1.A.8 - HC.4 Nierfunctie Flashcards

(45 cards)

1
Q

Belangrijke functies van de nieren

A
  • Filtratie (en reabsorptie): excretie afvalstoffen
  • regelen van water- en zoutbalans
  • afgifte hormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de ligging van de nieren?

A

retroperitoneaal
liggen hoog in de rugzijde van het abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de hilus?

A

De plaats waar vaten en ureter de nier binnenkomen/ uittreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ureter?

A

De urineleider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de buitenzijde van de nier genoemd?

A

De cortex (schors)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de binnenkant van de nier genoemd?

A

Medulla (merg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bevindt er zich in de medulla?

A

De piramiden renalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar komen de piramiden renalis uit?

A

In het pelvis renalis (nierbekken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarin lopen de nierbekken over?

A

In de ureter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor worden de piramiden renalis gescheiden?

A

Door columna renalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de functionele eenheden van nieren?

A

Nefronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zijn de nefronen gelegen?

A

Deels in de cortex en deels in de schors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke onderdelen bestaan de nefronen?

A
  • Afferente arteriole
  • Glomerulus
  • Kapsel van Bowman
  • Efferente arteriole
  • proximale tubulus
  • Lus van Henle
  • Distale tubulus
  • Tubulus colligens (verzamelbuis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat de lus van Henle?

A
  • Tubulus descendens
  • Tubulus ascendens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het nierlichaampje?

A

Glomerulus en het kapsel van Bowman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar bevinden zich de nierlichaampjes?

A

In de cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat bevindt er zich na het nierlichaampje?

A

De proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarin loopt de proximale tubulus door?

A

In de lus van Henle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat komt er na de lus van Henle?

A

distale tubulus

20
Q

Waarin komt de urine uit na de lus van Henle?

A

In de verzamelbuis

21
Q

Hoe zijn de nieren verbonden met de blaas?

A

Via de urether

22
Q

Hoe komt het bloed het nierlichaampje binnen?

A

Via de afferente arteriole

23
Q

Wat is de hydrostatische druk bij binnenkomst in het nierlichaampje? En de osmotische druk?

A

Hydrostatische druk is hoog
Osmotische druk is laag

24
Q

Wat gebeurt er door de hoge hydrostatische druk en lage osmotische druk?

A

excretie van bloedplasma uit de haarvaten

25
grote eiwitten uit het bloed blijven achter. Waarvoor zorgen deze eiwitten?
De eiwitten zorgen voor een toename van de colloïd osmotische druk, waardoor er reabsorptie van bloedplasma plaatsvindt.
26
Hoe zijn haarvaten in het nierlichaampje opgebouwd?
Endotheellaag van 1 cel dik (met negatieve suikergroep) met daaromheen podocyten (tussen de podocyten zitten openingen voor moleculen)
27
Welke stoffen vormen het filtraat?
- Water - ionen - Aminozuren - glucose - uraat - ureum (afvalstof) - creatine (afvalstof
28
Bevat de schors of het merg meer bloed?
de schors
29
Wat is autoregulatie?
Nieren kunnen zelf hun bloeddoorstroming regelen. Hierdoor zijn de nieren grotendeels onafhankelijk van de rest van het lichaam
30
welk deel van het nefron zorgt voor het grootste deel van de resorptie?
De proximale tubulus
31
Wat is creatineklaring?
Het volume bloedserum dat door de nieren per minuut wordt ontdaan van de door het lichaam geproduceerde stof creatine. Het zegt iets over de glomerulaire filtratiesnelheid
32
Welk onderdeel van het nefron speelt een belangrijke rol bij het regelen van water- en zoutbalans?
De lus van Henle
33
Wat is de osmolariteit?
De concentratie van osmotisch actieve stoffen in een oplossing
34
Wat is een isotone oplossing?
2 oplossingen hebben dezelfde osmotische waarde
35
Wat is een hypertone oplossing?
De oplossing met de hoogste osmotische waarde als 2 oplossingen verschillen in osmolariteit
36
Wat is een hypotone oplossing?
De oplossing met de laagste osmotische waarde als 2 oplossingen verschillen in osmolariteit
37
Welke soorten nefronen bestaan er?
- corticale nefronen: nierlichaampje in de cortex, lus van Henle tot net in de medulla - Juxtamedullaire nefronen: lus van henle zeer diep in medulla
38
Waaruit bestaat de tubulus descendens van de lus van Henle?
aqua pores (kunnen alleen water doorlaten)
39
Waaruit bestaat de tubulus ascendens van de lus van Henle?
Na- en Cl-kanalen die ionen uitscheiden
40
Wat doet de hypothalamus?
Meet de concentratie van het bloed
41
Wat doet de hypofyse?
Wordt aangestuurd door de hypothalamus en produceert het hormoon ADH
42
Wat doet het hormoon ADH?
Zorgt er in het geval van een toenemende concentratie voor dat meer water wordt vastgehouden
43
Wat gebeurt er bij een tekort aan water input?
Meer ADH afgegeven
44
Wat gebeurt er bij een overschot aan water?
weinig ADH afgifte (aqua pores gaan dicht, urine verdund)
45
Wat zijn de belangrijkste hormonen van de nier?
- EPO (stimuleert aanmaak rode bloedcellen - Renine-Angiotensine-Aldosterone as (regulatie bloeddruk) - 1-alpha hydroxylase (vitamine D3, osteoporose, calcium huishouding) - Antidiuretisch hormoon (regulatie waterabsorptie)