3.1 Farmacokinetiek I & II & III Flashcards

1
Q

Waar is de resportie/absorptie van een farmacon via passieve diffusie afhankelijk van?

A
  • De concentratiegradient van de ongeïoniseerde vorm over het membraan
  • De vetoplosbarheid van de ongeioniseerde vorm
  • Het beschikbare resorptieoppervlak (meeste opname is in dunne darm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar is de mate van ionisatie van een farmacon afhankelijk van?

A
  • De omgevings pH
  • De sterkte van het zuur of base (uitgedrukt in de pK waarde)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de pK/pKa waarde?

A

pK / pKa waarde is de waarde van de pH waarin een stof zich voor 50% in geioniseerde vorm is, en 50% ongeioniseerd heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stelling: pK/pKa zegt iets over de zwakte/sterkte en of het een zuur/base is

A

WEL sterkte
zegt niks over of het een base/zuur is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basen zijn proton…., zuren zijn proton…

A

Base = protonacceptor
Zuur = protondonor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zal een zwak zuur veel/weinig geïoniseerd zijn in de maag? en in de darmen?

A

weinig geïoniseerd in de maag
hoog geïoniseerd in de darmen/urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zal een zwakke base veel/weinig geïoniseerd zijn in de maag/darmen?

A

hoog geïoniseerd in de maag, weinig geïoniseerd in de darmen/urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zal een zwak zuur m.n. worden opgenomen in de maag/darmen?

A

De absorptie is afhankelijk van: de concentratiegradient van de ongeïoniseerde vorm over het membraan

Een zwak zuur zal weinig geïoniseerd zijn in een zure omgeving, en hoog geïoniseerd in een basische omgeving. Een zwak zuur wordt dus opgenomen in de maag!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zal een zwakke base m.n. worden opgenomen in de maag/darmen?

A

De absorptie is afhankelijk van: de concentratiegradient van de ongeïoniseerde vorm over het membraan

Een zwak base zal veel geïoniseerd zijn in een zure omgeving, en weinig geïoniseerd in een basische omgeving. Een zwak base wordt dus opgenomen in de darmen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zal een base of zuur sneller worden uitgescheiden door de urine?

A

Zuur (grote ionisatie in urine / hoge pH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de grootste/belangrijkste factor dat de mate van passieve absorptie beïnvloed voor een farmacon?

A

Vetoplosbaarheid

molecular weight maakt minder uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in welke ‘vorm’ moet een base/zuur zijn om ongeioniseerd zijn?

A

With weak acids or bases, only the uncharged species (the protonated form for a weak acid, the unprotonated form for a weak base) can diffuse across lipid membranes; this gives rise to pH partition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat stelt de partitietheorie?

A

pH partition means that weak acids tend to accumulate in compartments of relatively high pH, whereas weak bases do the reverse

Ofwel zuren worden sneller uitgescheiden vanwege hoge pH van urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is biologische beschikbaarheid (bioavailability)?

A

het gedeelte (fractie) van het farmacon dat na toediening effectief geresorbeerd wordt, dus in de systemische bloedcirculatie terecht komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan de biologische beschikbaarheid berekend worden?

A

AUC oral / AUC injected

Area under the curve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat kan je zeggen over de werkingsduur van cafeïne als we eiwitbinding in acht nemen?

A

Nadat het farmacon in de systemische bloedcirculatie is aangekomen kan het gebonden worden aan een plasma-eiwit, waardoor het niet meer in een ‘vrije staat’ is. De plasma-eiwit-gebonden fractie kan je zien als ‘reserve’/opname. Cafeïne heeft een lage plasma-eiwitbinding en heeft dus een sneller effect, maar de werkingsduur is korter (ook omdat het sneller wordt uitgescheiden).

17
Q

Wat is naast caffeine een ander voorbeeld van hoe biologische beschikbaarheid zorgt voor een sterkere/slechtere werking?

A

hypoalbuminemie zorgt ervoor dat een stof een sterkere werking heeft dan normaal.
Albumine wil graag aan alles binden

18
Q

Wat zijn (gemiddeld) de verschillende compartimenten van verdeling?

A

o Plasma (5% of body weight)
o Interstitial fluid (16%)
o Intracellular fluid (35%)
o Transcellular fluid (2%)
o Fat (20%)

19
Q

Is de Vd (verdelingsvolume) groter of kleiner dan 1 bij een lipofiele stof?

A

> 1

20
Q

Hoe verandert de samenstelling vanlichaamsweefsels met de leeftijd?

A

Meer vet als je ouder wordt!

21
Q

Waar vindt excretie plaats?

A

m.n. de nieren, ook een deel de darmen (afhankelijk van farmacon) en ook longen (bijv alcohol)

22
Q

Wat voor type transporters zitten in de proximaletubuli

A

terugresorptie (passief) of actieve secretie

23
Q

Wat voor type transporters zitten de distale tumuli?

A

passieve terugresorptie

24
Q

Waar is excretie/uitscheiding van een farmacon afhankelijk van?

A
  • De concentratiegradient van de ongeioniseerde vorm over het membraan
  • De vetoplosbaarheid van de ongeioniseerde vorm
  • Het beschikbare resorptieoppervlak
25
Q

Hoe kan je de urine ‘manipuleren’ om zo te zorgen voor meer/minder terugresorptie? Neem als voorbeeld amfetamine (base, steroid)

A

Amfetamine is een basische verbinding. Om het sneller het uit het lichaam te krijgen moet je de urine zuurder maken. Je moet de urine basischer maken als je wilt dat de amfetamine veel wordt teruggeresorbeerd
Om de urine basischer te krijgen kan je (oraal) bicarbonaat geven. Of je kan een zuur (=amoniumchloride) geven als dat je doel is.

26
Q

Hoe kan je de urine manipuleren bij salicylzuur (zuur)?

A

Salicylzuur is actieve component van asparine. Dat is een zuur. Als je de pH van de urine basischer maakt, kan asparine sneller geklaard worden, en kan een deel van de toxische effecten worden ‘tegengegaan’

27
Q

Dus in kort; hoe kan je de klaring versnellen bij een base en zuur?

A

Base: snellere klaring door urine meer zuur te maken
Zuur: snellere klaring door urine meer basisch te maken

28
Q

Zijn dit zuren of basen:
Amphetamine
Chloroquinone
Imipramine
Levophanol
Mecamylamine
Quinine

A

basen

29
Q

Zijn dit zuren of basen:
Acetazolamide
Nitrofurantoin
Phenobarbital
Probenecid
Salicylates
Sulfathiazole

A

zuren

30
Q

Wat is eliminatie?

A

biotransformatie + excretie

31
Q

Waar vindt biotransformatie plaats?

A

m.n. lever, alle organen hebben mogelijkheid tot biotransformatie maar lever heeft grootste capaciteit, bijv darmepitheel

32
Q

Is biotransformatie hetzelfde als inactivatie?

A

nee

33
Q

Is biotransformatie hetzelfde als detoxificatie (ontgiftiging)?

A

nee

34
Q

Wat wordt gedaan bij fase 1 van biotransformatie?

A

oxidatie, reductie en hydrolyse

35
Q

Wat wordt gedaan bij fase II van biotransformatie?

A

conjugatie

36
Q

Hoe lipofieler, hoe meer/minder biotransformatie er moet plaatsvinden

A

meer

37
Q

Hoe kan de gastro-enterale kringloop ervoor zorgen dat een farmacon langer actiefblijft?

A

Gastro-enterale kringloop: speelt bijv belangrijke rol bij de pil (oestrogeen). Via fase II reacties wordt glucaron-zuur gemaakt, waar darmbacterien dol op zijn, die dit vervolgens weer omzetten en zo blijft de pil langer actief in het lichaam dan dat je aanvankelijk misschien zou denken.

38
Q

Waar zorgt sint-janskruid voor?

A

activatie CYP-enzymen

39
Q

Waar zorgt grapefruit voor?

A

inactivatie CYP-enzymen