4.1 Flashcards
(9 cards)
1
Q
Wat zijn elementen?
A
Stoffen waarbij de moleculen bestaan uit 1 atoomsoort
2
Q
Wat zijn verbindingen?
A
Stoffen waarbij de moleculen bestaan uit meerdere atoomsoorten
3
Q
Welke fasetoestanden heb je?
A
Vast, vloeibaar en gas
4
Q
Hoe ga je van Celcius naar Kelvin?
A
+ 273
5
Q
Hoe ga je van Kelvin naar celcius?
A
- 273
6
Q
Wat betekent de y bij een temperatuur, tijd diagram?
A
temperatuur in graden
7
Q
Wat betekent de x bij een temperatuur, tijd diagram?
A
tijd in seconden
8
Q
Hoe herken je een zuivere stof aan de fasediagrammen?
A
tijdens het smelten of koken blijft de temperatuur gelijk en heb je een kookpunt en smeltpunt
9
Q
Hoe herken je een mengsel aan de fasediagrammen?
A
Tijdens het smelten of koken blijft de temperatuur niet gelijk en heb je een smelttraject en een kooktraject
