellingen over de hand
88
Q

beschikbaar gedeelte (begrip)

A
  • Het recht om volledig vrij over de componenten van zijn vermogen en over zijn nalatenschap te kunnen beschikken is de regel.
  • Op regel van vrije beschikking bestaat slechts één uitzondering: het voorbehouden gedeelte (beperkingen gelden enkel voor handelingen ‘om niet’ en sorteren pas effect na het overlijden)

I. Handelingen om niet
o Geldt enkel voor rechtshandelingen om niet, d.w.z. hetzij schenkingen tijdens het leven, hetzij legaten in een testament
II. Probleem na het overlijden
o Vaststelling of een bepaalde persoon al dan niet giften heeft gedaan die het beschikbaar gedeelte overtreffen, wordt gedaan na het overlijden
o Na overlijden wordt vermogen samengesteld:
* Alle goederen en vorderingen, die de overledene ten tijde van zijn overlijden bezat
* Verhoogd met alle door hem gedane schenkingen
o Op basis van deze berekeningen wordt bepaald of een schenking tijdens het leven het beschikbaar deel aantast
o Begiftigde moet deel dat het beschikbare overtreft afstaan

89
Q

reservataire erfgenamen

A

I. Afstammelingen
o Globale reserve bestaat uit de helft van de nalatenschap
II. Ascendenten
o Reserve ascendenten is afgeschaft
o Hebben wel onderhoudsverhouding op nalatenschap, indien een er reële behoefte is ; op twee voorwaarde
* Erflater moet kinderloos zijn
* Ascendent moet aantonen dat hij behoeftig is op het ogenblik van het overlijden of behoeftig wordt als gevolg van het overlijden
III. Langstlevende echtgenoot
o LLE keuze tussen:
* Abstracte reserve: vruchtgebruik op de helft van de goederen van de nalatenschap
* Concrete reserve: vruchtgebruik op gezinswoning en op de daarin aanwezige huisraad
* Primeert op afstammelingen

90
Q

begrip schenking

A
  • Is een vormelijk contract waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet ten voordele van de begiftigde die ze aanneemt
  • Schenker is degene die zich ontdoet van het geschonkene
  • Begiftigde is degene die het geschonkene aanvaardt
91
Q

vormvereisten bij schenking

A

A. Geldigheidsvereiste
- Schenking één van de weinige rechtshandelingen die in het Belgisch recht vormgebonden zijn d.w.z. een rechtshandeling die slechts rechtsgeldig bestaat indien zij tot stand komt met zekere pleegvormen
- Notarieel geschrift voor bewijs en geldigheid
B. Vormen
a) Opstellen van akte door notaris
b) Tweede vormelijke vereiste geldt enkel voor schenkingen van roerende goederen; aan dergelijke schenking moet een begrotende staat toegevoegd worden van goederen (beschrijving en schatting)
c) Aanvaarding moet uitdrukkelijk worden vermeld

92
Q

uitzonderingen bij schenking

A
  • Gift van hand tot hand: gift van roerende goederen, die kunnen overgedragen door afgifte en die door de schenker aan de begiftigde ter hand word gesteld (bv. Gouden uurwerk)
  • Geveinsde schenkingen: is deze onder de vorm van een andere overeenkomst om de schenking te verbergen; indien geen regelen van openbare orde geschonden worden, is een dergelijke schenking geldig als de vormen van de geveinsde akten worden nageleefd
  • Onrechtstreekse schenking: verrijking van de begiftigde die het resultaat is van een andere rechtshandeling dan een schenking (bv. Levensverzekering: schenking van betaalde premies)
  • Gebruikelijke schenkingen: schenking waarvan maatschappelijk wordt aangenomen dat ze, gelet op de concrete situaties, niet in notariële vorm geschiedt (bv. Storting naar Broederlijk Delen)
93
Q

onherroepelijkheid bij een schenking

A
  • Regel dat schenker op een gedane schenking niet kan terugkomen en ze niet ongedaan kan maken, heeft meerdere gevolgen:
    o Men kan geen toekomstige goederen schenken
    o Men kan niets schenken onder last voor de begiftigde om toekomstige schulden van de schenker te betalen (de begiftigde verkrijgt feitelijk zijn gift niet ‘om niet’, hij betaalt ze)
  • Uitzonderingen op regel van onherroepelijkheid
    o De herroeping van de gehele schenking, wanneer de begiftigde de voorwaarden niet vervult waaronder zij, bij wijze van last, gedaan is
    o Herroeping wegens ondankbaarheid van de begiftigde (bv. Aanslag op persoon, beledigingen, …)
    o Bepaalde categorie schenkingen die altijd herroepelijk zijn, nl. schenkingen die gedurende het huwelijk door de ene echtgenoot aan de andere worden gedaan
94
Q

begrip testament

A
  • Akte waarbij de erflater, voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn, over het geheel of over een deel van zijn goederen beschikt
  • Een testament is eenzijdig, herroepelijk en persoonlijk
95
Q

soorten testamenten

A

I. Eigenhandig testament
- Geheel met de hand door de testamentmaker geschreven
- Vormvrij
- Problemen van vindbaarheid en is fraudegevoelig
II. Notarieel testament
- Testament door een notaris geschreven op het ‘dictee’ van de erflater
- Bewaring door notaris in Centraal Testamentregister
III. Testament in internationale vorm
- Testament dat opgemaakt wordt door de testateur of een andere persoon, waarvan de erflater in tegenwoordigheid van twee getuigen en een notaris verklaart dat het zijn testament is en het ondertekend in hun aanwezigheid

96
Q

geldigheidsvereisten van een testament (algemeen en voor elke vorm)

A

I. Testamenten moeten geschreven zijn
II. Eenzelfde testament mag niet de wilsbeschikking van twee of meer personen bevatten, die of beschikkingen bevat ten voordele van een derde, of wederkerige beschikkingen

Voor elk van de specifieke vormen van een testament gelden eigen vereisten

  • Eigenhandig geschreven testamenten
    • Volledig met de hand geschreven
    • Gedagtekend worden
    • En ondertekend worden
  • Notarieel testament
    • Moet worden verleden voor één notaris met twee getuigen of voor twee notarissen
  • Testament in internationale vorm
    • Verklaring en de ondertekening moeten geschieden in aanwezigheid van een notaris en twee getuigen
    • Moet onderaan getekend worden en indien meerdere bladzijden op elke pagina
97
Q

inhoud testament

A
  • Bestaat meestal uit beschikkingen met betrekking tot de goederen van de overledene; die beschikkingen heten ‘legaten’
  • Een legaat is een voordeel dat bij testament wordt gedaan aan een persoon die de overledene zelf aanduidt
  • Erflater kan al de zaken legateren op voorwaarde dat hij de waarde van het beschikbaar gedeelte niet overschrijdt
98
Q

algemeen legaat

A

Is de uiterste wilsbeschikking waarbij de erflater aan één of meer personen de algemeenheid van de goederen geeft (het gehele vermogen wordt ‘uitgedeeld’)

99
Q

Legaat onder algemene titel

A
  • Betrekking op een abstract gedeelte van de goederen van de erflater
  • Verschillende manieren om een legaat onder algemeen titel te formuleren;
    • vermaking van een bepaald gedeelte van alle goederen (bv. De helft, een derde)
    • alle onroerende goederen
    • bepaald gedeelte van alle roerende goederen
  • legataris onder algemene titel moet slechts voor een overeenkomstig deel in de schulden en lasten bijdragen
100
Q

legaat onder bijzondere titel

A
  • Legaten die geen algemeen legaat of geen legaat onder algemene titel zijn, zijn bijzondere legaten
  • Het zijn legaten van één of meer bepaalde voorwerpen; bij uitzondering ook van een bepaalde categorie goederen (bv. Legaat van een som geld, huis, alle huismeubelen, alle boeken)
  • Legataris moet geen schuld of lasten dragen