D2: 2. Cultuur Flashcards

1
Q

Wat is een sociale rol?

A

de verwachting die aan een positie vasthangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn statussymbolen?

A

als bepaalde voorwerpen of uiterlijkheden niet meer neutraal zijn, maar een bepaalde status weerspiegelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke soorten rolbepalingen zijn er?

A

formele en informele rolbepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een bevelhuishouding?

A

rollen bepaald door traditie of machtshebber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een onderhandelingshuishouding?

A

rollen ontstaan door debat en consensus over waarden, verwachtingen en gedragsregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk soort rolconflict kan er ontstaan?

A

intern en extern rolconflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een intern rolconflict?

A

een conflict tussen de rollen die behoren tot één positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een extern rolconflict?

A

een conflict tussen de rollen die behoren tot verschillende posities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ga je om met rolconflicten?

A

copingstrategieën:
- rollensegregatie
- compromissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom wordt cultuur afgebeeld als een ijsberg?

A

slecht een klein deel van een ijsberg, het deel dat boven water uitsteekt, is waarneembaar (kledij, eten, muziek, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat van cultuur is niet zichtbaar?

A
  • lichaamshoudingen, werktempo, beleefdheidsvormen, …
  • denken, handelen, voelen, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat cultuur?

A

wanneer de mens de natuur in en buiten zichzelf tracht te ordenen en te bewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het nature - nurture debat?

A

‘In hoeverre kan gedrag verklaard worden door erfelijkheid, biologisch verankerde aanleg en in welke mate door invloed van de omgeving?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is cultuur? (verschillende definities een keer lezen)

A
  • een min of meer samenhangend geheel van waarden, normen, verwachtingen en doeleinde
  • dat door samenlevingsverbanden wordt gedragen
  • dat zorgt voor de bestendiging van het samenlevingsverband
  • dat door de leden van deze samenlevingsverbanden wordt doorgegeven en aangeleerd via leerprocessen (socialisatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke componenten bestaat het culturele systeem?

A
  • materiële component
  • cognitieve component
  • normatieve component
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke component focussen we binnen de sociologie?

A

normatieve component

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de materiële component van cultuur?

A

alle materiële voorwerpen of producten waarover een samenleving beschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waaruit bestaat de cognitieve component van cultuur?

A
  • taal
  • expressieve ideeën
  • kennis en wetenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 2 soorten kennis kunnen we onderscheiden?

A
  • empirische kennis: opgebouwd uit wetenschappelijk onderzoek en gedeelde ervaring
  • existentiële kennis: gebaseerd op religie of filosofie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe komen de 3 componenten samen?

A

het resultaat van kennis (cognitieve component) is vaak een materieel product maar of het ook gebruikt kan worden en in welke omstandigheden wordt geleid door waarden en normen (normatieve component)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn waarden?

A

impliciete of expliciete opvattingen van een individu, sociale groep, collectiviteit of samenleving over het wenselijke
=> abstract en algemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn normen?

A

voorschriften, regels of gedragsstandaarden die het gedrag van de leden van een groep bepalen
=> concreet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn verwachtingen?

A

opvattingen over wat er zal gebeuren, in welke mate de norm zal nageleefd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn gebruiken en zeden –> folkways?

A

gebruiken = normen voor het sociaal handelen die relatief weinig belangrijk worden geacht en bijgevolg alleen aanleiding geven tot lichte vormen van sanctionering

zeden = zaken die het functioneren van de samenleving in belangrijke mate beïnvloeden en dus ook aanleiding geven tot zwaardere vormen van sanctionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn rechtsregels?

A

zeden die wettelijk geregeld zijn

26
Q

Wat is sociale controle?

A

de formele en informele sociale processen die het gedrag van individuen groepen regelen en afwijkingen van de norm proberen te minimaliseren
= het handhaven van bestaande waarden en normen

27
Q

Welke vormen van sociale controle zijn er?

A

externe en interne sociale controle

28
Q

Wat is externe sociale controle?

A

= fremdszwang (coërcieve of remuneratieve macht)

29
Q

Wat is interne sociale controle?

A

doordat we nood hebben aan verbondenheid, wordt dit een middel tot invloed: “als je doet wat moet, hoor je erbij”: het activeren van waarheidsgetrouwheid
= selbstzwang (normatieve macht)

30
Q

Wat is socialisatie?

A

een proces van cultuuroverdracht en cultuurverwerving, het overdragen van kennis, verwachtingen, doeleinden, waarden en normen

31
Q

Wat is primaire socialisatie?

A
  • overbrengen van algemene cultuur, eigen aan een bepaald samenlevingverband
  • binnen het gezin, de peer-group en gezinsvervangende initatieven
  • informele socialisatie
  • betrekking op alle aspecten van het leven
    => sociale huid
32
Q

Wat is secundaire socialisatie?

A
  • aanleren van gepast gedrag (rolverwachten), gekoppeld aan een bepaald (formele) sociale positie
  • formele socialisatie
  • gebeurt telkens we in een nieuwe sociale positie terechtkomen
  • binnen grotere, formele samenlevingsverbanden
    => sociale kledij
33
Q

Wat is tertiaire socialisatie?

A
  • de mate waarin onze kijk op het leven, de samenleving, … bepaald wordt door boodschappen die we ontvangen via de ‘massamedia’
34
Q

Wat is differentiële socialisatie?

A

het verschijnsel waarbij socialisatie er anders uitziet naargelang de sociale kenmerken van de betrokkenen (vb. afkomst, geslacht, regio, SES, etniciteit, …)

35
Q

Wat is genderspecifieke socialisatie?

A

verschil in socialisatie naargelang het geslacht
- ‘a good wife always knows her place’
- meisjes ondervoed in afrika door volgorde verdeling eten bij voedseltekort
- coronavirus duwt vrouw naar de haard

36
Q

Wat is klassespecifieke socialisatie?

A

“wat iemand ziet als succesvol, afhankelijk van sociale positie, bepaald welk opvoedingspatroon iemand gaat toepassen”
=> ligt de socialisatie in het dominante cultuurpatroon dicht bij de socialisatie in de subcultuur van de klasse waar je gezin toe behoort?

37
Q

Wat wordt er bedoeld met ‘Het gezin als cultuurfilter’?

A

je geeft door wat je ervaart dat nodig is om te kunnen functioneren in deze maatschappij
wat nodig is, hangt af van welke sociale positie je bekleedt in de samenleving

38
Q

Wat zijn kenmerken van een regressief opvoedingspatroon?

A
  • negatieve sancties
  • materiële sancties
  • afhankelijkheid van het kind
  • niet-verbale communicatie
  • eenrichtingscommunicatie
  • oudergerichte socialisatie
  • kind percipieert ouderlijke wensen
39
Q

Wat zijn kenmerken van een participatief opvoedingspatroon?

A
  • positieve sancties
  • symbolische sancties
  • zelfstandigheid van het kind
  • verbale communicatie
  • interactieve communicatie
  • kindgerichte socialisatie
  • ouders percipiëren wensen van het kind
40
Q

Wat zijn factoren van de ongelijke kansen in het onderwijs?

A
  • aandacht voor school in thuiscontext (hoe belangrijk vinden ouders een opleiding)
  • ‘what you see is what you expect to have…’
    => pygmalioneffect
41
Q

Wat is het pygmalion effect?

A

leraren hebben soms onbewuste verwachtingen van leerlingen en gaat de leerkracht hier onbewust naar handelen

42
Q

Wat is homologie of cultuurrelationisme?

A

culturen staan altijd in interactie met de sociale structuren

43
Q

Wat is intraculturele diversiteit?

A

= varianten binnen dezelfde cultuur

44
Q

Wat is de dominante cultuur?

A

de toonaangevende cultuur, degene die aangeleerd wordt op school ‘mainstream’, dat wat geldt voor de meerderheid in de samenleving

45
Q

Wat is een subcultuur?

A

groepen in de samenleving met overtuigingen, waarden en leefstijlen die verschillen van de mainstream, maar hiermee niet tégen de dominante cultuur ingaan (geen bedreiging)

46
Q

Wat is de tegencultuur?

A

groepen in de samenleving met eigen overtuigingen, waarden en leefstijlen die zich afzetten tegen de dominante cultuur (radicalisering)

47
Q

Wat is interculturele diversiteit?

A

= verschillen tussen verschillende culturen

48
Q

Wat is superdiversiteit?

A

diversiteit binnen de diversiteit

49
Q

Wat zijn majority-minority-cities?

A

steden waarvan de meerderheid van de bevolking uit een brede waaier van minderheden bestaat (minderheden zijn de meerderheid geworden)

50
Q

Wat is etnocentrisme?

A

culturen beoordelen vanuit het perspectief van je eigen cultuur; je eigen cultuur als uitgangspunt nemen om de ander te beoordelen

51
Q

Wat is diffuus etnocentrisme?

A

uitspraken doen over ‘andere culturen’ zonder onderscheid te maken tussen diverse groepen immigranten, waardoor negatieve ervaringen of specifieke beelden met de hele ‘allochtonenpopulatie’ geassocieerd worden

52
Q

Wat is xenocentrisme?

A

minderwaardig beschouwen van eigen gewoonten, interesse en levensstijl

53
Q

Wat is enculturatie?

A

cultuur binnen een gezin is gelijk aan de dominante cultuur in de samenleving
=> weinig in vraag gesteld binnen en buiten het gezin (vanzelfsprekendheid)

54
Q

Wat is acculturatie?

A

cultuur binnen een gezin is niet gelijk aan de dominante cultuur in de samenleving
=> afwegen in hoeverre waarden en normen conform zijn met heersende cultuur, én in hoeverre dit de kansen van de kinderen bedreigt

55
Q

Wat is culturalisering?

A

problemen verklaren door naar de cultuur te kijken/wijzen, eenzijdig focussen op cultuur

56
Q

Wat is polariseren?

A

het versterken van tegenstellingen tussen partijen of bevolkingsgroepen (Wie mag binnen en wie niet? Wie is ingeburgerd en wie niet?)

57
Q

Wat is een cultural lag?

A

wanneer cultuurelementen zich in een ongelijk tempo ontwikkelen waardoor er tussen die elementen spanningen en discrepanties ontstaan

58
Q

Welke toepassingen hebben we gezien bij cultural lag?

A
  • ethische dilemma’s
  • digitale kloof
  • corona-maatregelen (afstand houden in een knuffelcultuur)
59
Q

Wat is een structural lag?

A

structuren lopen achter bij maatschappelijke ontwikkelingen

60
Q

Welke toepassingen hebben we gezien bij structural lag?

A
  • levenslang leren, flexibiliteit in het onderwijs
  • vergrijzing // dubbele vergrijzing