D1: 1. Wat bestudeert de sociologie? Flashcards

1
Q

Wat bestudeert de sociologie?

A

het sociale als feit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 2 dimensies bestaat het sociale?

A

het sociale als morele kwaliteit en feitelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de horizontale en verticale poot van sociaal als morele kwaliteit?

A

V: betrokkenheid op de samenleving
H: betrokkenheid op de medemens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is bijstand?

A

een minimuminkomen garanderen aan de gehele bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de horizontale en verticale poot van sociaal als feitelijkheid?

A

V: het systeem
H: de actor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt circulaire causaliteit in?

A

mensen maken hun sociale context en worden er tezelfdertijd door bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie/ Wat is de actor?

A

individu, groep, organisatie, samenleving
=> degene die sociaal handelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit: het actorperspectief?

A
  • focus op de interactie, inter-ageren van actoren
  • analyse van hoe mensen en subsystemen in en door interactie, in wederzijdse beïnvloeding met mekaar het sociale vorm geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is sociaal handelen?

A

handelen gericht op ‘de ander’ (in de toekomst, het heden en het verleden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 4 ideaaltypes van sociaal handelen?

A
  • affectief sociaal handelen
  • traditioneel sociaal handelen
  • waarderationeel sociaal handelen
  • doelrationeel sociaal handelen / instumenteel rationeel sociaal handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is affectief sociaal handelen?

A

bepaald door emotie / onbewust en niet rationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is traditioneel sociaal handelen?

A

bepaald door gewoonte/traditie; onafhankelijk van de zinvolheid ervan; omdat het zo hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is waarderationeel sociaal handelen?

A

bepaald door de overtuiging dat dit handelen op zich een etische, religieuze, esthetische of sociale waarde vertegenwoordigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is doelrationeel sociaal handelen / instrumenteel rationeel sociaal handelen?

A

gericht op het bereiken van een concreet vooropgesteld doel; rationele afweging van doelen en middelen met het oog op het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de ‘looking glass self’-theorie?

A

hoe we onszelf zien, hangt af van de betekenis die we geven aan wat we zien, en hoe we ons gedrag hierop zullen aanpassen

  1. we stellen ons de wijze voor waarop anderen ons zien
  2. we interpreteren dat
  3. we ontwikkelen een zelfbeeld op die basis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het thomas-theorema?

A

“If men define situations as real, they are real in their consequences.
Mensen definiëren een situatie, interpreteren het gedrag van anderen en obv deze subjectieve betekenis stemmen ze hun eigen gedrag af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Op welke 3 manieren definiëren mensen een situatie?

A

stereotypes - vooroordelen - discriminatie

18
Q

Wat zijn stereotypen?

A

Ze versimpelen de complexiteit om snel en adequaat te kunnen handelen.

19
Q

Wat zijn vooroordelen?

A

stereotype + waardeoordeel

20
Q

Wat is disciminatie?

A

positief of negatief; enkel obv categorisering gedrag laten afhangen

21
Q

Wat is de self-fulfilling-prophecy? Wat is de self-defeating prophecy?

A

voorspellingen komen uit omdat ze als voorspelling het gedrag van actoren bepalen

22
Q

Wat zijn perverse effecten?

A

effecten van sociaal handelen die door de actoren zowel onbedoeld als ongewenst zijn maar ontstaan door het samenspel van interacties

23
Q

Wat is het Mattheus-effect?

A

het onbedoelde en ongewenste gevolg van een volstrekt redelijk gedrag waardoor ‘zij die al hebben, nog krijgen’

24
Q

Leg uit: het sociaal systeemperspectief?

A

sociale structuren en cultuur oefenen een permanente invloed uit op het sociaal handelen van de actoren

(wat we doen en hoe we denken wordt mee bepaald door het systeem waarin we leven)

25
Q

Wat is structuur?

A

de hiërarchische structuur gepaard gaande met de aanwezigheid van privileges
vb. opleiding, beroep, inkomen, geslacht, seksuele geaardheid, etnische afkomst, leeftijd, …

26
Q

Wat is sociale ongelijkheid?

A

wanneer de positionering van individuen in de samenleving gepaard gaat met boven- en onderschikking in de hiërarchische structuur

27
Q

Wat is cultuur?

A

kennis, producten, verwachtingen, doeleinden, waarden, normen, rituelen, overtuigingen, … => geven richtlijnen over hoe je moet leven en hoe je moet handelen

28
Q

Leg uit: het analyseniveau? Waaruit bestaat dit?

A

gelaagdheid bij sociologische analyse:
- micro-niveau
- meso-niveau
- macro-niveau

29
Q

Leg uit: micro-, meso- en macro-niveau

A

micro = het niveau van de directe, face-to-face interacties
meso = het niveau van organisaties
macro = het niveau van de samenleving (het sociale systeem)

30
Q

Geef het verklaringsmodel van Vranken. (armoede)

A

niveaus (micro-, meso- en macroniveau) en modaliteit (schuld en ongeval)

31
Q

Welk verklaring is er voor armoede op het microniveau?

A

individueel schuldmodel: focus op houding, motivatie en eigen verantwoordelijkheid

individueel ongevalmodel: focus op individuele tegenslagen, genetische verklaringen

=> gevaar van ‘blaming the victim’

32
Q

Welk verklaring is er voor armoede op het mesoniveau?

A

institutioneel schuldmodel: focus op armoedecultuur, drempels, selectiemechanismen

institutioneel ongevalmodel: focus op aanpassingsstrategieën, sociale isolatie, etiketering

33
Q

Welk verklaring is er voor armoede op het macroniveau?

A

maatschappelijk schuldmodel of structureel model: focus op dualisering, op de maatschappelijke ordening die onwelzijn produceert

maatschappelijk ongevalmodel of conjuncturele model: focus op conjunctele ontwikkelingen, economische crisis, demografische en technologische ontwikkelingen

34
Q

Welke 2 niveaus van sociaal kapitaal zijn er? En wat houden ze in? (Welke 2 personen koppelen we hiermee?)

A

sociaal kapitaal als ‘individueel’ kenmerk (bepaald door klasse waarin je je bevindt) en sociaal kapitaal als geaggregeerd kenmerk
(Bourdieau & Putnam)

35
Q

Wat is sociaal kapitaal als individueel kenmerk?

A

=> De grootte van het sociaal netwerk van een individu.
- Hoeveel geld heb je? Hoeveel kennis, hoeveel vrienden, … .
- Sociaal kapitaal als hulpbron
- Economisch, cultureel, symbolisch kapitaal

36
Q

Wat is sociaal kapitaal als geaggregeerd kenmerk?

A
  • Hoeveel sociaal kapitaal heeft een land/regio?
  • Sociaal kapitaal als indicator waaruit een land of een regio voor sociale cohesie, vertrouwen, solidaiteit en werderkerigheid zorgt.
  • Samenbindend sociaal kapitaal (BONDING), Overbruggend sociaal kapitaal (BRIDGING) , koppelend sociaal kapitaal (LINKING)
37
Q

Wat is samenbindend sociaal kapitaal?

A

relaties tussen mensen die elkaar heel goed kennen zoals familieleden en buren die vaak een vrij gelijkaardige achtergrond hebben

38
Q

Wat is overbruggend sociaal kapitaal?

A

horizontale relaties tussen heterogene groepen mensen met heel diverse sociale achtergronden

39
Q

Wat is koppelend sociaal kapitaal?

A

sociale contacten die individuen onderhouden met personen met politieke en/of financiële macht

40
Q

Hoe wordt gezondheid geillustreerd?

A

kern + 4 lagen: alle factoren interageren met elkaar
- kern: biologische factoren
- eerste laag: persoonlijk gedrag en individuele leefstijlkeuzes => micro
- tweede laag: invloeden uit de directe sociale omgeving => meso
- derde laag: de leef- en werkomstandigheden van mensen => meso
- vierde laag: economische, culturele en mileufactoren => macro

41
Q

Wat is de ecologische fout?

A

vaststellingen op een hoger aggregaat worden doorgetrokken naar een lager of individueel niveau

42
Q

Wat is de atomische fout?

A

vaststellingen op een lager analyseniveau worden doorgetrokken naar een hoger analyseniveau