VO 3.1 Acute en chronische ontsteking Flashcards

1
Q

Wat voor spierweefsel is het hart? Hoeveel leukocyten en bindweefsel zit er in gezond myocardweefsel?

A

Dwarsgestreept spierweefsel. Er zit weinig bindweefsel en leukocyten tussen de spiervezels in gezond myocardweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kun je de rode gebieden verklaren na een hartinfarct? Bevinden ze zich vóór of achter de plaats van het infarct?

A

Je ziet sterk rood gekleurde gebieden, waar erytrocyten zich buiten de bloedbaan bevinden. Dit kan gebeuren als de endotheelcellen van de bloedvatwand afsterven. Dit komt door zuurstoftekort. Hierdoor vindt er ruptuur plaats van de capillairen. Deze rode gebieden ontstaan achter het infarct.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welk type infectie worden neutrofiele granulocyten gerekruteerd? Is hier ook sprake van een infectie (preparaat van myocardinfarct)? Leg uit.

A

Bij een acute infectie. Er is geen sprake van een infectie, want er is geen sprake van micro-organisme. Het is een steriele ontstekingsreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn polymorfe nucleaire leukocyten?

A

Eosinofiele, basofiele en neutrofiele granulocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de lichtere gebieden die zichtbaar zijn op dit plaatje?

A

De lichtere gebieden na 7 dagen myocardinfarct zijn ontstekingsinfiltraten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kleuren CD68 antistoffen aan?

A

Het molecuul dat door CD68 antistoffen wordt herkend is één van de zgn. scavenger receptoren. Het komt m.n. intracellulair voor in de membraan van lysosomen, maar wordt ook op de celmembraan tot expressie gebracht. Cellen met veel lysosomen kunnen hierdoor worden aangetoond, waaronder de macrofagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvan is granulatieweefsel het voorstadium?

A

Granulatieweefsel is een voorstadium voor het ontstaan van littekenweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een granuloom?

A

Het is een afgebakend deel van macrofagen met een epitheloïd karakter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het klinische gevolg van teveel litteken weefsel door bijvoorbeeld herhaalde infarcten?

A

Littekenweefsel draagt niet bij aan de functie van het hart. Het klinische gevolg van te veel littekenweefsel door herhaalde infarcten is een verminderde pompfunctie van het hart (decompensatio cordis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke cellen komen er als eerste af op een infectie met een intracellulaire bacterie?

A

Neutrofiele granulocyten zullen bijna direct infiltreren (ongeveer vier uur na de schade). Vervolgens komen de monocyten, macrofagen en lymfocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaat er leukocytinfiltratie in niet-aangedane organen door een cytokinestorm?

A

Om leukocytinfiltratie mogelijk te maken moet het endotheel in de betreffende organen geactiveerd zijn, zodat de cellen hieraan kunnen hechten. Door de systemische cytokinestorm wordt echter ook endotheel in niet-geïnfecteerde organen geactiveerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kleurt CD31 aan?

A

CD31 toont endotheel aan in geactiveerde en niet-geactiveerde staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn VCAM1 en ICAM1?

A

CD54/ICAM-1 en CD106/VCAM-1 zijn induceerbare moleculen op endotheel die als liganden fungeren voor de adhesiemoleculen op de leukocyten waarmee zij hechten aan het endotheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de verzamelnaam voor de adhesiemoleculen waarmee de leukocyten binden aan ICAM-1 en VCAM-1 op het endotheel?

A

De adhesiemoleculen waarmee de leukocyten binden aan ICAM-1 en VCAM-1 zijn integrines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is er, behalve activatie van het endotheel, nodig om leukocyten te laten penetreren in het onderliggende weefsel? Hoe heet het betrokken proces?

A

Om leukocyten te laten penetreren in het onderliggende weefsel zijn behalve activatie van het endotheel ook cytokines en chemokines nodig. Dit betrokken proces heet chemotaxis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de lamina propria?

A

De bindweefsellaag tussen het bekledende epitheel en de gladde spierlaag (muscularis propria).

17
Q

Een coupe van bacteriële gastritis: We zien vooral lymfocyten. Daarnaast zien we ook macrofagen en neutrofiele granulocyten (tussen de epitheelcellen. Op wat voor soort ontsteking duidt dit?

A

De lymfocyten duiden op een chronische ontsteking. Aanwezigheid van neutrofiele granulocyten duiden op een actieve ontsteking. Er is sprake van een chronische, actieve ontsteking.

18
Q

Wat voor invloed kan de helicobactor pylori hebben op de lange termijn op het maagepitheel?

A

Door continue stimulatie van het maagepitheel als gevolg van een chronische ontsteking, kan het maagepitheel veranderen in darmepitheel (intestinale metaplasie). Zo zijn er enterocyten, gobletcellen en panethcellen te vinden in het metaplastisch epitheel. Het maagepitheel veranderd in darmepitheel. Dit is een beschermingsmechanisme van het lichaam. Zo kunnen panethcellen de zuurgraad veranderen in een basische omgeving waarin de bacterie minder goed kan overleven. Chronische irritatie van het maagepitheel door een ontstekingsreactie kan ook intracellulaire gevolgen hebben: dysplastische kernen. De celkernen zijn relatief groot, polymorf, hyperchromatisch en bevatten zichtbare nucleoli.

19
Q

Wat is de diagnose bij deze dicht op elkaar liggende, grillige buizen met sterk atypische cellen?

A

Adenocarcinoom

20
Q

Wat is de identiteit van de atypische cellen in de afbeelding (maagepitheel), het is een CD20 kleuring? Wat is de meest waarschijnlijke diagnose voor deze aandoening?

A

B-cellen, non hodgkin lymfoom. Dit kan dus ook een gevolg zijn van een H. bactor pylori infectie.

21
Q

Wat zijn de verschillende immuunresponsen die kunnen optreden bij een hepatitis virus?

A

Bij infectie met een hepatitisvirus kan de hierop volgende immuunrespons leiden tot verschillende uitkomsten:
- eliminatie van het virus en volledig herstel
- dragerschap zonder symptomen
- acute hepatitis, die kan leiden tot herstel of ontaarden in een (mogelijk dodelijke) fulminante hepatitis
- chronische hepatitis, die ook kan herstellen of zich ontwikkelt tot cirrose en eventueel hepatocellulair carcinoom.

22
Q

In welk gebied bevinden zich de ontstekingscellen voornamelijk bij een chronische hepatitis B infectie?

A

In de sinusoïden en het portale gebied. Het portale gebied is te herkennen aan galgangen met kubisch epitheel.

23
Q

Welke morfologische veranderingen kunnen er optreden bij hepatocyten bij een chronische hepatitis B infectie?

A

In het preparaat is rondom het portale gebied bindweefselvorming zichtbaar, wat betekend dat de ontsteking al een tijdje gaande is. De aangedane hepatocyten hebben extra roze cytoplasma. Dit komt doordat hepatitis viruspartikels hierin zijn opgeslagen. Dit beeld wordt ook wel ground glass (matglas) genoemd. Dit fenomeen is typisch voor hepatitis B. Normaal zijn hepatocyten korrelig van structuur. Er zijn daarnaast ook reguliere apoptotische hepatocyten te zien en hepatocyten gevuld met vacuolen.

24
Q

Wat betekend HBs en wat betekend HBc?

A

De virale antigenen HBs- (voor ‘surface’) en HBc- (voor ‘core’).

25
Q

Wat kleurt CD4, CD8, CD3 en CD20 aan?

A

CD4 kleurt T-helpercellen aan, CD8 cytotoxische T-cel, CD3 alle T-cellen is gericht tegen TCR, CD20 alle B-cellen: is gericht tegen BCR.