HC6: Stemmingsstoornissen en suïcide Flashcards

(32 cards)

1
Q

Betekenis: affect

A

Humeur, wisselend gedurende de dag en van dag tot dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betekenis: stemming

A

gemoedstoestand over langere termijn, minimaal 2 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Betekenis: stemmingsstoornis

A

Syndroom / pathologische toestand van ontregelde stemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Betekenis: disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis

A

De disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis kan worden opgevat als een kinderpsychiatrisch syndroom met ernstige recidiverende driftbuien die zich verbaal en/of in het gedrag manifesteren en die wat intensiteit of duur betreft in grove mate disproportioneel zijn ten opzichte van de situatie of aanleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Betekenis: persistent depressieve stoornis (dysthyme stoornis)

A

Duurt nog langer dan gewone depressieve stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Betekenis: Cyclothyme stoornis

A

Lichte mate bipolaire stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Betekenis: maniforme stemmingsstoornis

A

Bipolaire stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Depressieve stoornis (DSM-5)

A

Tenminste eenmalige depressieve episode (-> 2 weken, tenminste 2 aaneengesloten weken last van ten minste 5 depressieve kenmerken.
A.
- Sombere stemming
- Interesse verlies (anhedonie)
- Gewicht / T
- Insomnia of hypersomnia
- Psychomotore remming of agitatie
- Vermoeidheid / verlies van energie
- Waardeloosheid-/ schuldgevoelens
- Concentratie / vertraagd denken / besluitloosheid
- Doodsgedachten / suïcidale ideaties
B. Lijdensdruk / beperkingen in sociaal maatschappelijk functioneren
C. Niet tgv somatische aandoening of tgv een middel
D. Niet in het kader van schizo-affectieve stoornis of pscychose
E. Nooit een (hypo) manische episode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn psychosociale risicofactoren voor een depressieve stoornis?

A
  • Eerdere off-time verlies-ervaringen –> of time= verlies wat niet bij je levensfase past
  • Kindling: na iedere depressie, recidief risico stijgt (= soort cumulatief risico)
  • Afhankelijkheid
  • Weinig of wegvallen van sociale steun en eenzaamheid
  • Zingevingsproblematiek / rolverwijzing
  • Negatieve levensbalans
  • Co-morbiditeit: psychisch en fysiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overlap en co-morbiditeit bij depressie

A
  • Anemie: bloedarmoede
  • Apatisch delier: stille verwardheidstoestand
  • Dementiesymtomen
  • M. Parkinson
  • Sickness: algehele malaise
  • Medicatie-bijwerkingen
  • Angststoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Betekenis: pseude-dementie

A

Zo erg depressief dat het lijkt alsof je dement bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke aspecten spelen mee bij despressiviteit?

A

Psychologische aspecten, bv persoonlijkheid, cognities en coping.
- Sociale factoren
- Stress, biologisch
- Somatische aandoeningen kunnen stemming beïnvloeden
- Stress-hormonen ontregelen + somatiek
- Ontregeling op sociaal, psychologisch en somatisch vlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Therapieën depressieve stoornis

A
  • Optimaliseren van de somatische conditie (bewegen –> hardlopen)
  • Activering / bewegingstherapie
  • Steunende / structurerende interventies
  • Systeem interventies
  • Cognitieve gedragstherapie; aanzetten tot gedrag wat stemming verbeterd
  • IPT; interpersoonlijke therapie
  • Mindfulness (recidief-preventie) geeft handvaten om bepaalde zaken te accepteren + ontspanning vinden
  • Farmacotherapie
  • ECT; electroconvulsietherapie; elektrische shock om door hersenen om bepaalde gebieden te activeren. (2 keer per week voor 3 weken)
  • TMS; transcraniale magnetische stimulatie
  • DBS
  • Toekomst?? –> genetische manipulaties–> hersencellen licht gevoelig maken met licht signalen hersencellen beïnvloeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Persisterende depressieve stoornis (dysthyme) (DSM-5)

A
  • Duurt langer dan 2 jaar, moet sprake zijn van somberen stemming het grootste deel van de dag, vaker wel dan niet.
  • Vaak norse mensen die weinig plezier beleven, meestal minder symptomen dan een ernstige depressieve stoornis
  • DSM-5 tenminste 2 symptomen
    • Slechte eetlust of veel eten
    • Insomnia of hypersomnia
    • weinig energie of vermoeidheid
    • Gering gevoel van eigen waarde
    • Slechte concentratie of besluitloosheid
    • Gevoelens van hopeloosheid
  • in 2 jaar nooit langer dan 2 maanden symtoomvrij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(Hypo) manische episode (DSM-5)

A

Sterk verhoogde expansieve / geagiteerde stemming, mensen zijn juist overactief, de wereld kan niet op. Doorgeschoten in het pathologische, mensen zijn overdreven actief.
- Ten minste 3 van deze manische symtomen
- Opgeblazen gevoel van eigenwaarden / grootheidsideeen
- Verminderde slaapbehoefte
- Spreekdrang
- Vluchtige / jagende gedachte
- Verhoogde afleidbaarheid
- Toename doelgerichte activiteit
- Overmatig bezig met risico-activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bipolaire-I- stoornis

A

Afwisseling van manische en depressieve periode

17
Q

Bipolaire-II-stoornis

A

Afwisseling van manische en depressieve periode, hypomanie is een wat lichtere manie

18
Q

Therapie voor bipolaire stoornis

A
  • FARMACOTHERAPIE
  • Stemmingsstabilatoren: Lithiumzouten antipsychotica: antimanisch
  • Antidepressiva: kunnen mani induceren!
  • Benzodiazepinen: verslavingsrisico en afhankelijkheid
  • Psycho educatie: goede uitleg geven en therapie trouw bevorderen, regelmatig leven leiden! –> Sociaal ritme therapie
  • Lotgenoten contact / lithiumpolikliniek –> lithium zout eigenlijk levenslang gebruiken
  • FFT: family focused treatment: familie ondersteunen en uitleg geven
  • ECT: bij rapid cycling: bij snelle afwisseling tussen depressie en manie, dan electro convulsie therapie
    -Adjunctieve psychotherapie
  • Psychotherapie alleen is vaak niet behulpzaam voor mensen met een bipolaire
    stoornis
  • Psychotherapie wordt vaak complementair gebruikt bij lithium of andere medicatie
  • Adjunctieve therapie in combinatie met medicatie lijkt patiënten wel te helpen bij hun
    gedragsproblemen, in het bijzonder mensen met een cyclothymische stoornis
19
Q

Cyclothyme stoornis (DSM-5)

A

Langer dan 2 jaar: afwisseling depressieve en hypomanie symtomen
- in 2 jaar nooit langer dan 2 maanden symptoomvrij
- voldoet niet aan criteria voor depressieve of manische episode
- significante consequenties mbt sociaal maatschappelijk functioneren.

20
Q

Suïcidaliteit (Sneidman 1918-2009)

A

Suïcide: intentioneel, direct en bewust zelf veroorzaakt overlijden

21
Q

Type suïcidaliteit: Death seekers

A

Met duidelijke intentie om leven te beëindigen

22
Q

Type suïcidaliteit: Death initiators

A

Zoeken levenseinde vanuit idee dat het stervensproces al begonnen is

23
Q

Type suïcidaliteit: Death ignorers

A

Mensen die denken dat zelf veroorzaakt overlijden niet het einde van hun bestaan betekent

24
Q

Type suïcidaliteit: Death darers

A

Ambivalent tot de dood en tonen dat in hun suïcidaliteit; mensen die gevaarlijk gedrag vertonen om de dood uit te dagen

25
Type suïcidaliteit: Sub-intentional death
Niet intentioneel "true intent is unclear" onbewust aandeel in eigen overlijden. Suïcide of verkeersongeval?
26
Studie strategieën bij suïcide
- Retrospectieve analyse ( "psychologische autopsie") achteraf kijken hoe het is gelopen - Interview van suïcidepogers
27
Inschatten suïcide risico: middel interview
Case (chronological assement of suïcide events) - actuele gedachte / gebeurtenissen - voorgeschiedenis - toekomstvisie/ toekomstplannen / toekomstperspectief - crisisplan * Ask * Asses: exploreer risico / ernst * Advice: geef duiding, deel inzichten met patiënt * Agree: bespreek de zorg; handel zo nodig directief * Assist: verwijs en overleg; regel veilige setting * Assure follow up; maak vervolgafspraak en regel nazorg
28
Therapie suïcidaliteit
- Preventieprogramma's - Reductie beschikbaarheid van middelen - Vragen naar suïcidaliteit / risicofactoren - Screenlijsten als hulpmiddel (multidisciplinaire richtlijn) - Doodsgedachten - Doodsverlangen - Suïcidegedachten - Suïcide wens - Suïcideplannen - Suïcide voorbereidingen - (Eerdere) suïcidepogingen -
29
Betekenis: unipolaire depressie
Depressie zonder een (geschiedenis van) manie
30
DSM-5 categoriseert de verschillende depressieve stoornissen
* Major depressive disorder * Persistent depressive disorder * Premenstrual dysphoric disorder
31
Major depressive episode (DSM-5)
* Gedurende minstens 2 weken: depressieve gemoedstoestand voor het merendeel van de dag en/of een vermindering van plezier of interesses in de meeste activiteiten voor het grootste deel van de dagen * Binnen dezelfde 2 weken, tenminste 3 of 4 van de volgende symptomen: * Verandering van gewicht of trek * Slaapproblemen (insomnia of hypersomnia) * Geagiteerdheid of verminderde activiteit * Vermoeidheid of lethargie * Gevoelens van waardeloosheid of schuld * Verminderde concentratie of besluitvaardigheid
32
Het biologische model van unipolaire depressie
* Biologische benadering * Biochemische factoren * Verlaagde activiteit van twee neurotransmitters: serotonine en norepinefrine – Ontdekt op basis van testen met medicatie voor hoge bloeddruk en eerste antidepressiva – Later meer gedetailleerde studies naar interacties tussen neurotransmitter * Hormonen en de HPA-as – Stress-as overgeactiveerd * Immuun systeem * Bij extreme stress treedt er disregulatie op van het immuunsysteem en dit draagt bij aan de ontwikkeling van depressie – Vertraagd functioneren van lymfocyten, toename CRP en sterkere ontstekingsreacties * Verhoogde incidentie van migraine, prikkelbare darm syndroom, chronische vermoeidheid, artritis en andere problemen veroorzaakt door CPR productie en ontstekingsreacties Hersencircuits * Dysfuncties in bepaalde circuits * Beeldvormingstudies * Subgenual cingulate heeft een specifieke bijdrage * Abnormale activatie en bloeddoorstroming in een aantal hersengebieden * Structurele problemen: interconnectiviteit * Abnormale neurotransmitter activiteit