2.4 Flashcards

(7 cards)

1
Q

Wat is de wetgevende macht?

A

Deze staatsmacht maakt de wetten waaraan burgers en overheid zich moeten houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de uitvoerende macht?

A

Deze staatsmacht zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten worden uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de rechterlijke macht?

A

Deze staatsmacht beoordeelt of burgers of machthebbers wetten hebben overtreden en doet uitspraak in conflicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn checks and balances?

A

De machten controleren elkaar (‘checks’) en werken evenwichtig samen (‘balances’).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is discretionaire bevoegdheid?

A

De bevoegdheid om in sommige gevallen zelfstandig beslissingen te nemen over hoe een wet wordt toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is klassenjustitie?

A

is het ongelijke behandelen van mensen door het rechtssysteem, waarbij rijkere of hoger opgeleide mensen bevoordeeld worden en armere of lager opgeleide mensen benadeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is jurisprudentie?

A

Alle eerdere uitspraken van alle rechters samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly