HC6: stoornissen gerelateerd aan trauma en stress Flashcards

1
Q

Stress en arousal; componenten van stress

A

Stressor
* Een gebeurtenis die iets vereist
* Kan stress veroorzaken wanneer dit wordt gezien als bedreigend

Stress response
* De reactie van de persoon op de stressor

Uitzonderlijke stress en trauma
* Kunnen een centrale rol spelen bij
een aantal psychologische stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stress en psychologische stoornissen

A
  • Acute stress disorder
  • Posttraumatic stress disorder (PTSD)
  • DSM-5 classificeert deze als “trauma en stressor-gerelateerde stoornissen”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stress en fysieke (psychofysiologische) stoornissen

A

DSM-5 classificeert deze als “psychologische factoren die een invloed uitoefenen op medische aandoeningen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stress en arousal: De Fight-or-Flight reactie

A

Arousal en stress worden in gang gezet door de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

2 systemen van de flight-or-fight reactie

A

Twee belangrijke systemen worden geactiveerd

  • Autonome zenuwstelsel (AZS)
    – Een uitgebreid netwerk van zenuwen die het centrale zenuwstelen (de hersenen en ruggengraat)
    connecteren met alle andere organen in het lichaam
  • Endocriene system
    – Een netwerk van klieren doorheen het lichaam die hormonen vrijlaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het autonome zenuwstelsel (AZS)

A
  • Sympathetic nervous system; fight or flight
  • Parasympathetic nervous system; rest and digest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Twee routes waarbij het AZS en het endocriene systeem arousal en angstreacties produceren

A
  • Sympathetisch zenuwsteksel
  • Hypothalamic-pituitary- adrenal (HPA) pathway
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Acute stress stoornis

A

Symptomen beginnen 4 weken na het event en verdwijnen weer binnen een maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Posttraumatic stress stoornis (PTSS)

A

Symptomen beginnen kort na het event of maanden of zelf jaren erna
- 80% van de gevallen van acute stress stoornis ontwikkelen in PTSD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Acute en posttraumatische stress stoornis overeenkomsten en verschillen

A

Naast de verschillen in onset tijd en duratie van de symptomen zijn acute stress stoornis en PTSS nagenoeg identiek
* Verhoogde arousal, angstigheid en schuldgevoelens
* Herbeleven van het traumatische event
* Vermijding
* Verminderde reactiviteit en dissociatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Acute en posttraumatische stress stoornis checklist

A

Checklist
* Een persoon wordt blootgesteld aan een traumatische gebeurtenis - overlijden of met de dood bedreigd, ernstig letsel of seksuele overtreding

Een persoon ervaart ten minste een van de volgende herbevelingssymptomen:
* Herhaalde, ongecontroleerde en verontrustende herinneringen
* Herhaalde en verontrustende traumagerelateerde dromen
* Dissociatieve ervaringen zoals flashbacks
* Aanzienlijke overstuur bij blootstelling aan traumagerelateerde signalen
* Uitgesproken fysieke reacties wanneer aan de gebeurtenis(sen) wordt herinnerd
* De persoon vermijdt voortdurend traumagerelateerde stimuli
* De persoon ervaart negatieve veranderingen in traumagerelateerde cognities en stemmingen, zoals het niet kunnen onthouden van belangrijke kenmerken van de
gebeurtenis(sen) of het ervaren van herhaalde negatieve emoties
* De persoon vertoont opvallende veranderingen in opwinding of reactiviteit, zoals overmatige alertheid, extreme schrikreacties of slaapstoornissen
* De persoon ervaart aanzienlijk leed of beperkingen, met symptomen die langer dan een maand aanhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Acute en posttraumatische stress stoornis; prevalentie

A
  • Kan op elke leeftijd voorkomen en alle aspecten van het leven
    beïnvloeden
  • Beïnvloedt elk jaar minstens 3,5 procent van de mensen in de Verenigde Staten
  • Vaker voor bij vrouwen (2: 1) en mensen met een laag inkomen
  • Tweederde van de getroffen mensen zoekt ooit een behandeling
  • Waarschijnlijker veroorzaakt door bepaalde gebeurtenissen - oorlog, rampen, misbruik en slachtofferschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom ontwikkelen mensen acute en posttraumatische
stressstoornissen?

A
  • Biologische factoren
  • Ervaringen uit de kindertijd
  • Persoonlijkheidsstijlen
  • Sociale ondersteuning
  • Ernst en aard van de trauma’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom ontwikkelen mensen acute en posttraumatische
stressstoornissen? –> Biologische factoren

A
  • Stressroutes van de hersenen en het lichaam
  • Stressgebieden in de hersenen
  • Erfelijke aanleg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom ontwikkelen mensen acute en posttraumatische
stressstoornissen? –> Ervaringen uit de kindertijd

A
  • Chronische verwaarlozing of misbruik
  • Armoede
  • Scheiding van ouders of echtscheiding
  • Catastrofe
  • Familieleden met psychische stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom ontwikkelen mensen acute en posttraumatische
stressstoornissen? –> Persoonlijkheidsstijlen

A

Bestaande hoge angst en negatief wereldbeeld versus veerkracht en positieve attitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom ontwikkelen mensen acute en posttraumatische
stressstoornissen? –> Sociale ondersteuning

A

Zwakke gezins- en sociale ondersteuningssystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom ontwikkelen mensen acute en posttraumatische
stressstoornissen? Ernst en de aard van het trauma

A
  • Ernstiger of langduriger trauma
  • Meer directe blootstelling aan trauma
  • Opzettelijk toegebracht trauma
  • Verminking, ernstig lichamelijk letsel of aanranding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom ontwikkelen mensen acute en posttraumatische
stressstoornissen? –> ontwikkelingspsychopathologie perspectief

A

Ontwikkelingspsychopathologie perspectief
* Timing van stressoren en trauma’s gedurende het ontwikkelingsverloop en
* Overgeërfde of verworven biologische aanleg voor overreactiviteit in stressroutes tussen de hersenen en het lichaam en disfunctie in het hersenstresscircuit
* Principes van equifinaliteit en multifinaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe behandelen clinici acute en posttraumatische stress stoornissen?

A

Ongeveer de helft van alle gevallen van PTSD verbetert binnen 6 maanden; de rest kan jaren aanhouden

Behandelingsprocedures variëren afhankelijk van het type trauma
* Algemene doelen
– Maak een einde aan aanhoudende stressreacties
– Krijg perspectief op pijnlijke ervaringen
– Keer terug naar constructief leven

21
Q

Hoe behandelen clinici acute en posttraumatische stress stoornissen? –> Oorlogsveteranen

A
  • Antidepressiva
  • Cognitieve-gedragstherapie
    – Cognitieve verwerkingstherapie
    – Mindfulness-gebaseerde technieken
    – Exposure technieken; prolonged exposure
    – Eye movement desensitization and reprocessing (EMDR)
  • Koppel of familie therapie
  • Groep therapie
  • Combinatie van bovenstaande technieken en therapieën
22
Q

Acute en posttraumatische stress stoornis; Exposure-gebaseerde behandeling

A

Exposure-gebaseerde behandeling is de beste interventie voor patiënten met PTSS

  • Vroegere behandelingen: In vivo exposure meer effectief dan coverte (imaginaire) exposure
  • Vandaag: Virtual Reality exposure is nu standaard voor de behandeling van PTSS
  • Virtual Reality-therapie komt steeds vaker voor bij de behandeling van andere angststoornissen en fobieën
23
Q

Hoe behandelen clinici acute en posttraumatische stress stoornissen?

A
  • Koppel of familie therapie
    -Ondersteuning voor partners en kinderen
  • Groepstherapie

Psychologische debriefing (kritisch incident stress debriefing)
* Crisis interventie waarin slachtoffers van trauma’s binnen enkele dagen na het kritieke incident uitgebreid praten over hun gevoelens en reacties
* Niet ondersteund in onderzoek

24
Q

Hoe behandelen clinici acute en posttraumatische stress stoornissen?

A
  • Koppel of familie therapie
    -Ondersteuning voor partners en kinderen
  • Groepstherapie

Psychologische debriefing (kritisch incident stress debriefing)
* Crisis interventie waarin slachtoffers van trauma’s binnen enkele dagen na het kritieke incident uitgebreid praten over hun gevoelens en reacties
* Niet ondersteund in onderzoek

25
Q

Dissociatieve stoornissen

A
  • Groep aandoeningen veroorzaakt door traumatische gebeurtenissen
  • Wanneer dergelijke veranderingen in het geheugen geen duidelijke fysieke oorzaak hebben, worden ze “dissociatieve” stoornissen genoemd
  • Een deel van het geheugen van de persoon lijkt typisch gedissocieerd of gescheiden te zijn van de rest
26
Q

Vormen van dissociatieve stoornissen

A
  • Dissociatieve amnesie
    • Dissociatieve fugue
    • Dissociatieve identiteitsstoornis (meervoudigepersoonlijkheidsstoornis )
    • Subpersonaliteiten
    • Afwisselende personaliteiten
27
Q

Dissociatieve amnesie

A

Onvermogen om belangrijke informatie over iemands leven te herinneren, meestal van verontrustende aard
* Geheugenverlies veel uitgebreider dan normaal vergeten en wordt niet veroorzaakt door fysieke factoren
* Vaak wordt de amnesie-episode direct veroorzaakt door een specifieke verontrustende gebeurtenis

28
Q

Dissociatieve amnesie checklist

A
  • De persoon kan zich geen belangrijke levensgerelateerde informatie herinneren, meestal traumatische of stressvolle informatie. Het geheugenprobleem is meer dan simpelweg vergeten.
  • Leidt tot aanzienlijk leed of bijzondere waardevermindering
  • Symptomen worden niet veroorzaakt door een stof of medische aandoening
29
Q

Dissociatieve identiteitsstoornis checklist

A
  • De persoon ervaart een verstoring van zijn of haar identiteit, zoals weerspiegeld door ten minste twee afzonderlijke
    persoonlijkheidsstaten of ervaringen met “bezeten zijn”
  • Persoon ervaart herhaaldelijk geheugenlacunes met betrekking tot dagelijkse gebeurtenissen, belangrijke
    persoonlijke informatie of traumatische gebeurtenissen, die verder gaan dan het gewone vergeten
  • Leidt tot aanzienlijk leed of bijzondere waardevermindering
  • Symptomen worden niet veroorzaakt door een stof of medische aandoening
30
Q

Dissociatieve amnesie; gelokaliseerd

A

Gelokaliseerd: meest voorkomende type; verlies van alle herinneringen aan gebeurtenissen die binnen een beperkte periode hebben plaatsgevonden.

31
Q

Dissociatieve amnesie; selectief

A

Selectief: geheugenverlies voor sommige, maar niet alle, gebeurtenissen die binnen een bepaalde periode plaatsvinden.

32
Q

Dissociatieve amnesie; gegeneraliseerd

A

Gegeneraliseerd: geheugenverlies beginnend met een gebeurtenis, maar zich uitstrekkend in de tijd; kan het identiteitsgevoel verliezen; herkent misschien familie
en vrienden niet.

33
Q

Dissociatieve amnesie; continu

A

Continu: vergeten gaat door in de toekomst; vrij zeldzaam in gevallen van dissociatief geheugenverlies. A person forgets each new event as it occurs.

34
Q

Dissociatieve fugue

A
  • Extreme versie van dissociatieve amnesie
  • Mensen vergeten niet alleen hun persoonlijke identiteit en details uit hun verleden, maar vluchten ook naar een heel andere locatie
  • Kan kort of ernstiger zijn
35
Q

Onderdrukte herinneringen of valse herinneringen?

A
  • De aanspraken op herstel van jeugdherinneringen aan
    misbruik zijn de afgelopen jaren afgenomen
  • Onderdrukte herinneringen aan seksueel misbruik uit de
    kindertijd komen in verschillende situaties naar voren

Tegenargument: suggestibiliteit
* Herinneringen kunnen gebrekkige illusies zijn of valse beelden gevormd door een verwarde geest; gemaakt in laboratorium
* Sommige mensen zijn vatbaarder voor valse herinneringen
* Details van seksueel misbruik van kinderen worden vaak
onthouden

36
Q

Dissociatieve identiteitsstoornis (meervoudigepersoonlijkheidsstoornis)

A
  • Er ontstaan twee of meer verschillende persoonlijkheden (subpersoonlijkheden)
  • Elk heeft een unieke reeks herinneringen, gedragingen, gedachten en emoties
  • Een plotselinge beweging van de ene subpersoon naar de andere (switchen) wordt meestal veroorzaakt door stress
  • Bij vrouwen werd drie keer vaker de diagnose gesteld dan bij mannen
37
Q

Dissociatieve stoornissen; hoe verhouden subpersoonlijkheden zich tot elkaar?

A

Drie verschillende soorten van relaties tussen subpersoonlijkheden

  • Wederzijds geheugenverlies relaties (mutually amnesic)
  • Wederzijds bekende patronen (mutually cognizant)
  • Eenrichtingsrelaties met geheugenverlies (one-way amnesic)
  • Het gemiddelde aantal subpersoonlijkheden wordt nu geschat op 15 voor vrouwen en 8 voor mannen; verschijnen vaak in groepen van 2 of 3
38
Q

Dissociatieve stoornissen; hoe verschillen de subpersoonlijkheden?

A
  • Subpersoonlijkheden vertonen vaak dramatisch verschillende kenmerken
  • Identificerende kenmerken
  • Mogelijkheden en voorkeuren
  • Fysiologische reacties
39
Q

Dissociatieve stoornissen; Hoe prevalent is DIS

A
  • Traditioneel werd aangenomen dat DIS zeldzaam was
  • Het aantal mensen bij wie de aandoening is vastgesteld, is toegenomen
  • Hoewel de aandoening nog steeds ongebruikelijk is, zijn duizenden gevallen alleen al in de Verenigde Staten en Canada gedocumenteerd
  • Ondanks veranderingen blijven veel clinici de legitimiteit van deze categorie in twijfel trekken
40
Q

Eigenaardigheden in het geheugen

A
  • Verstrooidheid
  • Déjà vu
  • Jamais vu
  • Tip-of-the-tong fenomeen
  • Eidetische afbeeldingen
  • Geheugen onder narcose
  • Geheugen voor muziek
  • Visueel geheugen
41
Q

Hoe verklaren theoretici dissociatieve amnesie en dissociatieve identiteitsstoornis?

A
  • Er is een verscheidenheid aan theorieën voorgesteld om dissociatieve stoornissen te verklaren
  • Oudere verklaringen hebben niet veel onderzoek gekregen
  • Nieuwere standpunten, die cognitieve, gedrags- en biologische principes combineren, hebben de interesse van klinische wetenschappers gewekt
42
Q

Hoe verklaren theoretici dissociatieve amnesie en dissociatieve identiteitsstoornis? –>Psychodynamisch perspectief

A

Psychodynamisch perspectief
* Dissociatieve stoornissen worden veroorzaakt door onderdrukking
* Mensen bestrijden angstgevoelens door onbewust te voorkomen dat pijnlijke herinneringen, gedachten of impulsen het bewustzijn bereiken
* Dissociatief geheugenverlies en fugues zijn afzonderlijke episodes van massale onderdrukking
* DIS is het resultaat van een leven van buitensporige onderdrukking, ingegeven door zeer traumatische gebeurtenissen in de kindertijd
* De meeste steun voor dit model is ontleend aan casuïstiek, die meedogenloze ervaringen uit de kindertijd rapporteren
* Toch ontwikkelt slechts een klein deel van de mishandelde kinderen deze aandoening

43
Q

Hoe verklaren theoretici dissociatieve amnesie en dissociatieve identiteitsstoornis? –> Cognitief-gedragsperspectief

A
  • Dissociatie groeit uit normale geheugenprocessen en is een reactie die wordt geleerd door operante conditionering
  • Behaviorists vertrouwen grotendeels op casuïstiek om hun visie op dissociatieve stoornissen te ondersteunen
44
Q

Hoe verklaren theoretici dissociatieve amnesie en dissociatieve identiteitsstoornis? –> State-dependent leren

A
  • Leren wordt geassocieerd met de omstandigheden waaronder het plaatsvond, zodat het het beste onder dezelfde omstandigheden kan worden onthouden
  • Mensen die vatbaar zijn voor het ontwikkelen van dissociatieve stoornissen hebben verbanden tussen staat en geheugen die ongebruikelijk star en smal zijn
45
Q

Hoe verklaren theoretici dissociatieve amnesie en dissociatieve identiteitsstoornis? –> Zelf-hypnose

A
  • Parallel tussen hypnotisch geheugenverlies en dissociatieve stoornissen
  • Krachtige suggesties om te vergeten
  • Suggesties die in de praktijk worden gebracht door middel van sociale en cognitieve mechanismen
46
Q

Dissociatieve stoornissen; Hoe helpen therapeuten mensen met dissociatief geheugenverlies?

A
  • Psychodynamische therapeuten begeleiden patiënten om hun onderbewustzijn te doorzoeken en vergeten ervaringen in het bewustzijn te brengen
  • Bij hypnotische therapie worden patiënten gehypnotiseerd en begeleid om zich vergeten gebeurtenissen te herinneren
  • Bij medicamenteuze therapie worden soms intraveneuze injecties van barbituraten gebruikt om patiënten te helpen verloren herinneringen terug te krijgen
  • In tegenstelling tot slachtoffers van dissociatief geheugenverlies of fugue, herstellen mensen met DIS doorgaans niet zonder behandeling
  • De behandeling van dit patroon is, net als de aandoening zelf, complex en moeilijk

Therapeuten proberen meestal cliënten te helpen
* Herken volledig de aard van hun aandoening
* Herstel de gaten in hun geheugen
* Integreer hun subpersoonlijkheden in één functionele persoonlijkheid

47
Q

Dissociatieve stoornissen; Depersonalizatie-derealizatie stoornis

A
  • DSM-5 categoriseert dit als een dissociatieve stoornis, maar niet als een die wordt gekenmerkt door de geheugenproblemen die worden aangetroffen in de andere
    dissociatieve stoornissen
  • Centraal symptoom zijn aanhoudende en terugkerende episodes van depersonalisatie en / of derealisatie
48
Q

Dissociatieve stoornissen; Depersonalizatie-derealizatie stoornis –> Eigenschappen

A

Eigenschappen
* Gevoel van onthechting van eigen mentale processen of lichaam
* Zelf van buitenaf observeren
* Het gevoel dat mensen of objecten onwerkelijk of afstandelijk zijn
* Voorbijgaande depersonalisatie- en derealisatie-ervaringen komen relatief vaak voor, terwijl depersonalisatie-derealisatiestoornis dat niet is.