6-WtF Natievorming2 Flashcards

1
Q

Waarom krijgt het Griekse en Poolse nationalisme aandacht in het boek?

A
  • relatief vroeg een duidelijk politieke dimensie
  • medebepalend voor aangezicht Eur nationalisme in 1e 1/2 19eS
  • wekten (vnl Dtsl) romantische voorstellingen van vrijheid
  • bron van inspiratie voor liberaal-nationale streven in Eur/Dtsl
  • navolgenswaardig model voor (rivaliserende) bewegingen in de regio: herboren naties die zich trachtten te ontworstelen aan multinationale rijken.

p236

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

OTTO

Waaraan was merkbaar dat het Ottomaans rijk aan de periferie afbrokkelde, begin 19eS?

A
  • Janitsaren en pasja stichten meer en meer dynastieen in de provincie
  • Opstanden en onttrekkingen aan orders van de Porte (bv Ali Pasja)
  • Het millet-stelsel (millet=natie=religieuze gemeenschap): religies met oorsprong in Oude Testament, mn joodse geloof, Grieks-orth kerk en islam. Dus: alle Grieks-orth’en zijn Grieks (ongeacht linguistische en etnische verschillen). Millets hadden ruime mate van autonomie zolang suprematie van islam werd erkend en belasting betaald werd. Patriarch verantw voor rust & orde, rechtspraak en belastingheffing.
  • -> met toename besef omtrent culturele en etn verschillen in 19eS werd prominente rol van Griekssprekende kerkelijke elite de wig tussen Grieken en overige Balkanvolken.

p239

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GRL

Wat zijn Rum of Romaioi?

A

Zo werden de erfgenamen van het Romeinse rijk ofwel christenen genoemd, ‘Grieken’, in het Ottomaanse rijk.
Niet alleen grieks-sprekend, ook andere christenen - onderhorigen van de Grieks-orthodoxe patriarch in Constantinopel.
‘Grieks’ en ‘christelijk’ vallen samen, nauwelijks besef van etnische verschillen.
Balkan heette Roemelie.

p237

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

GRL

Wat is het ‘Megali Idea’?

A

Groot-Griekse droom: nationalistische wens om Griekse volkeren bijeen te brengen in 1 natie.
1830: Griekenland (800.000 inw), 2 mio Grieken in diaspora (noord/eilanden/Klein-Azie - irredenta.
Dit eigenlijk Ottomaanse samenbindende element (want vijandbeeld) gaf inhoud aan Griekse identiteit en bevorderde de (negatieve) integratie van de nat gemeenschap.

p237

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

GRL

Waaruit bleek dat Grieken een bevoorrechte positie hadden in het Ottomaanse rijk?

A
  1. vervulden hoge ambten binnen orthodoxe kerk (Grieks liturgische taal)
  2. belangrijke bestuurlijke functies, mn Fanarioten (handelsfamilies). Vooral in diplomatieke dienst (monopolie Dragoman en Hospodars in Walachije en Moldavie). Regeerden als verlichte vorsten (factor in Roemeens zelfbewustzijn). Fanarioten trouw aan Ottomaanse rijk.
  3. cruciale rol in Ottomaanse vloot
  4. domineren handel op Zwarte en Middellandse Zee (eilanden!). Buitenl. contacten en vloot ook voor oorlogsdoeleinden inzetbaar.

–> jongeren in W-Eur opgeleid, brachten nieuwe denkbeelden terug.

p239

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

GRL

Wat zijn armatoloi en klephtes?

A

Klephtes: bendes olv lokale krijgsheren die platteland onveilig maakten
Armatoloi: door Porte gecreerde groep om klephtes te bestrijden.
Maar: eigenlijk weinig onderling verschil.
–> uitgebreid systeem van patronage en clientelisme op platteland, dat lang stand houdt.
–> a & k zijn reservoir van geharde guerrillastrijders tijdens nationale opstand.

p240

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

GRL

Welke twee factoren geven de doorslag bij het welslagen van de Griekse onafhankelijkheid?

A
  • zwakte van Ottomaanse rijk
  • betrokkenheid vd grote mogendheden.

p240

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GRL

Wat is het gedachtengoed van Rhigas Velestinlis?

A

Was een intellectueel die na Fr Rev en inval in Ottomaans Egypte alle onderdrukten opriep het Ottomaanse juk af te werpen en herstel van het Byzantijnse rijk, met constitutionele regering, volkssoevereiniteit.
Hellenisering en beschaving = Grieks. IS NIEUWE GEDACHTE
(ling, reli en etn doen er niet toe, toch natie). Geexecuteerd.

Hellenisme = streven naar Hell Republiek

p240

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

GRL
In Griekenland herinnerde men zich het Byzantijnse rijk, maar in W-Eur propageerden de filhellenen Hellas, de bakermat van Eur beschaving. Wat schreef Korais hierover?

A
  • Verspreidde het helleense gedachtengoed onder de Grieken.
  • Viel samen met toenemende roep om katharevousa (terugkeer naar klass Attisch Grieks, zuivering taal van vreemde invloeden).

Contouren natie worden geleidelijk zichtbaar (want historisch gelegitimeerde, ideologische fundament van Griekse natiestaat).

p241

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

GRL
Waarom was - naast de Fanarioten - de orthodoxe kerk afwijzend tav idealisering Hellas en de verlichte opvattingen tav staat en natie?

A
  • Kerk was in Ottomaanse rijk autonoom en had aanzienlijke wereldse invloed. In moderne staat zou geloof tot privesfeer teruggedrongen worden.
  • Orthodoxe oecumene zou door nationale principe versplinteren.

Kerk was zich al vroeg van dit risico bewust (polemiek Doukas (sociale geografie bepaald door taal ipv geloof) vs Ignatius (volken verenigd door geloof & kerk, 1 lichaam, 1 natie: Romaioi/Grieken) 1815 )

p242

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

GRL

Wat gebeurde er met de orthodoxe kerk na de onafhankelijkheid van Griekenland in 1833?

A
  • nieuwe kerk van Griekenland scheidde zich af van het gezag van de patriarch (immers ambtenaar van Ottomaanse regering)
  • ook afscheiding in Roemenie (65), Bulgarije (70), Servie (79), Albanie (1929).

–> patriarchaat, dat belangrijkste instrument van Griekse invloed in orth oecumene in ZO-Eur en Klein-Azie was, werd ontmanteld. Tegendeel van wat Doukas’ nationalisme beoogde.

p243

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

OTTO

Welke internationale situaties maakten verbreiding van nationalistische denkbeelden mogelijk?

A
  • Servie: 1804 opstand tegen janitsaren; 1813 pacificatie door Obrenovic’s gezag uitgebreid in ruil voor loyaliteit aan Porte
  • Ali Pasja’s machtsuitbreidingen; aanwakkeren Griekse nationale sentimenten
  • Patriottisch genootschap in Odessa, Philiki Etairia (1814): subversieve activiteiten schiereiland en bondgenoten zoals Ali Pasja. Angst dat Rusl het genootschap steunde.
  • 1821: rebellie olv Ypsilantis, maar geen steun Roemenen en Russen. En 25 maart gecoord opstand op Peloponnesos.

–> Ottomanen concentreren zich op uitschakelen Ali Pasja (die Pelop opstand had kunnen beteugelen), sluit zich aan bij Gr rebellen.
–> bloedige strijd met vele slachtoffers (etnische zuivering)
1821 macht Ali Pasja gebroken maar Pelop en Roemelie nu macht aan guerrilla van klephtes + Griekse hegemonie op zee.
–> burgeroorlog, tegen ‘Griek’ en centraal gezag. Behoud privileges (kerk, landeigenaren).

Slechts intellectuelen, westers georient Fanarioten dachten aan Griekse natie en natiestaat.

p245

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

GRL

Na aanvankelijke aarzeling traden de grote mogendheden (Rusl, Eng, Fr) toch op. Waarom?

A
  • Opstandelingen hadden affiliaties met drie grote landen (werkten door in pol stromingen)
  • Door aanhoudende staat van anarchie angst voor machtsvacuum dat door Rusl gevuld zou worden (Eng)
  • Lord Byron gedood (Mesolongi, 1824) –> romantische kruistocht

–> 1827 Rusl, Eng en Fr herstellen orde. Eng vernietigt Egyptische vloot (Navarino); provisorische Griekse staat olv Kapodistrias.

p245

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

GRL

Welke ontwikkelingen waren er tussen 1827 en 1834?

A
  • 1830: Eng, Fr en Rusl beslissen dat Griekenland onafhankelijk zal zijn.
  • 1832: Kapodistrias vermoord ivm zijn autoritaire stijl en streven naar centralisatie. Bloedige burgeroorlog tot 1834
  • 1832: vaststelling grenzen; prins Otto (Beieren) wordt koning
  • 1834: einde burgeroorlog; Otto arriveert met militairen en ambtenaren in Griekenland

p247

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

GRL

Wat het nieuwe Griekenland het product van een breed gedragen nationale beweging of een moderniseringsmodel?

A

Het was het resultaat van buitenlandse interventie. Een Brits protectoraat, door Beieren bestuurd; een steunpunt tegen verdere Russ expansie.

p247

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

GRL

Hoe pakte Otto het aaneen smeden van de heterogene bevolking tot Griekse natie aan?

A
  • pacificatie burgerstrijd
  • homogeniseringsbeleid op autocratische wijze
  • streven naar staat volgens Duits model
  • ontvlechten staat en kerk
  • creatie modern rechtsstelsel (Maurer)
  • bestuurlijke uniformiteit: (zelfs lokale) ambtenaren door regering benoemd (nauwelijks inspraak Grieken)
  • hoge belastingen
    Maar ook:
  • intriges in regerende clique
  • aanhoudende econ malaise
  • soc spanningen door immigratie heterochthones (hoogopgeleide Grieken uit irredenta)
  • -> 1843 mil coup; einde Beierse regering
  • -> liberale grondwet, alg kiesrecht mannen, terugkeer oude leiders (prominenten onafhankelijkheidsstrijd) –> mod democr model slechts kader waarbinnen trad vormen van leiderschap en loyaliteit gehandhaafd bleven.

p247

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

GRL

Via welke instrumenten en thema’s werd de nationale opvoeding van de Griekse bevolking aangepakt?

A
  • Leger: bewustmaking gemeenschappelijke identiteit. Grieks voertaal, lokale belangen < vaderland
  • Onderwijs: Wat Is Grieks? Ene richting: klass Hellas (katharevousa: intellectuelen - liberalen), andere richting: orthodox kerk (dimotiki: brede volksmassa; hersteld Byzantium - traditionalisten)
  • Taal: ‘zuiver’ Grieks verschoof naar ‘demotisch’ Grieks, werd basis literatuur. Via onderwijs uitgedragen –> einde aan verwarring talen en dialecten
  • Geschiedenis: kentering (midd 19eS)van classicistische richting naar benadrukken continuiteit tussen Hellas en Byz rijk (Paparrigopoulos) –> sloot ook beter aan bij belevingswereld kerk en orth massa en bij Megali Idea. 400 jaar Turkse onderdrukking werd periode van vervreemding.

p249

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

GRL

Wat waren de gevolgen van het tot staatsdoctrine verheffen van Megali Idea (1834)?

A

ZIE KAART p238
Kolettis (heterotochthones) propageerde dat bestaande Griekse staat groter hoorde te zijn: Constantinopel (Klein-Azie=huidige Turkije).
Stuwende rol in propaganda: Univ van Athene (leverde ambtenaren; buitenl studenten; staf voor consulaten; leraren; nauw contact alumni –> breed netwerk).

1864: Ionische eilanden toegevoegd (door Ottom zwakte en buitenl ingrijpen) + Thessalie en deel Epirus (1881)
Nieuwe natiestaten in noorden (Roemenie en Bulgarije)
Tweede Balkanoorlog (1912/13): verdere expansie (deel Macedonie en Epirus, eilanden oostel Aegeische Zee, Kreta).
NIET: Constantinopel en Klein-Azie. Grieks-Turkse oorlog (1919/23): einde Ottom rijk en omvorming naar natiestaat Turkije olv Ataturk
–> bloedbad en uitzetting christenen uit Turkije en moslims uit Griekenland

–> niet het oude Byzantium hersteld, maar Grieken na 2500 jaar definitief verdreven uit Klein-Azie, Egypte en Z-Rusl.

p250

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

GRL

Onder welke nationale cq regionale condities kwam de onafh Griekse natiestaat in 1830 tot stand?

A
  • onbreken sterk nat gezag –> talloze regionale/lokale elites; corruptie/machtsmisbruik
  • onderlinge belangentegenstellingen en betwiste machtsaanspraken: rivaliteit en instabiliteit
  • doorslaggevend: balance of power tussen grootmachten icm angst voor Russ expansie op Balkan –> steun voor Grieks onafhankelijkheidsstreven.

wb 20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

PLN

Geef in vogelvlucht een overzicht van het oude Poolse verleden

A

10eS: stichting koninkrijk Polen
1386: federatief verband met Litouwen
16eS: hoogtepunt federatie P-L, grootste staat van Europa (Balt kust tot Zw Zee, delen Rusl)
Ook 16eS: cult bloei, Pools basis van rijke literatuur. Polonisering Lit.
1569: Unie van Lublin - staatsverband van Pools-Lit Gemenebest (1 regering en 1 parlement/Sejm)
Eind 16eS: Contrareformatie; kath frontstaat tussen orth Rusl en prot Pruisen
1772/1793/1795/: verdeling Polen onder Rusl, Pruisen en Habsb rijk.

p251

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

PLN

Waarom werd Polen ook wel ‘een land op wielen’ genoemd?

A

Omdat de grenzen zeer vloeibaar waren:

  • 1807: groothertogdom Warschau (eigenl geen beloning voor loyaliteit aan Napoleon maar druk op Pruisen en Rusl opvoeren)
  • Wenen: nieuwe (tweede) deling: Rusl vestigde Congres-Polen (constit monarchie in personele unie verenigd met Rusl; zelfst bestuur en eigen leger). Pruisen behield Potsdam. Habsb rijk kreeg Oost-Galicie. Krakow werd vrije stad.
  • 1918: wederopstanding tgv WO I (einde 2e Dts Keizerrijk en Habsb rijk en einde tsaren Rusl)
    1940: opgedeeld tussen nazi-Dtsl en comm Rusl
    1945: terug maar naar westen verschoven (satelliet USSR)
    1989: Volksrep Polen wordt Republiek Polen (voor t eerst sinds 2 eeuwen onafhankelijk)

KAART I-VII en p558

p252

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

PLN

Behalve onder buitenlandse druk leed Polen ook onder zijn innerlijke zwakte. Waardoor werd die veroorzaakt?

A
  • Gemenebest-koningen verkozen door Sejm (= adel/szlachta) –> adellijke republiek
  • Maar met buitengewoon democratisch karakter (adel 10% bevolking)
  • Zeer ineffectief: elke afgevaardigde had liberum veto –> anarchie, gemakkelijk door buitenlandse mogendheden te beinvloeden.
  • ‘Gouden Vrijheid’ ook bron van trots en besef van adel als (ook etnisch) een aparte natie te zijn.

–> hoge mate van continuiteit tussen premodern natiebesef en modern Pools nationalisme; door kath traditie en door dominantie (mn lagere) adel en (adellijke) intellectuelen in modern nationalisme. Volgden droom van herboren Groot-Pools gemenebest.

p252

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

PLN

Hoe ontstond het messianistisch-romantische nationalisme en was het succesvol?

A

1795: staat was verdwenen, Polen bleef bestaan als ‘imagined community’ (herinnering en hoop) –> zeer invloedrijke, traumatiserende factor van modern Pools nationalisme!
Fundamenteel veranderd natieconcept (vlgs Herder en Dtse romantici): niet meer open voor allen van adel, maar excl Pools-kath stempel.
Dweepziek nationalisme (mn ballingen, vgl slavofielen in Rusl): heilige missie om spiritueel tegenwicht te bieden tegen utilitaire materialisme van westen, mensheid naar licht voeren (Staszic, Hoene-Wronski, Cierzkowski, Brodzinski)
Mickiewickz: Polen is ‘Derde Israel’, volk van martelaren dat juist door zijn lijden zijn christelijke missie zou vervullen om mensheid te bevrijden van westers materialisme en (Russ) onderdrukking (NB nationalisme en geloof versmelten, eigen natie uitverkoren goddelijk instrument).
–> zwelgen in vertwijfeling, Romantiek heeft voorliefde voor lost causes.
–> Poolse onafhankelijkheid kon alleen met geweld worden bewerkstelligd, zou Weense machtsevenwicht destabiliseren. Wilde niemand. Opstandelingen kregen geen actieve steun.

p255

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

PLN
Naast de messianistische-romantische stroming was er ook een meer ‘realistische’ stroming. Hoe zat die in elkaar en welke invloed had die?

A
  • keek kritisch terug op gemenebest
  • hersteld Polen alleen levensvatbaar obv W-Eur/Fr model
  • zichtbaar va 1791: na eerste deling presentatie grondwet geinspireerd op Am en Fr revoluties: staat versterken (bv afschaff liberum veto). Niet geimplementeerd.
  • Democratische richting/’roden’ (Kosciuszko): vrijheid en gelijkheid. Won aan kracht, mn na Grote Emigratie (na mislukte opstand 1830/31). Ballingen verenigden zich in Democratisch Genootschap (jakobijnse traditie).
  • ‘Witten’ (Czartoryski): zochten steun bij westerse regeringen na opstand 1830. Conservatief: terugverlangen naar (hervormd) gemenebest (adellijke oligarchie)

–> zowel witten als roden stonden hervormingen en beperkte democratie voor maar miskenden urgentie van het aan zich binden van de enorme boerenbevolking door landhervormingen en afschaffen restanten horigheid. Escaleerde en uiteindelijke aanvaardden zij een ruimhartiger sociaal programma.

–> Tegelijkertijd germanisatie en russificatie van betreffende landsdelen (implementeren taal): massa aldaar voelde zich niet Pools.

p256

27
Q

PLN

Wat gebeurde er met de aanname dat een vrij Polen ook vrijheid voor andere naties zou betekenen?

A
  • getuigt van arrogantie en gebrek aan realiteitszin
  • streven naar herstel van historische grenzen (max gemenebest) –> territoriale claims botsten met nationale gevoelens die inmiddels in buurvolken was ontstaan.
  • mod Pools natie is niet langer door adellijke status bepaald maar door hen die zich Pools voelden (taal en kath).
  • Pools imperialisme riep weerstand op (merkwaardige blindheid voor rechten van andere naties)
  • Maar ook: zaak der Polen bleef op de agende van Eur mogendheden
  • Pas toen Eur statensysteem instortte kon onafhankelijkheid (1918) feit worden –> intl situatie was doorslaggevend (vgl Griekenland) voor vorming van een (moderne natie)staat.

p259

29
Q

PLN

Waarom is Poolse casus strijdig met modernistische these (natie is product van modern nationalisme)?

A
  • Poolse adel beschouwde zichzelf als zelfst natie; gelegitimeerd met beroep op mythische, Sarmatische afstamming
  • Pools nationalisme niet excl product van sinds 1795 nagestreefde autonome natiestaat (meer continuiteit dan discontinuiteit tussen premodern en modern natiebesef. Adel speelde nog lang een centrale rol in samenhang met de trad maatsch invloed van katholicisme.

wb21

30
Q

PLN
Een nieuwe staat kwam niet van de grond, ondanks de sympathie die het streven naar een eigen natiestaat in W-Eur genoot. Waarom niet?

A
  1. Grote mogendheden (Wenen) willen machtsbalans niet in gevaar brengen.
  2. Verdeeldheid in gelederen Poolse nationalisten (messianistische stroming, realistische stroming, adel)
  3. Onvoldoende onderkennen noodzaak van integratie/verbinden Poolse (boeren)bevolking met nieuwe staat (afschaff horigheid; landhervormingen.

wb22

31
Q

NLD

Hoe beschrijft Herman Pleij de Nederlandse nationale identiteit?

A

Open en kosmopolitisch, sterk geprofileerd, maar bestaat vooral uit de afwijzing van die identiteit.

p259

32
Q

NLD

Behoort het Ndls nationalisme tot het westerse type (staatsvorming gaat vooraf aan natievorming)?

A

Niet echt.

  • 16eS: vaderlandscultus van patriottenstrijd
  • Republiek verrees vanuit verzet tegen Spaans absolutisme (= moderne staat in wording)
  • moderniteit van de Rep was eigenl aanpassing van trad pol en maatsch vormen, gericht op waarborgen middeleeuwse vrijheden tegen centralisme.
  • uitgewogen systeem van checks & balances, zeker geen natiestaat als kristallisatiepunt voor een staatsnatie.

p260

33
Q

NLD

Civic nationalism beschrijft Nlds nationalisme het best. Welke kanttekeningen kunnen hierbij gemaakt worden?

A
  • Burger = stadburger. Rep werd altijd bekeken vanuit lok/reg gemeenschap.
  • In crisissituaties stond Rep borg voor privileges
  • Bevordering door kranten, spectatoriale tijdschriften en genootschappen –> loop 18eS tekent zich nat communicatiegemeenschap af (incl publieke opinie)
  • Patriotten eisten geen eenheidsstaat
  • 1798: unitaristische coup = einde federale structuur Rep (Staatsregeling/grondwet: invoering eenheidsstaat)

p260

34
Q

NLD

Kohndichotomie: de Rep is daar enigszins in te passen. Hoe? Hoe spelen culturele en religieuze elementen daarin een rol?

A
  1. Republiek was geen staat
  2. natiebesef via eigen gewest ook een culturele dimensie:
    - actieve betrokkenheid bij publieke zaak
    - corresponderende levensstijl (Huizinga)
    - specifieke religieuze identiteit

p261

35
Q

NLD

Welke rol speelde religie in de Republiek?

A

Werd prot bastion want trauma jegens Spaanse kath bezetter en Fr kath dreiging 1672.

  • Sloot velen uit, alleen lidmaten Geref Kerk in aanmerking voor overheidsfuncties
  • Prot minderheden, joden en kath gedoogd maar uit publ sfeer geweerd

1796: keerpunt - Nat Verg van Bataafse Rep besloot tot scheiding kerk en staat. 1798: radicaal-democr grondwet: alle burgers in gelijke mate toegang. Realisatie daarvan duurt decennia. ‘natie is protentants’

p261

36
Q

NLD

Wat waren voor- en nadelen dat men zich voor de dagelijkse ervaring richtte op de lokale gemeenschap?

A
  • Rep niet democratisch (elitair; oligarchie)
  • nationale communicatiegemeenschap ongeveer 7% van de gezinnen (1800). Daarvan uitgesloten waren degenen die niet zelfstandig in hun bestaan konden voorzien (loondienst, paupers, vrouwen) –> brede massa immuun voor nat sentimenten
  • Nld leeg, woest en met moeizame verbindingen (diligence, trekschuit) –> nieuws en ziekten verspreidden zich langzaam.

p262

37
Q

NLD
De Bataafse Republiek voert een gematigde politiek, gericht op nat verzoening, zonder de centralistische koers te verlaten. Welke acties nemen zij?

A
  • moderaten, regenten en orangisten mogen terug op sleutelposten
  • invoering van
    lager onderwijs
    standaardspelling
    ldl posterijen
    nat belastingen
  • (onder koning Lodewijk Napoleon):
    nat munt
    Burg Wetboek
    Wetb van Strafrecht
    burgerlijke stand
    kadaster
    nationale instellingen (Kon Bibl, Kon Museum, Kon Instituut)

–> opmaat voor hervormingspolitiek vanaf 1814

p262

39
Q

NLD

Waarom is het Verenigd Koninkrijk (W I; 1814) niet de onontkoombare uitkomst van een krachtige nationale beweging?

A
  • continuiteit met Bataafs-Franse periode
  • internationale klimaat van restauratie (Wenen)
  • Fr beteugelen door Nldse bufferstaat voor Eng te scheppen –> samenvoegen Nrdl en voorm Oostenr Nldn. –> staatkundige eenheid noodzakelijk –> W I koning (‘verlicht despoot in gedaante van een burgerkoning’)
  • hang naar eendracht en harmonie (depolitisering)

p263

40
Q

NLD
Door het klimaat van depolitiseren krijgt het vaderlands gevoel een duidelijk cultureel accent. Waarom en geef voorbeelden.

A
  • 17eS als Gouden Eeuw van de natie ‘ontdekt’; Rembrandt vaderlandse schilder
  • literaire werken die dit grootste verleden bezongen (lit genootschappen)
  • geen geloof in herstel van die periode; besef dat Nl een pion op intl schaakbord is
  • specifiek vertoog (bescheidenheid en nostalgie) doet opgeld
  • klein land trots op groot verleden
  • 1810: ingelijfd bij Keizerrijk - geen grote protesten/berusting
  • -> cultuurnationalisme enige manier op uiting te geven aan eigenheid + nationalisering verleden droeg bij om verdeeldheid onder maatsch elite te dichten.
  • -> vanaf 1812 evolueerde dat bij de laatste groep in pol nationalisme, gericht op herstellen onafhankelijkheid.

p264

41
Q

NLD
Met de eerste tekenen van pol nationalisme groeide het verzet (1813: volksopstanden tegen Fr gezag in Ams en DH). Daarna volgen de ontwikkelingen elkaar snel op. Welke?

A
  • Terugkeer van prins van Oranje
  • Van Hogendorp leidt voorbereidingen nieuwe constitutie
  • Aanvaarding grondwet 1814
  • Samenvoeging met Belgie en Luxemburg –> constitutie opnieuw ter goedkeuring
  • Instellen Eerste en Tweede Kamer
  • Nld en Belgie mogen beiden evenveel stemmen uitbrengen (maar B dichter bevolkt)
  • B wijst grondwet af (want gelijkstelling godsdiensten)
  • Geen ministeriele verantwoordelijkheid: autocratisch optreden W I
  • Electoraat maar klein deel van de bevolking

p265

42
Q

NLD

Waardoor komen de grenzen van de Nldse natie onder druk te staan?

A
  • geen nationale grondvesting (N en Z hadden sinds 16eS verschillende ontwikkelingen doorgemaakt
  • extra gecompliceerd in taalk opzicht (zdl elite sprak Frans in Wall en Vldrn)
  • extra gecompliceerd in religieus opzicht (prot natie ziet ruime kath meerderheid to zich)
  • geen vaste voorstelling inz omvang en samenstelling levensvatbare Nldse natiestaat terwijl elitaire karakter politiek conflicten had kunnen dempen en proces van eenwording en banen had kunnen leiden.
  • koning meer door dynastieke dan nat motieven geleid (wilde uitbreiden tot Rijn/Moezel)

KAART p267
p266

43
Q

NLD

W I wilde (van bovenaf) de landsdelen tot een bestuurlijke eenheid smeden. Wat werd daartoe ingezet?

A
  • uniformering
  • opheffen lok/reg verschillen
  • verbetering transport en communicatie (basis voor econ integratie en alg welzijn)
  • Nederlands off taal (ook in Vlndrn, Limburg, Brussel). Frans alleen nog in Wall bestuurstaal
  • Hervormingen lager/middelb onderwijs om regionale verschillen (mn prot noorden en kath zuiden) op te heffen
  • Wettelijke gelijkstelling kerkgenootschappen (onder centraal gezag)
  • Uniforme opzet lokaal bestuur (Gemeentewet 1851)
  • Algemene dienstplicht
  • Uniform metriek stelsel
  • Onderhoud land- en waterwegen ter hand genomen (vnl versterking regionale centra)
  • Landelijk spoorwegnet
  • Actieve politiek om economie te stimuleren: poging handel en nijverheid en kolonialisme in 1 systeem te verenigen (industrieprod uit zuiden verschepen naar kolonien)
  • Financiele infrastructuur (banken) ontstonden
  • Ideologische ondersteuning door herleiding tot 16eS Bourgondisch-Habsb staat (verenigd N en Z). W I profileerde zich als opvolger Karel V. Vond weinig weerklank in noorden (beeld Gouden Eeuw sterker)

p268

44
Q

NLD

Was de Belgische afscheiding 1830 onvermijdelijk?

A

Nee, meer resultaat van samenloop van omstandigheden: het ongelukkige crisismanagement van de regering en intl situatie.
Evenzeer geen redenen om samengaan te verlengen.
- Klimaat was gunstig na hervormingen: economie ging beter, welzijnspolitiek worp vruchten af (sterfte relatief lager, basisonderwijs en armenzorg beter)
- Bureaucratisch centralisme riep in Z oppositie op (vgl magyarisatie/russificatie)
- Afstand tussen zdl en nrdl elites bleef
- economische ontwikkeling zuiden bleef achter bij verwachtingen door regeringsbeleid, vond men
- Meeste onvrede met onderwijspolitiek onder zdl katholieken.

p269

45
Q

BLG
De Romantiek werd de verbindende schakel tussen katholieken en liberalen in Belgie (niet in Nld). Hoe ontwikkelde zich dat, de liberalen waren immers fel antiklerikaal?

A

Zij vonden elkaar in het parool ‘vrijheid’. Evenwel betekende dat iets verschillends:
- kath: vrijheid kerk en onderwijs
- lib: vrijheid van drukpers, ministeriele verantwoordelijkheid en democratisering
Maar beide hadden gemeenschappelijke vijand: autoritaire eenheidsstaat van W I.
1828: monsterverbond kath en lib
1830: Julirevolutie Parijs, Brussel neemt over: openlijke revolte

p270

46
Q

BLG

Hoe ontwikkelde de afscheiding zich na de revolte in Brussel?

A
  • Besprekingen over concessies liepen stuk
  • W I zond troepen
  • Voorlopig Bewind riep onafhankelijkheid uit
  • Londen: Belgische staat wordt erkend door grote mogendheden
  • W I accepteerde dat niet –> 1831 Tiendaagse Veldtocht
  • Afgebroken ivm dreigende confrontatie met Fr
  • 1839 W I staakt volhardingspolitiek (staand leger ook erg duur)
  • Erkenning onafhankelijkheid in ruil voor Limburg en oostelijke helft Luxemburg.

p271

47
Q

BLG

Voor welke problemen zag de jonge Belgische staat zich geplaatst, kort na de onafhankelijkheid?

A
  • Afhankelijk van Engeland. Nieuwe koning is oom van Eng koningin.
  • Belgie meest democr en lib land van Eur
  • Kath-lib unie (1828) domineert de politiek tot jaren 60, maar verschillen treden meer op voorgrond (1839)
  • Laatste sporen van orangisme onder elite verdwijnen
  • Nieuwe scheidslijnen: scherp contrast tussen opkomst steenkool/metaalindustrie Wallonie en econ nood Vl provincies (ouderw, kleinsch textielindustrie)
  • Frans werd bestuurstaal (want van elite), maar Vlamingen zijn meerderheid –> Vl-nat sentimenten, met nadruk op etn-cult componenten als volkstraditie en volkskarakter vs Verfassungspatriotismus.

p271

48
Q

BLG

Hoe beijverde de Vlaamse Beweging zich voor een gelijke status van de Vlaamse taal en cultuur?

A
  • uitgave van oude Vl teksten
  • historische romans die beeld van rijk en machtig Vl opriepen (mn Leeuw van Vlaanderen door Conscience)
  • vooral gedragen door journalisten, schrijvers, onderwijzers; weinig steun van elite of lagere standen
  • Kreeg gestalte in kath studentenvereniging en lib Willemsfonds (dus evenzeer verdeeld als Belgische politiek)
  • anti-Frans (tegen douane-unie met Fr)
  • neiging om verschillen tussen Vl en N-Ned cultuur te beklemtonen
  • zochten aansluiting bij Duitse cultuur, maar dat bekoelde toen Dtse nationalisten dat als reden voor annexatie zagen 1848
  • ook 1848: toenadering tot Nld (gezamenlijk taalbeleid)
  • -> nat zelfbewustzijn zuiden sterk genoeg om noorden op voet van gelijkheid tegemoet te treden.

p272

49
Q

NLD
De nationale hysterie in het noorden bereikte een kookpunt met Tiendaagse Veldtocht. Was dat het overheersende sentiment?

A

Nee, ook

  • kath: gelaten of sympatiek jegens B (N-Br/Limb)
  • prot: zekere opluchting - voorstanders van volledige breuk. Nld kon nu eigen belangen volgen –> kenmerkende houding voor nationale gevoelens in volgende jaren (prot natie met groots verleden, met Gouden Eeuw als centrum).

Naar binnen gekeerde blik/zelfgenoegzaamheid/licht xenofoob (immers miskenning Nld zaak)
Ook: vrees dat rompstaat niet levensvatbaar zou zijn (onderstroom van twijfel in nationale beweging).

p273

49
Q

In 1848 verliest het liberale nationalisme zijn onschuld, schrijft de auteur. Waarom?

A

De droom van vreedzame co-existentie is over:
- Dtsl maakt aanspraken op Deens, Pools en Frans grondgebied (zelfs Groot-Duitse oplossing, dus inc Lage Landen en Zwitserl)
- Nationale streven Magyaren onverenigbaar met aspiratie Kroaten en Roemenen uit Transsylv
- Oplopende spanningen in Bohemen, Silezie en Moravie (Tsjechen, Duitsers, Slowaken)
- Kroaten en It / Polen en Oekrainers tegenover elkaar
- O’rijk: Gleichberechtigung voor alle Volksstaemme
Nationale agitatie loopt op (linguistische, etnische, historische argumenten). Mill: sentiment of nationality > love of liberty.

p277

50
Q

NLD
1840 (na het wapengekletter en de volhardingspolitiek) hergroepering oppositie. De begroting werd verworpen, W I trad terug, W II trad aan. Veel discussie over pol vernieuwing. Wat veranderde er?

A

Weinig. W II trad conservatief op. Malaise. Slechte econ situatie.
1848: revolutie = keerpunt.
W II wordt liberaal. Commissie tot herziening grondwet olv Thorbecke; wordt basis (‘inhaalslag’) van moderne constitutionele monarchie met ministeriele verantwoordelijkheid, gecontroleerd door direct verkozen Tw Kamer. Weinig stemgerechtigden, wel ruime vrijheid van meningsuiting en vereniging.

Constitutie benadrukt continuiteit (vrijheden Republiek, Staatregeling 1798, Grondwet 1815) maar erkenning van onmacht van een klein land.
Kossmann: zwakte is garantie tegen autoritair staatsoptreden en dus basis voor vrijheid (‘als een luxe, mogelijk gemaakt door onmacht’).
Bekroning van proces van staatkundige eenwording, dat ten tijde van Bataafse Rep begonnen was.

p275

50
Q

Nationalisme slaat vanaf 1848 ook aan als massaverschijnsel, mn in steden. Dat gaat gepaard aan de verbreiding van een nieuwe politieke stijl. Beschrijf deze.

A

Dat is het populistisch nationalisme.

  • symbolen, rituelen, mythen en herdenkingen verbeelden natie en worden ingezet om massa te mobiliseren.
  • liberale houding (overleg, hervormingen) verdrongen door agressieve, soms revolutionaire mentaliteit. Geweld uit naam natie geheiligd.
  • dromen van heroische daden uit een ver verleden en bron van inspiratie voor toekomstige offers voor vaderland (M/O-Eur, Fr, It)
  • Restauratie (mn M/O-Eur geen simpele terugkeer naar status pro ante: hervormingen om uitbraken van nat sentimenten te voorkomen) –> officieel nationalisme, beheerste Eur staatspolitiek va 1870.

p278

51
Q

NLD

Waarom was het beeld van de natie voor de meesten halverwege de 19eS nog tamelijk diffuus?

A
  • constitutie garandeerde gelijkheid voor allen en was kader voor overbruggen van reg/cult verschillen.
  • natie voor meerderheid nog steeds slechts waarneembaar via prisma van eigen regio (Limburg, Friesland, vele dialecten, slechte verbindingen
  • gering democratisch gehalte van samenleving (natie pas tastbare realiteit voor degenen die daarin daadwerkelijk participeerden –> actief kiesrecht en lezend publiek = communicatiegemeenschap).
    –> Nldse natiestaat in relatief instabiele fase
    p275
51
Q

NLD
De confessionalization of politics (levensbeschouwelijk principe wordt bepalend voor organisatie van politiek door deelname nieuwe groepen) is ook elders waarneembaar, maar in Nld neemt het een bijzondere vorm aan. Welke?

A

Verzuiling (verharding eigenlijk) vanaf 1870 (voorzichtig in jaren 30)

  • romantische gevoelscultuur –> antirevolutionaire staatleer, basis voor latere prot zuil
  • kath zuil

Paradox: prot/kath/soc-dem konden pas emanciperen en deelnemen aan nationale leven door zich daarvan af te zonderen in eigen kring (deel van natie voorstelling natie gefragmenteerd).

Elke zuil voegde nat geschiedenis naar eigen beeld.
Natievorming en verzuiling evenwel geen tegengestelde processen. Ipv vroegere regionale of standsgebonden scheidslijnen, waren zuilen nationaal. Zuilen hoofdkanaal waarlangs natievorming zich voltrok en grote groepen werden opgenomen in meer homogene nat cultuur.

p276

51
Q

NLD

Maak een chronologisch overzicht van de staatkundige ontwikkeling van Nld sinds 16eS.

A
  • 16e/17eS: strijd tegen Sp absolutisme; oprichting Rep der Zeven Ver Provincien (1648)
  • 18eS: laatste decennia - Patriottenstrijd, ontbinding Rep, ontstaan Bataafse eenheidsstaat 1795, 1e Grondwet 1798, scheiding kerk en staat
  • 1795-1813: Bataafs-Fr tijd. Nat eenheidsstaat (nat wetgeving; staatsbestuur). Grondwet, later minder radicaal. Transformatie Rep tot koninkrijk 1806; in 1810 ontmanteld en integraal deel van Fr keizerrijk.
  • 1814: W I staatshoofd Koninkrijk der Nederlanden
  • 1815: W I koning Koninkrijk der Ver Nederlanden
  • 1830 Belgen los uit staatsverband
  • 1839: Verdrag van Londen - W I erkent formeel de Blg zelfstandige natiestaat

Belgie na 1839-medio 19eS: staats- en natievorming; ontstaan Vl-Wls tegenstellingen; Vl nationale sentimenten

Nld na 1839-medio 19eS: zoeken naar eenheid en identiteit; 1848 Grondwetsherziening

wb23

52
Q

NLD

Ondanks de verzuiling vinden de Nederlanders elkaar in 1 instituut. Welk?

A

Het koningshuis, is het Ndls nationalisme.

studiedag1 / dec12

53
Q

Hoe en waarom bedienden regeringen zich van officieel nationalisme?

A
  • revolutionaire gevaar bezweren
  • nationale discours inzetten voor eigen doeleinden
  • democratisering: legitimatie to bevolking en haar mobiliseren voor nationale zaak
  • overbruggen maatsch spanningen met beroep op pol en cult homogene natie
  • bewuste strategie

p278

54
Q

Geef een overzicht van de beschrijvingen/aspecten/definities van nationalisme die gegeven worden.

A
  • Kameleontisch: links noch rechts. Verbindt zich afwisselend met lib, conserv, populist, soc stromingen
  • Manifesteert zich op verschillende niveaus: cult beweging, pol ideologie, vorming homogene sameleving (Gellner: is bel integrerende functie van nationalisme in totstandkoming mod Eur maatschappij)
  • Leerssen: fundamenteel gebaseerd op een cult zelfbeeld, dat pas vorm krijgt in de wereld van vertoog, door historici, dichters, romanciers, filologen)
  • Die inspanningen krijgen pas maatsch betekenis als nationalisme factor wordt in optreden moderne staat
  • Nationalisme is primair te verstaan als een oppositiebeweging van achtergestelde groepen die aanspraak maken op pol macht binnen gevestigde instellingen/creatie nwe staat –> nooit af, want telkens nieuwe achtergestelde groepen moeten worden geintegreerd
  • Beinvloed door intl omgeving, mn competitie met succesvollle natiestaten (vb voor eigen pol handelen)
  • intellectuelen verschaffen ideologische argumenten
  • verspreiding gestandaardiseerde nat cultuur in meeste Eur landen na 1848, toen staat het voor eigen doeleinden geadopteerd had
  • natie niet bezien in relatie tot staat: concept wordt ‘distinctly wobbly in shape’.

p279

55
Q

Welke kanttekening maakt de auteur bij abstracte theorieen en classificatieschema’s?

A

Hebben wellicht heuristische waarde

  • altijd toetsen aan historisch bewijsmateriaal
  • suggestie van achteraf geconstrueerde logische noodzaak doet geen recht aan de openheid van geschiedenis. Alle wegen zijn Sonderwege.

p280

56
Q

Is een natie een gefixeerd gegeven?

A

Nee, integendeel.

  • grenzen niet vast
  • is visie van pol stromingen en regionale groepen binnen die staten: lokale metafoor (beeld van streek tot streek verschillend
  • natievorming niet louter bepaald vanuit centrum dat zijn visie implementeert, maar ‘a process by which individuals and social groups defin and redefine themselves’ (Ford)
  • principieel betwist en uiteindelijk tijdelijk.
  • nat identiteit als geloofsartikel uit naam waarvan hoogste offers kunnen worden gebracht: belangrijk in Eur geschiedenis in 20eS.

p281

57
Q

Wat is de Kohn-dichotomie? Past Nld daar in?

A
Kohn: tegenstelling tussen westerse en oosters nationalisme
Westers type (W/NW-Eur): ontwikkelt zich in relatief stabiel staatk kader (= staatk eenheden met lange geschiedenis van staatsvorming, bv Eng, Fr)
Oosters type (Centr/O-Eur, Azie en Afrika): ontwikkelt zich primair als oppositiebeweging die bestaande pol orde wil vervangen.

Nld is westerse variant en wijkt significant af

  • staatsvorm van Rep niet vergelijkbaar met Fr of Eng (centraal bestuurde monarchieen)
  • natiebesef meer dan elders gekenmerkt door cultureel karakter, in nauwe samenhang met publieke zaak (strijd tegen Sp en Fr)
  • specifieke (prot) religieuze identiteit.

wb27

58
Q

Wat zijn zgn harde en zachte kanten van staats- en natievorming?

A
  • Hard: invoering bestuurlijke en wetgevende maatregelen, nationaal leger
  • Zacht: culturele kanten - museum met nat kunstverzameling

Invoering onderwijswetten: onduidelijk want uniform onderwijs goed voor economie maar ook introductie nat cultuur en nat gevoelens.

wb25