hoofdstuk 5 (intelligentie) Flashcards

1
Q

Waarom vond Sternberg het belangrijk om te achterhalen wat de definitie was van intelligentie volgens de leek?

A
  • het bepaalt hoe we onszelf en anderen percipiëren en evalueren in het dagelijks leven
  • kunnen onderzoek inspireren over de structuur van intelligentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg het veldonderzoek uit dat Sternberg heeft uitgevoerd om te achterhalen wat de definitie van intelligentie was volgens de leek.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer waren de twee symposia?

A

1921 en 1986

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

leg de operationele definitie van Boring uit.

A

Operationele definitie (concreet en tastbaar) in plaats van conceptueel
Intelligentie = de uitkomst op de test, hetgeen de test meet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom kreeg de operationele definitie van Boring veel kritiek?

A

Over welke test gaat het? Zijn testen wel vergelijkbaar?
Probleem van circulariteit: intelligentie = wat test meet = intelligentie = …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie was Robert Sternberg?

A
  • Een van meest vooraanstaande onderzoekers omtrent intelligentie
  • Eredoctoraat KUL
  • Had niet per se een juiste, maar wel zeer brede definitie
  • Baseert zich op Binet (<= Plato <= Aristoteles)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat waren de drie voorwaarden om iets te kunnen definiëren volgens Sternberg?

A
  1. Omstandigheden: oorspong, omstandigheden waarin het optreedt
  2. Aard, bestanddelen
  3. Gevolgen, effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sternberg wilt intelligentie definiëren op 3 manieren, waarvan de eerste omstandigheden. Leg uit hoe hij intelligentie definieërt op basis van omstandigheden.

A

Omstandigheden : intelligentie doet zich voor in oude en nieuwe taken

**Nieuwe taken: **
Qua opgave: persoon staat voor uitdaging opgave te begrijpen en een begrippen kader
+ regels op te bouwen
▪ Vb. concept projection task10
▪ Onconventionele opgave, duurt even eer je opdracht begrijpt en de regels
doorgrondt
= Omstandigheid waarin intelligentie optreedt!
Qua uitvoering: hoe handelen op basis van begrip opgave (die je dus begrijpt)
▪ Vb. waterlelies verdubbelen om 24 uur. Na 60 dagen vijver volg. Na hoeveel
dagen halfvol?
 Goede nieuwe taak voor IQ-test = test die of nieuwe opgave heeft, of nieuwe
uitvoering; indien allebei dan te moeilijk (vb. kwantumfysica voor psychostudent)

**Oude taken: **kwestie van snel en goed informatieverwerking automatiseren
Begrijpen van opgave automatiseren
▪ Vb. taak: zijn woorden synoniemen (fragiel – kwetsbaar)
▪ Opgave begrijpen bijna automatisch, maar uitvoeren moeilijker
Uitvoering opgave automatiseren
▪ Vb. letter matching (zijn deze dezelfde letters?): aA aa ba Ba Aa
▪ Uitvoering bijna automatisch, begrijpen moeilijker (vergt meer aandacht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sternberg wilt intelligentie definiëren op 3 manieren, waarvan de tweede bestanddelen. Leg uit hoe hij intelligentie definieërt op basis van bestanddelen.

A

Bestanddelen : intelligentie bestaat uit componenten

Sternberg geeft geen antwoord op welke componenten (factoranalyse), maar op welke soort componenten => metafoor: fabriek van het verstand, geest als computer
1. In-vertaling: omzetten van S naar interne representatie
2. Bewerking: bewerking van interne representaties
3.** Uit-vertaling: omzetten interne representaties naar R
4.
Metacomponent supervisie**: sturen en plannen van componenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sternberg wilt intelligentie definiëren op 3 manieren, waarvan de derde effecten. Leg uit hoe hij intelligentie definieërt op basis van effecten.

A

Effecten : intelligentie zorgt voor optimale match tussen individu en omgeving.
1. Adaptatie: aanpassen aan omgeving (vb. psycholoog die zich voortdurend bijschoolt)
2. Omgevingsselectie: zelf omgeving kiezen voor beste match (vb. studierichting obv zelfkennis over vaardigheden)
3. Omgevingsmodificatie: zelf omgeving vormen (vb. studieplanning maken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie is Francis Galton?

A

Neef van Darwin; door hem geïnspireerd
o Pas geïnteresseerd in ID in vaardigheden na het werk van Darwin
o Psychologische eigenschappen ook overerfbaar?
* Alleswetenschapper (eugenetica, antropologie, statistiek, ontdekkingsreizen, …)
* Eerste persoon die individuele verschillen in vaardigheden wetenschappelijk onderzocht
(database, ppn betalen, statistische methoden, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn Francis Galton zijn belangrijke bijdragen?

A

Ontwikkelde arsenaal aan elementaire sensori-motorische proefjes (visueel, auditief,
temperatuurgevoeligheid, reactietijden, …)
* Veronderstelling obv onderzoek mentaal gehandicapten: deze hangen sterk onderling samen
* Idee van mentale kracht = intelligentie = één onderliggende eigenschap
* Zou samenhangen en voorspellende waarde hebben voor succes in leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie is Alfred Binet?

A

Stimulans voor onderzoek en ontwerp: opdracht van overheid om laagbegaafde kinderen op te sporen zodat hieraan speciale aandacht aan besteed kan worden (en later dus productiever voor economie)
= Pionier van de IQ-testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat waren Alfred Binet zijn assumpties en vertrekpunten?

A
  1. Intelligentie niet noodzakelijk 1 eigenschap; meerdere taken gebruiken en dus bestuderen vanuit verschillende hoeken/facetten
  2. Intelligentie is veranderbaar (cf. stimulans voor onderzoek)
  3. Intelligentie stijgt met leeftijd (ongeachttraining);oudere kinderen kunnen taak beter
    dan jongere.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de simon-binet test?

A

Simon-Binet test: eerste intelligentietest, bestaande uit verschillende taakjes
1. Zeer heterogeen (visueel, auditief, reactietijd, taal, …)
2. Scoring zo gestandaardiseerd mogelijk (was een v eerste die dit deed!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat waren de vastellingen van de simon-binet test?

A
  1. Taakjes varieerden in moeilijkheid
  2. Prestatie hing samen met leeftijd(vb.5jaar: vierkant overtekenen maar geen diamant
    – 7 jaar: diamant overtekenen maar geen cilinder – 11 jaar: ook cilinder)
  3. Grote individuele verschillen (de een kan X op 5 jaar, de ander pas op 8)
  4. Dit verschil hing niet samen met training (dus pech voor de overheid)
17
Q

Bevindingen van de Simon-binet test brachten Alfred Binet tot een paar conclusies.

A

Mentale leeftijd: gemiddelde leeftijd waarop een kind een specifieke taak kan oplossen
1. Of in vraagvorm om mentale leeftijd van kind te achterhalen: hoe oud is het
gemiddelde kind dat presteert aan het niveau van het onderzochte kind?
2. Individuele verschillen in mentale leeftijd: sommigen konden taak sneller-gelijk-later
oplossen dan de mentale leeftijd voor die taak

Opdeling mentale leeftijd en chronologische leeftijd

Kwantificeren
1. Werkt niet met totaalscore, maar met mentale leeftijd (gekoppeld aan die score)
2. Vb.totaal score 34=>gemiddelde leeftijd die hoort bij kinderen met score 34 = 8jaar

18
Q

William Stern

A

Ging verder op werk van Binet, en zette volgende stap: combinatie maken en IQ berekenen
* Intelligentiequotiënt (IQ) = (mentale leeftijd/chronologische leeftijd)*100
* IQ > 100: men loopt voor op leeftijd
* IQ = 100: men loopt gelijk met leeftijd
* IQ < 100: men loopt achter op leeftijd
* IQ = specifieke kwantificatie van intelligentie obv intelligentietest

19
Q

William Stern zijn problemen met kwanitificatie?

A

Maar… problemen met deze kwantificatie
* Intelligentie blijft niet mooi lineair stijgen doorheen leven
* Groei stopt bij vroege volwassenheid (16-18j); leeftijd waarop meeste mensen de meeste
cognitieve capaciteiten hebben ontwikkeld)
* Illustratie problematiek: IQ op 18j = 100➔IQ op 50j = 36? (18/50)

20
Q

David Weschler

A

Zeer belangrijk persoon in intelligentie-onderzoek; ontwikkelde 2 vd meest gebruikte tests ter wereld
* Idee: we moeten niet kijken naar mentale leeftijd (cf. gemiddelde, Binet)wel naar mate waarin individu afwijkt tov normgroep (cf. spreiding)
* IQ-score ontwikkelen op basis van percentiel in diens leeftijdscohort!

21
Q

Hoe zag David Weschler IQ?

A
  • Galton stelde reeds vast dat veel vaardigheden normaal verdeeld zijn; meesten presteren rond
    gemiddelde, en hoe extremer ervanaf, hoe minder mensen
  • Percentiel berekenen binnen normgroep (leeftijdscohort) = percentage van normgroep dat
    lager of gelijk aan X scoort
  • Kenmerken normaalverdeling
    o 50% boven, 50% onder
    o 68% tussen gemiddelde -1SD en gemiddelde +1SD
    o 2.3% scoort meer dan 2SD boven gemiddelde (idem voor onder)
  • Universele conventies omtrent IQ-verdeling o Gemiddelde IQ = 100
    o SDIQ=15
22
Q

Lewis Terman

A

Deed ook bijdrage aan intelligentieonderzoek, met oa longitudinale studie
* Startpunt:
o Test van Binet➔aangepaste versie voor kids in VS: Stanford-Binet test
o Formule van Stern voor berekenen IQ
* Véél grotere normgroep; accuratere schattingen voor mentale leeftijd
* Grootschalig onderzoek naar hoofbegaafdheid: Genetic Studies of Genius
o Onderzoeksvraag: veel stereotiepe beelden over hoofgebaafdheid (sociaal onaangepaste genie, nerd); klopt dit wel?
▪ 1444 hoogbegaafde kinderen verzameld uit diverse scholen (de Termieten)
▪ Volgde hun verdere loopbaan, sociaal- en gezinsleven o Resultaten
▪ Sociaal aangepast, gezond
▪ Idem voor follow-upstudies (maar geen volledig perfecte correlatie tussen IQ
en prestaties)
o Kritiek: Terman beïnvloedde levensloop (aanbevelingsbrieven aan universiteiten
etc.), geen representatieve sample, cohorteffecten (Great Depression mogelijk factor)

23
Q

Robert yerkes

A
  • In 1917 stapte VS in wereldoorlog I
    o Nood aan test voor classificeren soldaten; overheid deed beroep op Yerkes
    o Stelt task force op om tests op te stellen, afnames in grote groepen (moest snel gaan
    door oorlog)
24
Q

Wat waren de twee verschillende tests dat Yerkes had gemaakt voor de soldated in WO1?

A

** Army Alpha Test**: voor rekruten die Engels konden lezen en schrijven, schriftelijke instructies
 Berekeningen maken, synoniemen en antoniemen, kennisvragen, …

** Army Bèta Test:** voor niet-Engelstalige rekruten (vaak immigranten die kwamen voor
‘The American Dream’, het land van de vrijheid), met nonverbale instructies
 Doolhof, tellen, puzzel

25
Q

Wat is eugenetica?

A

Eugenics is a fringe set of beliefs and practices that aim to improve the genetic quality of a human population.

26
Q

Robert Yerkes zijn twee intelligentietesten hadden invloed op etnische verschillen.

A

o Invloed op gedachtegoed dat mede leidde tot WOII (‘het zuivere ras’)
o Invloed op migratiepolitiek: men zag dat systematisch lagere scores op B-testen dan
op A-testen
▪ Getrokken conclusie: immigranten minder intelligent, dragen niet bij tot
wenselijkere (nl. intelligentere) bevolking
▪ Maar: wie zegt dat Alpha en Beta vergelijkbaar zijn? Kwalitatief verschillend!

27
Q

David Weschler

A

Ontwikkelde de tot op vandaag meest gebruikte intelligentietests
➔kenmerken: percentielscores en normaalverdeling, gehele (WEIRD) populatie, groot leeftijdsbereik
* WAIS: Wechsler Adult Intelligence Scale
* WISC : Weschler Intelligence Scale for Children (5-16j)

28
Q

wat zijn de twee soorten intelligentie volgens Weschler?

A

1.** Verbale intelligentie**
a. Verbaal begrip (algemene kennis, gelijkenissen, woordenschat)
b. Werkgeheugen (rekenen, cijferreeksen, bewerkingen op reeksen letters/cijfers)

2. Performatieve intelligentie
a. Perceptuele organisatie (plaatjes aanvullen en ordenen, matrixpatroon aanvullen, …)
b. Verwerkingssnelheid (ontcijferen, symbolen zoeken, …)

29
Q

verwerking van IQ scores van Weschler

A

IQ-score gevormd op basis van (1) score individu (2) normscore leeftijdsgroep individu
* Totaalscore interpreteren als verbaal en performant samenhangen
 Convergent profiel
* Deelscores apart interpreteren indien ze niet samenhangen
 Divergent, disharmonisch profiel

30
Q

Kritiek op Weschler zijn intelligentietests

A
  • Inhoud sterk cultuurgebonden (vb. algemene kennis)
  • Grote rol van taal
     Cross-culturele replicaties zouden op deze test wellicht andere scores geven
31
Q

John Raven

A

Na kritiek op tests Wechsler, gestimuleerd om culture-free test in elkaar te flatsen
= Raven’s Progressive Matrices

32
Q

Raven’s progressive matrices

A
  • Gebaseerd op Spearmans theorie over ‘g’
  • Achterliggende gedachte: IQ best meten adhv test vrij van taal- en cultuurinvloeden
  • Opbouw: reeks progressief (moeilijker wordende) pictoriale multiple-choice vragen
    o Reeks figuren waarvan één ontbreekt
    o Men moet perceptuele relaties ontdekken, redeneren via analogie, onder tijdsdruk o Totaalscore omgezet in percentiel en bijbehorende IQ-score volgens
    normaalverdeling
33
Q

Recent ontwikkelde test van Kaufman

A

Sommige tests gebruiken combinatie van cultuurgebonden en cultuurvrije schalen = KAIT (Kaufman Adolescent/Adult Intelligence Test)

34
Q

welke twee soorten van intelligenties meet kaufman?

A
  • Crystallized intelligence: verworven kennis door training en opleiding (cultuurgebonden)
    o Woorddefinities, bekende persoonlijkheden, dubbele betekenissen, …
  • Fluid intelligence: vermogen nieuwe problemen op te lossen zonder training of voorkennis
    (niet-cultuurgebonden)
    o Betekenisvansymbolenaanleren,logischredeneren,geheimecodes,geheugenvoor
    patronen, …