4.2 Flashcards
(12 cards)
1
Q
Zijn homogene mengsel wel of niet te onderscheiden?
A
niet
2
Q
Zijn heterogene mengsels wel of niet te onderscheiden?
A
wel
3
Q
Welke vloeistoffen zijn altijd heterogene mengsels?
A
Troebele vloeistoffen
4
Q
Welke vloeistoffen zijn homogeen?
A
- Oplossing
5
Q
Welke vloeistoffen zijn heterogeen?
A
- Emulsie
- Suspensie
- Schuim
- Nevel
- Rook
6
Q
Wat is een emulsie?
A
Vloeistof in een vloeistof
7
Q
Wat is een suspensie?
A
Vaste stof in een vloeistof
8
Q
Wat is schuim?
A
Gas in een vloeistof
9
Q
Wat is nevel?
A
Vloeistof in een gas
10
Q
Wat is rook?
A
Vaste stof in een gas
11
Q
Wat zijn voorbeelden van heterogene mengsels?
A
- Zand in water
- Olie in water
12
Q
Wat zijn voorbeelden van homogene mengsels?
A
- Zout in water
- Suiker in water