2.6 Flashcards
(16 cards)
Onschuldvermoeden
Het principe dat een persoon onschuldig is, totdat de rechter heeft vastgesteld dat het tegendeel is bewezen.
Strafbaarheidsbeginsel
Door dit beginsel kun je niet veroordeeld worden voor iets wat volgens de wet niet strafbaar is op het moment van plegen.
Strafbepaling
De omschrijving in de wet van strafbare handelingen.
Ne bis in idem-regel
Regel die bepaalt dat je niet twee keer vervolgd kan worden voor hetzelfde feit.
Verjaringstermijn
Periode waarin een verdachte vervolgd kan worden voor een misdrijf.
Misdrijven
Ernstig strafbaar feit.
Overtredingen
Minder ernstig strafbaar feit.
Openbaar Ministerie
De enige instantie in Nederland die verdachten voor de strafrechter kan brengen. Het OM zorgt ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en vervolgd.
Verdachte
Persoon van wie de politie een redelijk vermoeden heeft dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Staande houden
Laten stilstaan en vragen naar je identiteitsbewijs.
Aanhouden
Arresteren en meenemen naar het politiebureau voor verhoor.
Dwangmiddelen
Middelen die bij een strafrechtelijk onderzoek kunnen worden gebruikt tegen de wil van de verdachte.
Seponeren
officier van justitie besluit strafzaak niet verder te vervolgen
Transactie
Geldboete of taakstraf van het Openbaar Ministerie, waarbij de schuld niet vaststaat.
Strafbeschikking
Een straf van het Openbaar Ministerie waarbij de schuld vaststaat.
Vervolgen
De officier van justitie stuurt het dossier naar de rechtbank en begint een rechtszaak.