H9 De cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd Flashcards

1
Q

PIAGETS STADIUM VAN PREOPERATIONEEL DENKEN

A

vermogen om te redeneren ontstaat en het gebruik van concepten toeneemt. Bijv. de moeder autosleutels zien pakken en vragen of ze naar de winkel gaan. De sleutels staan symbool voor autorijden. Kinderen worden zo beter in het intern representeren van gebeurtenissen ofwel het maken van mentale voorstellingen. Ze zijn steeds minder
afhankelijk van het gebruik van hun (direct) gewaarwordingen om de wereld te begrijpen.
Piaget zag dit stadium als een periode van zowel stabiliteit als van grote verandering.

Denkoperaties: georganiseerde, formele, logische mentale processen. Hoewel een kind steeds meer te maken heeft met mentale representaties heeft het nog onvoldoende beschikking over operaties. Het kan bijv. zijn dat het zijn fantasieën voor werkelijkheid neemt. Bijv. aan zijn zwangere moeder vragen of er konijntjes uit de buik komen omdat ze net een nest konijntjes hebben gehad.

Symboolgebruik: het vermogen om een mentaal symbool, een object of een woord te gebruiken om iets wat niet fysiek aanwezig is weer te geven of te vervangen. Dit is volgens Piaget 1 van de belangrijkste aspecten van preoperationeel denken. Kinderen begrijpen dat een concreet symbool als een autosleutel of een speelgoedautootje
representatief zijn voor een echte auto en een mentaal symbool voor auto het woord auto is. Ze hoeven geen directe ervaring te hebben met een echte auto om het doel en gebruik in grote lijnen te begrijpen.

Symboolgebruik kan worden gebruikt in communicatie met kinderen, bijv. via een pictogram: een symbool of afbeelding die de plaats inneemt van een tekst (qua abstractieniveau tussen concrete objecten en woorden in). Methodes die hier gebruik van maken worden gebruikt bij kinderen met speciale behoeften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DE RELATIE TUSSEN TAAL EN GEDACHTEN

A

Piaget stelt dat taal en denken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Denkprocessen in de sensomotorische periode verlopen relatief traag omdat ze afhankelijk zijn van bewegingen van het lichaam. Symbolisch denken stelt kinderen in staat om acties symbolisch weer te geven waardoor hun denken veel sneller gaat. Het gebruik van taal stelt ze ook in staat om over de toekomst te denken.

Volgens Piaget vloeit taal voort uit cognitieve vooruitgang, denken is in zijn opinie dus bepalend voor taal (oorzaakgevolg relatie is een terugkerende discussie). Hij beweert de verbeteringen tijdens de eerdere periode noodzakelijk zijn voor taalontwikkeling en dat de voortdurende groei van cognitieve vaardigheden tijdens deze periode de basis vormt voor taalvaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

CENTRATIE: WAT JE ZIET, IS WAT JE DENKT

A

Centratie: het onvermogen van jonge kinderen om zich op meer dan 1 aspect van een stimulus te concentreren. Ze concentreren zich op oppervlakkige, in het oog springende elementen die het denken van peuters en kleuters gaan domineren en leiden tot onnauwkeurigheden in hun denken. Bijv. van een rij met 10 knopen die dicht bij elkaar liggen en een rij van 8 knopen die meer uit elkaar liggen waardoor de rij er langer uitziet, geven kinderen van 4 à 5 in deze fase aan dat de langste rij de meeste knopen heeft. Het visuele beeld domineert. Voor kleuters is uiterlijke
verschijning alles, ze baseren hun antwoord niet op hoeveelheden maar richten zich op de uiterlijke vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

CONSERVATIE: LEREN DAT UITERLIJKE SCHIJN BEDRIEGT

A

Conservatie: het inzicht dat kwantiteit niet gerelateerd is aan fysieke verschijning. Het is een uitingsvorm van logisch denken, nl. het inzicht dat de hoeveelheid gelijk blijft wanneer de vorm verandert. Kinderen van 4 zijn hier nog niet toe in staat. Bijv. 2 glazen met gelijk hoeveelheid vloeistof wordt gezien als gelijk. Wanneer 1 glas wordt overgegoten naar een smaller, hoger glas geven kinderen in deze fase aan dat het hoogste glas de meeste vloeistof bevat. Piagets voorbeeld van de koe in het veld geeft ook het gebrek aan conservatie t.a.v. ruimtelijk inzicht aan.

Hun neiging tot centratie weerhoudt kinderen in de preoperationele fase ervan zich te concentreren op de relevante kenmerken van de situatie. Een kleuter ziet enkel de begin- en eindtoestand zonder zich het tussenliggende proces te kunnen voorstellen. Ze letten niet op transformaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ONVOLLEDIG BEGRIP VAN TRANSFORMATIE

A

Transformatie: het proces waarbij de ene toestand verandert in de andere. Van een rechtopstaand potlood dat van tafel valt, negeren ze de tussenstadia en tekenen alleen een verticaal en horizontaal potlood en niets daartussen in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

EGOCENTRISME: HET ONVERMOGEN OM ZICH TE VERPLAATSEN IN ANDEREN

A

Egocentrisme: het onvermogen om zicht te verplaatsen in anderen. Er zijn 2 vormen:

  • Het gebrek aan besef dat anderen dingen vanuit een ander fysiek perspectief zien;
  • Het onvermogen om zich te realiseren dat anderen gedachten, gevoelens en standpunten hebben die anders zijn dan die van iemand zelf.

Het betekent niet dat ze doelbewust zelfzuchtig denken.

Door hun egocentrisme maken kinderen zich geen zorgen om hun non-verbale gedrag en de invloed dit heeft op anderen. Een kind wat een cadeau krijgt wat hem niet bevalt zal dat non-verbaal zonder zorgen tonen.

Egocentrisme vormt de kern van gedragingen als praten in zichzelf en af en toe negeren wat een ander tegen ze zegt. Achter veel verbaal gedrag gaat geen sociale motivatie schuil, ze zijn zich niet bewust dat hun gedrag reacties bij anderen oproept.

Egocentrisme is zichtbaar wanneer kinderen verstoppertje spelen. Door hun gezicht te bedekken met hun handen of een kussen denken ze dat anderen hen niet kunnen zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

EGOCENTRISME: HET ONVERMOGEN OM ZICH TE VERPLAATSEN IN ANDEREN

A

Egocentrisme: het onvermogen om zicht te verplaatsen in anderen. Er zijn 2 vormen:

  • Het gebrek aan besef dat anderen dingen vanuit een ander fysiek perspectief zien;
  • Het onvermogen om zich te realiseren dat anderen gedachten, gevoelens en standpunten hebben die anders zijn dan die van iemand zelf.

Het betekent niet dat ze doelbewust zelfzuchtig denken.

Door hun egocentrisme maken kinderen zich geen zorgen om hun non-verbale gedrag en de invloed dit heeft op anderen. Een kind wat een cadeau krijgt wat hem niet bevalt zal dat non-verbaal zonder zorgen tonen.

Egocentrisme vormt de kern van gedragingen als praten in zichzelf en af en toe negeren wat een ander tegen ze zegt. Achter veel verbaal gedrag gaat geen sociale motivatie schuil, ze zijn zich niet bewust dat hun gedrag reacties bij anderen oproept.

Egocentrisme is zichtbaar wanneer kinderen verstoppertje spelen. Door hun gezicht te bedekken met hun handen of een kussen denken ze dat anderen hen niet kunnen zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HET ONTSTAAN VAN INTUÏTIEF DENKEN

A

Intuïtief denken: vorm van denken waarbij peuters en kleuters kennis over de wereld proberen te verwerven m.b.v. primitief redeneren. Ze hebben (vaak niet-kloppende) verklaringen voor alles wat ze waarnemen.

Hun nieuwsgierigheid bereikt een hoogtepunt in deze fase. Ze proberen voortdurend antwoorden te krijgen op vragen en tegelijk gedragen ze zich als deskundigen op bepaalde gebieden waarbij ze geen aandacht hebben voor hoe ze dat weten. Ze kunnen bijv. beweren dat een vliegtuig vliegt door met zijn vleugels op en neer te bewegen als een vogel. Ook al hebben ze dit nog nooit gezien.

Aan het einde van de preoperationele fase beginnen zij een aantal begrippen te begrijpen:
* Functionaliteit: acties, gebeurtenissen en resultaten zijn volgens vaste patronen aan elkaar gekoppeld. Een fiets gaat bijv. sneller als je harder trapt.
* Identiteit: het besef dat bepaalde dingen hetzelfde blijven, ongeacht veranderingen in vorm, omvang en uiterlijk. Een stuk klei bevat evenveel klei wanneer het tot een bal wordt gekneed of als een slang uitgerold.
* Conservatie: het besef dat kwantiteit niet gerelateerd is aan de fysieke verschijning. Volgens Piaget is de ontwikkeling van conservatie de markering tussen de preoperationele en operationele fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MENINGEN OVER PIAGETS BENADERING VAN COGNITIEVE ONTWIKKELING

A

Zijn theorie vormt een nuttig kader voor de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden van peuters en kleuters. Zijn theorie is gebaseerd op uitgebreid onderzoek van relatief weinig kinderen en uit recenter onderzoek blijkt dat hij de
capaciteiten van kinderen onderschatte.

Uit opdrachten m.b.t. conservatie en reversibiliteit (het besef dat het omkeren van transformatie iets terugbrengt in de oorspronkelijke staat) blijkt volgens Piaget dat het denken van peuters en kleuters over getallen ernstig wordt belemmerd. Recent onderzoek geeft aan dat kinderen al veel meer kunnen en met 3 jaar bijv. al het verschil in rijen van 2 of 3 kunnen onderscheiden. Gelman concludeert o.b.v. deze bewijzen dat kinderen een aangeboren vermogen bezitten om te tellen. Volgens Piaget komen numerieke vermogens pas na de preoperationele fase tot bloei.

Sommigen geloven dat de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden een continu proces is i.p.v. een ontwikkeling in stadia. De veranderingen zijn niet kwalitatief maar kwantitatief van aard; de onderliggende processen die tot cognitieve vaardigheden leiden, ondergaan slechts kleine veranderingen als kinderen ouder worden.

Conservatie kan worden getraind blijkt uit onderzoek. Dit is in tegenspraak met Piagets beweringen dat conservatie zich pas aan het einde van de preoperationele fase manifesteert en dat het vermogen tot conservatie niet bevorderd
kan worden omdat ze in deze fase nog niet het cognitieve rijpingsniveau hebben om conservatie te begrijpen.

Hij onderschatte hun cognitieve vermogens doordat:
* hij wellicht bij het ondervragen van kinderen te moeilijk taalgebruik hanteerde waardoor hun antwoorden geen duidelijk beeld van hun vaardigheden schetsten.
* hij de neiging had zich te concentreren op de onvolkomenheden van peuters en kleuters. Recenter onderzoek kijkt naar wat ze wel kunnen en wordt er steeds meer ontdekt hoeveel ze op cognitief gebied kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

INFORMATIEVERWERKINGSTHEORIE: HET BEGRIP VAN GETALLEN IN DE PEUTER- EN KLEUTERTIJD

A

Er zijn steeds meer bewijzen dat peuters en kleuters een buitengewoon goed ontwikkeld getallenbegrip bezitten. De gemiddelde kleuter kan al tellen en doet dit op een systematische en consistente manier. Hierbij volgen ze een aantal
principes. Bij verschillende objecten weten ze dat ze aan elk object maar 1 getal moeten toekennen en dat ze elk object maar 1 keer moeten tellen. Als ze de namen van getallen fout hebben zijn ze daar consistent in. 1,3,7 blijft 1,3,7 en dat geeft aan dat er 7 zijn geteld. Het inzicht is verassend goed maar nog niet stabiel. De meeste kinderen zijn met 4 in staat eenvoudige optel- en aftreksommen te maken door te tellen en kunnen vrij goed hoeveelheden met elkaar vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

INFORMATIEVERWERKINGSTHEORIE: HET GEHEUGEN: HERINNERINGEN AAN HET VERLEDEN

A

Autobiografisch geheugen: de herinnering aan specifieke gebeurtenissen uit ons eigen leven. Deze is voor ons 3e jaar niet echt nauwkeurig maar neemt daarna langzaam toe.

De herinneringen van peuters en kleuters aan gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt, zijn soms accuraat. 3-jarigen kunnen vrij goed centrale kenmerken van terugkerende gebeurtenissen herinneren zoals de volgorde van gebeurtenissen bij het eten in een restaurant.

Een van de cruciale factoren voor de nauwkeurigheid van het geheugen van peuters en kleuters is hoe gebeurtenissen worden gewaardeerd. Als het niet heel levendig of belangrijk is wordt het waarschijnlijk niet onthouden. Daarnaast beklijven herinneringen niet het hele leven.

Script: een algemene weergave in het geheugen van gebeurtenissen en de volgorde waarin ze optreden. Wederkerende gebeurtenissen zijn bij peuters en kleuters vaak georganiseerd in scripts. Eten in een restaurant kan door een peuter in een paar stappen worden weergegeven: praten met de ober, aan tafel, eten. Met het ouder worden wordt
het script uitgebreider. Gebeurtenissen die vaak voorkomen versmelten in een script en zijn afzonderlijk moeilijker te herinneren dan gebeurtenissen die zonder script in het geheugen zijn opgeslagen.

Andere reden waarom peuters nog geen volledig nauwkeurig autobiografisch geheugen hebben:
* bepaalde soorten informatie zoals complexe oorzaak-gevolg verbanden, kunnen ze maar moeilijk beschrijven. Ze onthouden maar een deel van de gebeurtenis.
* het geheugen van peuters is ook gevoelig voor de suggesties van anderen. Onderzoek laat zien dat bij kinderen herinneringen aan verzonnen gebeurtenissen kunnen worden opgewekt. Bijv. dat ze met een vinger klem zaten in een muizenval. Omdat het geheugen nog niet goed werkt vertrouwen ze meer op informatie van anderen. Dit is een probleem wanneer kinderen moeten getuigen in juridische kwesties bij vermoedens van mishandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

DE INFORMATIEVERWERKINGSTHEORIE IN BREDER KADER

A

Naarmate kinderen ouder worden en meer ervaringen opdoen, gaan ze informatie efficiënter en beter verwerken, en zijn ze in staat om steeds complexere problemen op te lossen. Dit zijn kwantitatieve verbeteringen (verder ontwikkelen van wat in aanleg al aanwezig is) die verantwoordelijk zijn voor de cognitieve ontwikkeling i.t.t. kwalitatieve verbeteringen (stadia met nieuwe mogelijkheden, Piaget). De theorie is de laatste jaren erg invloedrijk

Het gebruik van duidelijk gedefinieerde processen die nauwkeurig via onderzoek kunnen worden getest vormt 1 van de belangrijkste kenmerken van de informatieverwerkingstheorie. De theorie is gebaseerd op een logische reeks concepten. Ook herinnering en aandacht worden bijv. onderzocht i.t.t. andere theorieën.

Als peuters en kleuters ouder worden krijgen ze een langere aandachtsboog, kunnen beter volgen en plannen waar ze mee bezig zijn en worden zich steeds meer bewust van hun cognitieve beperkingen. Dit zou het gevolg kunnen zijn van de hersenontwikkeling. Oudere kinderen hebben wel in de gaten dat het overgieten van vloeistof van een klein glas naar een langer glas dezelfde hoeveelheid vloeistof is, omdat ze hun aandacht beter vast kunnen houden. Peuters en kleuters kunnen niet op beide dimensies tegelijk letten en dus minder goed conserveren.

Het nadeel is dat er weinig aandacht is voor sociale en culturele factoren en door het oog voor detail is er geen zicht op het grotere geheel en komen de theorie niet tot een adequaat totaalbeeld van cognitieve ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

VYGOTSKY’S VISIE OP COGNITIEVE ONTWIKKELING: OOG VOOR DE ROL VAN CULTUUR

A

Volgens Vygotsky is de cognitieve ontwikkeling van kinderen afhankelijk van de interactie met anderen. Hij meende dat kinderen hun kennis, denkprocessen, opvattingen en waarden alleen konden ontwikkelen via de samenwerking (geleide participatie) met andere mensen, zoals leeftijdgenoten, ouders, onderwijzers en andere volwassenen.

De cultuur en maatschappij zijn bepalend voor de aard van instituties als peuterspeelzalen en scholen die de ontwikkeling stimuleren door mogelijkheden te bieden voor cognitieve groei. De nadruk op bepaalde taken in de maatschappij geeft ook richting aan de groei.

Speelgoed geeft weer wat een maatschappij belangrijk vindt. Bijv. autootjes en speelgoedtreintjes staan symbool voor het mobiele karakter van een cultuur. Ook verwachtingen m.b.t. gender spelen een rol bij het verwerven van inzicht.
Uit onderzoek blijkt dat ouders in een museum gedetailleerdere wetenschappelijke verklaringen gaven aan jongens dan aan meisjes. Hierdoor komt het wellicht dat jongens meer inzicht krijgen in wetenschap en dit de latere genderverschillen in leren verklaard.

Piaget zag kinderen als junior wetenschappers en egocentrische wezens, Vygotsky zag kinderen als cognitieve leerlingen die anderen gebruiken om de wereld te leren begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DE ZONE VAN NAASTE ONTWIKKELING EN SCAFFOLDING: BEGINSELEN VAN COGNITIEVE ONTWIKKELING ~ VYGOTSKY

A

Zone van naaste ontwikkeling: het niveau waarop een kind een taak bijna zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren, maar deze kan voltooien m.b.v. een competenter persoon. (Zone of Proximal Development, ZPD). Volgens Vygotsky verbeteren de cognitieve vaardigheden van kinderen doordat zij worden blootgesteld aan nieuwe informatie die binnen hun zone van naaste ontwikkeling ligt. Bijv. als een kleuter niet goed weet hoe het een ruzie met een vriendje moet oplossen kan de juf daarbij helpen. Hoe groter de verbetering n.a.v. de hulp, hoe meer baat het kind had bij de hulp, hoe groter de zone van naaste ontwikkeling is. De geboden hulp is scaffolding.

Scaffolding: ondersteuning bij leren en probleemoplossing die net boven het huidige niveau van het kind ligt en geleidelijk wordt afgebouwd, zodat dit de zelfstandigheid en groei bevordert. Het is ook bevorderlijk voor de
ontwikkeling van hun algemene cognitieve vermogens. In het onderwijs gaat het om tijdelijke ondersteuning die kinderen nodig hebben om een taak te voltooien. De ondersteuning stopt wanneer kinderen in staat zijn om zelfstandig een probleem op te lossen of aan de slag kunnen met een taak.

In sommige culturen is scaffolding afhankelijk van het geslacht van de ouder waarbij moeders bijv. meer ondersteuning geven dan vaders. Wellicht doordat ze zich bewuster zijn van de cognitieve vermogens van hun kinderen.

Hulp aan kinderen via competente anderen gaat via culturele hulpmiddelen, dit zijn zowel concrete, fysieke objecten (potloden, papier, computers) als een intellectueel en conceptueel raamwerk (de taal, het alfabet, getallen, de wiskundige, wetenschappelijke en religieuze systemen van de cultuur) voor het oplossen van problemen. Bijv. het
praten over afstanden. In Amerika praat men over stratenblokken (3 blokken verderop), in Nederland over meters en kilometers of wordt afstand uitgedrukt in tijd (het is 15 minuten naar de winkel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

MENINGEN OVER DE BIJDRAGEN VAN VYGOTSKY

A

Vygotsky’s theorie heeft de afgelopen jaren aan invloed gewonnen. Zijn idee dat sociale interactie met anderen in de samenleving de cognitieve ontwikkeling bevordert wordt ondersteund door onderzoeken en is consistent met het systeemgerichte denken en culturele studies.

De kritiek op zijn theorie dat het gebrek aan precisie in zijn conceptualisering. De zone van naaste ontwikkeling is bijv. niet erg precies en moeilijk toetsbaar. Daarnaast sprak hij zich nauwelijks uit over hoe cognitieve processen als
aandacht en herinnering en de natuurlijke cognitieve vermogens van kinderen zich ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

LINGUÏSTISCHE VOORUITGANG IN DE PEUTER- EN KLEUTERTIJD

A

Tussen het einde van het 2e jaar en halverwege het 3e jaar maakt de taalontwikkeling van kinderen zulke grote sprongen dat het echte patroon daarachter nog niet is ontdekt.
* De lengte van de zinnen neemt gestaag toe.
* Syntaxis: het combineren van woorden en frasen tot zinnen. Dit verdubbelt nu elke maand en als het kind 3 is kan het 1000 combinaties maken.
* Fast mapping: het proces waarbij nieuwe woorden al na een korte kennismaking aan hun betekenis worden gekoppeld. Hierdoor neemt hun woordenschat een enorme vlucht. Peuters en kleuters leren elke dag nieuwe woorden en met 6 jaar hebben ze een vocabulaire van duidzenden woorden.
* Met 3 jaar gebruiken peuters stelselmatig meervoud en genitieven (bezitsvormen) van zelfstandig naamwoorden (jongens, Julia’s), verleden tijd (-de achter woorden te plakken) en lidwoorden (de, het en een).
* Ook kunnen ze complexe vragen stellen en beantwoorden (zijn dit soms vrachtwagens?).
* Ze verbuigen woorden die ze nooit hebben gehoord op de juiste manier. Een wug wordt wugs (in het Engels).
* Grammatica: het systeem van regels dat bepaalt hoe gedachten kunnen worden uitgedrukt. Hiermee leren ze ook wat ze niet kunnen zeggen. Dus wel: ‘ik ben moe’, maar niet ’ik ben honger’. Kleuters gebruiken 90% van de tijd correcte grammaticale constructies.

17
Q

EGOCENTRISCH TAALGEBRUIK

A

Egocentrisch taalgebruik: gesproken taal dat niet bedoeld is voor anderen. Kinderen praten hard op tegen zichzelf of de bijv. de pop. Vygotsky noemde dit innerlijke taal (private speech): niet uitgesproken interne dialoog, waarmee een persoon zijn gedrag en gedachten aanstuurt. Zo kunnen ze ideeën uitproberen en fungeren ze als hun eigen klankbord. Het helpt hen hun gedachten en gedrag te beheersen. Daarnaast heeft het volgens hem een belangrijke sociale functie, het stelt kinderen in staat om problemen te analyseren en op te lossen. Hij beweert dat het een voorloper is van de innerlijke dialogen (inner speech) die we gebruiken wanneer we met ons zelf in discussie zijn. Egocentrisch taalgebruik bevordert wellicht ook de pragmatische vermogens van peuters en kleuters.

Pragmatiek: het aspect van taal dat betrekking heeft op effectief en toepasselijk communiceren met anderen. Via de ontwikkeling van de pragmatische vermogens krijgen kinderen de grondslagen van het gesprek onder de knie: anderen laten uitpraten, niet van de hak op de tak springen, aanvaardbare gespreksonderwerpen kiezen. Ook ‘dank je wel zeggen’ zeggen en in verschillende situaties ander taalgebruik hanteren, zijn pragmatische aspecten van taal leren.

Sociaal taalgebruik: taalgebruik dat gericht is tegen een ander en bedoeld om door die ander te worden begrepen. Voor hun 3e jaar lijken kinderen alleen voor hun eigen plezier te praten maar tijdens de peuter- en kleuterjaren beginnen ze zich steeds meer op anderen te richten. Ze willen dat je luistert en raken gefrustreerd als ze zich niet begrepen
voelen. Daarom krijgen ze ook aandacht voor de regels van de pragmatiek. Piaget meende dat taalgebruik in die periode egocentrisch is maar uit recenter onderzoek blijkt dat kinderen meer op anderen zijn gericht dan hij dacht.

18
Q

ARMOEDE EN TAALONTWIKKELING

A

De taal die kinderen thuis horen heeft grote gevolgen voor hun toekomstige cognitieve succes.

Uit onderzoek blijkt:
* Ouders spreken meer tegen hun kind naarmate ze welvarender zijn.
* Per uur communiceren hoger opgeleide ouders 2 keer zo veel met hun kinderen als ouders met een uitkering.
* Kinderen uit gezinnen met hoger opgeleide ouders worden aan 13 miljoen meer woorden blootgesteld dan kinderen van ouders met een uitkering.
* Het soort gebruikte taal verschilt. Kinderen van ouders met een uitkering krijgen 2 keer zoveel verboden te horen dan kinderen uit gezinnen met hoger opgeleide ouders.

Hoe meer woorden kinderen horen en met meer variatie, des te beter 3-jarigen presteren bij verschillende metingen van hun intellectuele vermogens. Er is een verband, maar er kan geen oorzaak-gevolg uit worden afgeleid. Wel duidelijk is het belang van vroege blootstelling aan veel en gevarieerde taal. Het pleit voor interventieprogramma’s die ouders leren veel tegen hun kinderen te praten.

Er zijn toenemende bewijzen dat armoede ingrijpende gevolgen heeft voor de algemene cognitieve ontwikkeling en het gedrag van kinderen. Met 5 jaar hebben ze een lager IQ en scoren ze minder goed op andere cognitieve ontwikkelingscriteria. Dit verkleint hun opleidingsmogelijkheden. Daarnaast is bij armoede de psychische steun die ouders kunnen geven gering. De consequenties van armoede zijn ingrijpend en langdurig.

19
Q

TAALONTWIKKELINGSSTOORNIS (TOS)

A

Taalontwikkelingsstoornis (TOS): stoornis waarbij een afwijkende ontwikkeling van het begrip of de productie van een gesproken, geschreven en/of ander symboolsysteem optreedt. Het is een neurocognitieve stoornis waarbij taal in de hersenen minder goed wordt verwerkt. Ze horen goed en hebben een normale intelligentie maar hebben moeite met het leren van hun moedertaal, grammatica, omgaan met emoties en met plannen. Er zijn aanwijzingen dat genetische factoren en afwijkingen in de hersenen een rol spelen.

Tot 6 à 7 jaar zijn kinderen gevoelig voor het leren van een taal waardoor het belangrijk is om problemen in de taalontwikkeling zo vroeg mogelijk te signaleren. Het verloop van een TOS is goed beïnvloedbaar door goede en gespecialiseerde behandeling als logopedie. De taalproblemen zijn echter hardnekkig en de meeste 5-jarigen hebben
met 12 jaar nog steeds problemen.

20
Q

SOORTEN KINDEROPVANG VOOR PEUTERS EN KLEUTERS

A
  1. Kinderdagverlijf: biedt opvang voor kinderen waarvan de ouders aan het werk zijn. De opzet is breder van aard geworden en naast warme opvang met verzorging en spelen met andere kinderen is het steeds meer gericht op het verschaffen van een bepaalde mate van intellectuele stimulatie. In Nederland en België staan kinderdagverblijven onder toezicht van de overheid. Opvanglocaties met een (niet verplicht) HKZ-keurmerk hebben intern de zaken goed op orde, verwijzen in het pedagogische beleid naar de wet- en regelgeving en werken voortdurend aan verbetering van de zorg- en dienstverlening.
  2. Peuterspeelzaal: een opvanglocatie die explicieter is bedoeld om kinderen cognitieve en sociale ervaringen op te laten doen en is de 1e vorm van onderwijs. Kinderen van 2 tot 4 kunnen hier een aantal dagdelen per week verblijven. De nadruk op sociale vaardigheden of intellectuele ontwikkeling verschilt per peuterspeelzaal. Het doel is de overstap naar de basisschool te vergemakkelijken.
  3. Gastouderopvang: heeft een kleinschalige aanpak en reflecteert meer een gezinssituatie.
  4. VVE: Voor- en vroegschoolse educatie, een educatief programma, bedoeld om peuters en kleuters met een taal- of onderwijsachterstand op een speelse manier hun achterstand te laten inhalen, voordat ze aan groep 3 beginnen. Dit
    kan op het kinderdagverblijf of basisschool.
    - Voorschool: kinderdagverblijf dat VVE aanbiedt, gericht op kinderen van 2,5 tot 4 jaar.
    - Vroegschool: groepen 1 en 2 van de basisschool, met VVE.
  5. Kleuterschool: vrijwillige vorm van onderwijs tot 6 jaar in België die gericht is op de ontwikkeling van kleuters via ontwikkelingsdoelen.
21
Q

GEBRUIK VAN KINDEROPVANG VOOR PEUTERS EN KLEUTERS

A

In 2015 ging in Nederland de helft van de 2- en 3 -jarigen naar een opvang. Soms vervangen ouders de duurdere formele opvang door informele opvang door familie, vrienden of buren. In België gaan bijna alle peuters en kleuters naar de kleuterschool.

22
Q

EFFECTEN VAN KINDEROPVANG EN VROEGE ONDERWIJSPROGRAMMA’S

A

Uit onderzoek blijkt dat peuters die naar de externe opvang gaan verbaal vaardiger zijn, een beter geheugen hebben, meer begrijpen en hogere IQ-scores halen dan kinderen die thuisblijven. Dit is met name goed voor kinderen uit arme gezinnen die anders bepaalde risico’s lopen. Kinderen hebben meer zelfvertrouwen, zijn onafhankelijker en weten meer over de sociale wereld waarin ze leven dan thuisblijfkinderen. Niet alle studie zijn eenduidig.

De nadelen zijn dat kinderen die naar de externe opvang gaan minder beleefd zijn, minder meegaand, ze tonen minder respect voor volwassenen en zijn soms competitiever en agressiever.

De ontwikkeling van empathie bij kleuters is essentieel en ontwikkelt zich in 1e instantie vanuit koestering van de ouders en daarna vormt de basis vanuit het spelen. Hier is binnen voorschoolse programma’s soms te weinig plaats voor. Volgens Goorhuis-Brouwer is het goed als de doelstellingen van de kinderopvang daarom meer op het sociale en emotionele vlak liggen.

Volgens Elkind worden jonge kinderen al vroeg met stress en druk geconfronteerd. Hij is van mening dat succes op school afhankelijk is van geërfde capaciteiten en het rijpingsniveau van het kind en dat ouders daar geen invloed op hebben. Kinderen hebben onderwijs nodig dat past bij hun ontwikkeling: onderwijs dat zowel gebaseerd is op de gemiddelde ontwikkeling als op de unieke eigenschappen van het kind. Om de druk te verlagen moeten ouders een ontspannen omgeving creëren, waarin leren wel gestimuleerd maar niet gepusht wordt.

23
Q

VOORLEZEN: LEERZAME EN VERBINDENDE MOMENTEN

A

Voorlezen overdag en voor het slapen gaan vormen plezierige momenten en dragen bij aan een gezonde ouder-kind relatie. Uit een metanalyse blijkt dat regelmatig voorlezen aan kinderen onder de 2 jaar een basis legt voor een versterkte taalontwikkeling. Het helpt bij de ontwikkeling van de woordenschat en de omgang met syntaxis. Dit leidt weer tot een grotere interesse in lezen op latere leeftijd. Regelmatig lezen bevordert aspecten van de geletterdheid als begrip, technische leesvaardigheid, spelling en mondelinge taalvaardigheid. De voordelen van lezen in de vrije tijd zijn voor moeizame lezers het grootst. Wel is van belang dat ouders van deze groep hen stimuleren en ondersteunen.

24
Q

MEDIACONSUMPTIE

A

Nederlandse kinderen tussen 0 en 6 jaar besteden gemiddeld 2 uur per dag aan media, met name tv kijken (1,5 uur) en interactieve media en boekjes (0,5 uur). In Amerika is dat gemiddeld meer dan 4 uur per dag schermtijd en lezen doen ze maar 3 kwartier per dag.

Veel televisieprogramma’s zijn niet van goede kwaliteit of niet geschikt voor jonge kijkers. Onderzoek laat een negatief verband zien tussen het aantal uur televisiekijken op jonge leeftijd en zijn gezondheid, levensstijl en schoolprestaties op latere leeftijd. Er is een link tussen tv kijken en overgewicht.

Ook internet en de bijbehorende apparaten en applicaties zijn onderdeel van het leven van peuters en kleuters. Door het wijdverbreide gebruik van smartphones en de aanwezigheid van tablets in gezinnen zijn games toegankelijk, ook voor kleine kinderen.

25
Q

MEDIAOPVOEDING

A

De redenen om kinderen slechts beperkt tv te laten kijken:
* Passief gedrag. Kinderen die meer dan 2 uur per dag tv kijken of achter de computer zitten hebben een aanzienlijke grotere kans op overgewicht.
* Kleuters snappen vaak niet helemaal wat ze zien. Ze zijn niet in staat om zich belangrijke details te herinneren, de gevolgtrekkingen over de motivatie van personages zijn beperkt en vaak incorrect. Ze hebben vaak moeite om werkelijkheid van fantasie te scheiden.

Het advies is om bij kinderen onder de 18 maanden het gebruik van beeldschermen te ontmoedigen, behalve voor videochat, voor kinderen ouder dan 2 jaar maximaal 1 uur beeldschermtijd met hoogwaardige programma’s en niet tijdens het eten en 1 uur voor het slapen gaan.

Mediaopvoeding: het door ouders begeleiden van kinderen met het veilig leren omgaan met media. Bij gamen gaat het bijv. om regels over (educatieve) inhoud en speelduur. De uitdaging is om zelf het goede voorbeeld te geven, bijv. t.a.v. telefoongebruik.

Door verbetering in hun begrip als kinderen ouder worden kunnen de positieve kanten van televisie ook beter benut worden voor de cognitieve ontwikkeling van kinderen.

26
Q

SESAMSTRAAT: IN ELK HUIS EEN ONDERWIJZER?

A

Sesamstraat is bewust opgezet om peuters en kleuters iets bij te brengen op educatief gebied. Bijv. het leren van cijfers en letters, het vergroten van de vocabulaire en het verbeteren van mondelinge vaardigheden. Kinderen uit
gezinnen met lagere inkomens die Sesamstraat kijken zijn beter voorbereid op school dan kinderen die niet kijken. 6- en 7-jarigen scoren hoger op verbale en rekenkundige tests en kunnen beter lezen. Hun leerkrachten oordelen positiever over hen. Sesamstraat is even waardevol als peuter- en kleuteronderwijs.

De kritiek op het programma is dat het snelle tempo waarin de scenes worden getoond ervoor zorgt dat kinderen minder goed zouden reageren op traditionele vormen van onderwijs. Dit blijkt echter niet uit onderzoek.

27
Q

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE IN HET DAGELIJKS LEVEN: HET BEVORDEREN VAN DE COGNITIEVE ONTWIKKELING VAN PEUTERS EN KLEUTERS: VAN THEORIE NAAR KLASLOKAAL

A

Suggesties voor ouders en peuter- en kleuterleiders om kinderen voor te breiden op school zonder onnodige stress:
* Weten in welk cognitief ontwikkelingsstadium elk individueel kind zich bevindt.
* Het lesprogramma zo veel mogelijk afstemmen op het individuele kind.
* En kind materiaal aanbieden dat nét een niveau hoger ligt dan zijn huidige cognitieve ontwikkelingsstadium zodat het zich niet verveeld maar ook niet in de war raakt.
* Zorgen voor mogelijkheden voor sociale interactie. Zowel met andere kinderen als met volwassenen.
* Laat kinderen fouten maken.
* Niet te veel pushen, cognitieve ontwikkeling is alleen mogelijk wanneer kinderen het juiste rijpingsniveau hebben.
* Lees kinderen voor.