2.1 Flashcards
(32 cards)
Anorganische stoffen
Water, minerlalen en gassen
Belang van water als oplosmiddel
Water is een polair oplosmiddel waarin polaire moleculen en ionen goed oplossen
Belang van water als transportmiddel
Dieren: bloedvaten en lymfevatenstelsel
Plantaardige: transportweefsel en celwanden
Belang van water in chemische reacties
Hydrolyse: splitsing van een verbinding waarbij water wordt opgenomen
Condensatie: reactie waarbij water wordt vrijgegeven
Belang van water in warmte-regulerende functie
h20: hoge specifieke warmtecapacitieit -> grote hoeveelheden warmte-energie moeten worden opgenomen/afgegeven om een temperatuurverschil te krijgen
h20: hoge latente warmte -> grote hoeveelheid warmte nodig om water vd vloeibare fase om te zetten in de gasfase (transpireren)
Mineralen en ionen
Elk organisme bevat een kleine # mineralen in de vorm van ionen(opgelost in water)
Na+ /natrium
essentieel bij de geleiding van impulsen in zenuwen en spieren, rol bij waterhuishouding, extracellulair
K+/ kalium
essentieel bij de geleding van impulsen in zenuwen en spieren, rol bij waterhuishouding, intracellulair
ca2+ / calciumionen
opgeslagen in beenweefsel en tanden, rol bij spiercontracties, bloedstollingen en neurotransmissie
mg2+ /magnesium
essentieel voor het functioneren van zenuwen en spieren, intracellulair
po4 3- / fosfaat
opgeslagen in beenweefsel en tanden, voorkomen in fosfaatgropen van een aantal moleculen(ATP, DNA EN RNA)
fe2+ / ijzer
in hemoglobine, rol bij zuurstofbindingen en zuurstoftransport
cl- / chloride ion
in de maag, afkomstif van HCl dat zorgt voor lage ph in de maag door vrijgave van H+ - ionen
Organische stoffen
Koolstof verbindingen, Deze stoffen bestaan uit lange ketens die al dan niet vertakt kunnen zijn. Ook andere elementen zoals O, H, S, P, N
Suikers/sachariden/koolhydraten
Als brandstof gebruikt bij levende organismen(planten: reservestof zetmeel, dieren: directe brandstof glucose), komen ook voor in DNA en RNA, uit C, H, O
Monosachariden
CnH2nOn
Bv: glucose, galactose, ribose, fructose, deoxiribose
Glucose
Energie bron, bouwsteen van sommige polysachariden
Fructose
Energie bron, voornamelijk in vruchten en andere organen van platen,, kunnen worden omgezet in glucose door het lichaam
Galactose
Energie bron, onstaat bij vertering van melk en melkproducten, kunnen worden omgezet in glucose door het lichaam
Ribose
c5h10o5, in nucleinezuren
deoxyribose
c5h10o4, in nucleinezuren
c6h12o6
glucose, fructose en galactose
Disachariden
uit 2 monosachariden onder afsplitsing van h20 condensatie reacitie gevolgd door glycolsiebinding
bv. maltose, lactose, sacharose/sucrose
c12h22011
Maltose
Moutsuiker, gl + gl onstaat uit zetmeel in kiemende zaden