begrippen deel 2 persoonlijkheid Flashcards
structuren
vastliggende kenmerken
processen
manieren van informatieverwerking
nomothetisch trekconcept
Een hypothetisch construct ( hypothetisch concept ) dat wordt geformuleerd door persoonlijkheidsonderzoekers om op gemakkelijke en spaarzame manier om individuele verschillen in gevoelens, gedachten, gedrag te beschrijven, verklaren en voorspellen
trekbeschrijvende woorden (cf. trekpsychologie)
woorden die trekken, eigenschappen van een persoon beschrijven en die min of meer stabiel zijn over tijd en situatie.
type A consistentie
- consistentie van individuele verschillen inzake eenzelfde gedrag in zelfde situatie over de tijd
- komt neer op test-hertest betrouwbaarheid (t correlatie)
= cross-temporele consistentie
type B consistentie
- consistentie van individuele verschillen inzake zelfde gedrag in andere situaties
- hoe stabiel is gedrag van mensen over verschillende situaties
= cross-situationele consistentie - bij één persoon ( gedraagt persoon zich gelijkaardig over verschillende situaties ) vs. meerdere personen ( blijft rangorde gelijk )
type C consistentie
- consistentie van individuele verschillen omtrent verschillende gedragingen van eenzelfde trek in eenzelfde situatie
-hoe stabiel zijn individuele verschillen inzake uitingen van één trek?
= cross-uitingsconsistentie
type D consistentie
- consistentie in individuele verschillen in verschillende gedragingen op verschillende momenten
- in welke mate kunnen trekscores concreet gedrag in concrete situaties voorspellen?
- belangrijk voorbeeld “ : personality coefficient , predictie van concreet gedrag op basis van testscores
synoniemfrequentie
- lexicale benadering!
- hoe meer woorden er bestaan om éénzelfde trek te beschrijven, des te belangrijker de trek
cross-culturele universaliteit
- lexicale benadering!
- hoe universeler een trek, des te meer talen waarin je woord(en) ervoor terugvindt
id
onbewuste wensen en verlangens
superego
geïnternaliseerde normen en waarden maatschappij; geweten
ego
bemiddelaar tussen id en superego
-> adhv defensiemechanismen: driften op verzoenbare manier uiten ( dromen, projectie, verdringing, …. )
psychoseksuele ontwikkeling
- men doorloopt verschillende fasen in ontwikkeling seksualiteit met daarin conflict id-superego
- orale fase ( 0-18 maand) : behoeftebevrediging, zuigen, afhankelijkheid moeder
- anale fase ( 18m - 3 jaar): controle over waar en wanneer behoefte doen, moet bijgebracht worden => zelfcontrole ( fout: overgecontroleerd / of totaal niet)
- fallische fase (3-5jaar): ontdekking ander geslacht, seksuele aantrekking tot ouder van ander geslacht => leren om ouder van ander geslacht te delen met ouder zelfde geslacht
- latentiefase
- genitale fase ( pubertijd ): volwassen seksualiteit
=> goed oplossen van conflicten leidt tot normale ontwikkeling
hierachical model of personality
- Hans Eysenck
-> model van persoonlijkheid gebasseerd op 2 uitgangspunten: 1) hoge mate van erfelijkheid en 2) psychofysiologische basis in lichaam
-> NIVEAU 1 : SUPERTREKKEN - E (extraversie-introversie) - N (neuroticisme-emotioneel stabiel) - P (psychoticisme)
-> NIVEAU 2: minder brede trekken die wel specifieker zijn, trekken die voldoende vaak voorkomen en onderliggende gemeenschappelijke basis hebben met niveau 1
-> NIVEAU 3: habituele gedragingen
-> NIVEAU 4: specifieke acts - biologische basis als causale oorzaken