1.22 en 1.23 Flashcards

(5 cards)

1
Q

Eenheidsmembraan/celmembraan

A

Bouw: dubbele laag fosfolipide(eiwitten die voor transport van stoffen verzorgen in en uit de cel + signalen kunnen opgeven) Polaire hydrofiele koppen vd fosfolipiden steken naar buiten, apolaire hydrofobe staarten zijn naar binnen gericht. Cholesterol maakt de membraan stijver en minder doorlatend, meer stabiliteit. Plantecel:bijna geen cholesterol.
Daar celwand voor stevigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat heeft dierlijke cel niet of net wel

A

Geen celwand, kleine vacuoles, geen plastiden, centrosoom bestaande uit 2 centriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Plantaardige cel

A

Wel celwand, plastiden, geen centriolen, 1 centrale vacuole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eukaryote cellen

A

Celkern(dubbelkernmembraan) en celorganellen(kleine structuren die een bepaalde functie hebben in de cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Prokaryote

A

Geen celkern, celorganellen(bv geen mitochodrien), kunnen wel aan fotosynthese doen(chlorfyl zonder chloroplast), wel ribosomen. Dna in de cytoplasma, wel een celwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly