H2:: motivatie Flashcards

1
Q

definitie motivatie

A

proces in persoon dat intensiteit, de richting en de volharding bepaalt van zijn pogingen om een doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 soorten motivatietheorieën

A

1) inhoudstheorie
2) omgevingstheorie
3) cognitieve theorie
2 en 3 vallen onder procestheorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inhoudstheoriën betekenis

A

wat motiveert? theoriën die uitgaan van de noden, waarde van een persoon (disposities!!) die leiden tot prestatie (gedrag!!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

INHOUDSTHEORIE: instinct-theorie::

McDougal

A

Had een biologische verklaring voor motivatie –> instincten verklaren hoe mens zich gedraagt, genetische verklaring voor gedrag
- dispositionele factoren staan centraal

Onderzoek: Ganzen van Lorenz= toonde aan dat kuikens het eerste dat ze zien bewegen zien als moederfiguur en het dus in hun GENETISHC MATERIAAL zit en het niet zozeer één of andere voorstelling is van wat een moeder figuur is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

INHOUDSTHEORIE: behoefte theoriën::

Maslow’s behoeftehiërarche

A

1) zelf-verwezelijking = vervult uw potentieel
2) respect = erkenning
3) sociale behoefte = collegialiteit
4) veiligheid = veilige werkplek
5) fysiologische behoefte = geld/loon

–> meest basic niveau moet bevredigd worden voor motivatie zich richt op een hoger niveau

Maslow was pioneer van “positieve psychologie”

zelfverwezelijking= aanvaarden anderen en zichzelf, diepe relaties, handelen onafhankelijk van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kritiek op Maslow

A
  • tegenvoorbeelden: onderbevoede bevolking + clangevoel –> een ondervoede bevolking kan toch nog clangevoel hebben OF in oorlogstijd hebben mensen toch nog behoefte aan shampoo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

INHOUDSTHEORIE: behoefte theoriën::

Mcgregor’s theory X en Y

A

studie over leidinggevende en effect op werknemers:

  • theory X= WN werken tegen hun zin en moet je ze daarom straffen en controleren
    strak sturen, controleren
  • theory Y= werkgever ziet WN als iemand waar je een relatie mee moet opbouwen –> hogere behoefte staan op voorgrond
    mensen informeren, betrekken, kansen geven

–> Het beeld dat manager heeft gaat andere invulling geven aan wat hij als ‘manager’ taak beschouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

INHOUDSTHEORIE: behoefte theoriën::

Herzberg’s tweefactoren-theorie

A

= bepaalde kenmerken leiden tot satisfactie en andere tot dissatisfactie

1) hygiënefactoren= extrinsieke factoren –> zorgen voor dissatisfactie
beleid, verlof, loon –> KITA factoren= belonen of dreigen met straf om iemand iets te laten doen

2) motivatoren= intrinsieke factoren –> zorgen voor satisfactie
uitdagend werk, erkenning, gevoel van belangrijkheid

–> beide factoren zijn nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

INHOUDSTHEORIE: behoefte theoriën::

kritiek Herzberg’s tweefactoren-theorie

A

beperkte betrouwbaarheid
beperkte waarde
geen overall maatstaf= kan deel van job haten maar overall geheel toch leuk vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

INHOUDSTHEORIE: behoefte theoriën::

McClelland’s driebehoefte-theorie

A

Hoe komt het dat mensen die hetzelfde werk doen onder dezelfde omstandigheden toch verschillen in motivatie? –> te verklaren door 3 behoeftes

1) need for achievement (nAch)
- prestatiedrang= voorkeur voor matig moeilijke taken
- faalangst= voorkeur voor zeer moeilijke of makkelijke taken
- -> sterke nach= verantwoordelijkheid hoof, hoog risico
2) need for power (nPOW)= behoefte aan macht
3) need for affiliation (nAff)= behoefte aan sociale binding
- -> hoge Naff= relaties met collega’s belangrijker vinden dan de werkinhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de 4 theoriën die onder de inhoudstheorie vallen

A
  • Maslow’s behoeftehiërarchie
  • Mcgregor’s theory X en Y
  • Herzberg’s tweefactoren-theorie
  • McClelland’s driebehoefte-theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

OMGEVINGSTHEORIEN

A

motivatie als kenmerk van omgeving (werk zo inkleden dat het aantrekkelijk wordt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

OMGEVINGSTHEORIEN

Job characteristics model

(KIJK PPT EN BOEK!!)

A

managers moeten ervoor zorgen dat de WNs vinden dat hun werk van belang is –> “sleutelen aan taakinhoud”

kenmerken van taken -> kritische psychologische condities -> persoonlijk resultaat en werkprestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

COGNITIEVE THEORIEN

A

wat motiveert heeft te maken met hoe mensen ergens naar kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

COGNITIEVE THEORIEN

goal-setting theorie (Locke)

A
  • specifieke doelstellingen
  • uitdagende maar haalbare doelen
    zulke doelen leiden tot betere prestaties, motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

COGNITIEVE THEORIEN

equity theorie/bilijkheidstheorie (Adams)

A

mensen vergelijken zichzelf met ‘vergelijkbare’ anderen en dit bëinvloed hun motivatie

1) A doet meer inspanning dan B in vergelijking met (bijv dezelfde) output → A voelt zich kwaad, B voelt zich mogelijk schuldig

reactie op onbillijkheidstheorie:
eigen input veranderen, eigen output veranderen, andere beeld van jezelf/andere schetsen

17
Q

COGNITIEVE THEORIEN

Expectancy theory (Vroom)

A

Motivatie is afhankelijk van 3 elementen:

1) expectancy/verwachting = geloven dat je competenties oke zijn –> de inschatting dat een inspanning zal leiden tot goede prestatie
2) intrumentality/intrumentaliteit = andere dingen naast hard werken worden ook beloond –> verwachting dat goede prestatie zal leiden tot de geweste uitkomst
3) valence/geldigheid = de waarde die de uitkomst voor een persoon heeft, verwachte beloning kan lage valentie hebben

18
Q

kritiek op expectancy theory vroom

A

gaat niet enkel om de ‘sterkte’ van motivatie –> gaat ook om de kwaliteit van de motivatie; hoe kwalitatief goed is de motivatie?

19
Q

INTEGRATIE DISPOSITIES-OMGEVING-COGNITIE

A

motivatie als resultante van een proces waar cognities, omgeving en cognities een rol spelen

20
Q

INTEGRATIE DISPOSITIES-OMGEVING-COGNITIE

self determination theory (Deci en Ryan)

A

er zijn 3 aangeboren psychologische basisbehoefte:
1) autonomie
2) competentie
3) verbondeheid
je haalt motivatie uit het proberen van deze 3 behoefte te bevredigen

21
Q

kwaliteit benadering van motivatie: hoe goed wordt iemand gemotiveerd?

gecontroleerde motivatie

A

mensen vragen om dingen te doen/gevoel hebben dat ze iets moeten doen

extrinsiek: lage kwaliteit:
extern= werken met straffen en beloningen
intern= schuldgevoel/zelfwaarde

22
Q

kwaliteit benadering van motivatie: hoe goed wordt iemand gemotiveerd?

autonome motivatie

A

iets doen omdat je het zelf wil/belangrijk vindt

1) extrinsiek: hoge kwaliteit
- usefulness-driven= iets doen omdat je het zelf zinvol of relevant vindt
- value drivin= iets doen omdat het binnen je waarden past

2) intrinsiek: motivatie die je put uit de activiteit zelf (taak-oriëntatie)
- intresse= iets doen omdat het je intresseert