Coherentieanalyse Flashcards

1
Q

Wat is een anaforische verwijzing?

A

Woord of uitdrukking waarmee naar een woord of uitdrukking eerder in de tekst wordt verwezen. (antecedent) (Dat is jan. Hij is aardig.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een cataforische verwijzing?

A

Woord of uitdrukking waarmee naar een woord of uitdrukking wat nog moet komen in de tekst wordt verwezen. (Daar heb je hem. Onze jan.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat verstaan we onder coreferentie?

A

Als meerdere woorden verwijzen naar dezelfde referent?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een referent?

A

Een entiteit in de tekst of in de werkelijkheid waarnaar wordt verwezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat verstaan we onder een exofore verwijzing?

A

Als er verwezen wordt naar iets buiten de tekst. (teg. endoforisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een belangrijke vereiste voor het begrijpen van exofore verwijzingen?

A

Kennis van de wereld en de communicatie situatie op dat moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een afhankelijke verwijzing?

A

Een verwijzing die niet veel betekend zonder referent. (vnw., bijw., ellips, substitutie en vergelijking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een onafhankelijke verwijzing?

A

Betekenisvolle woorden die verwijzen naar andere woorden in de tekst.
(Jan gaf me bloemen. Het waren prachtige tulpen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de meest voornamelijke oorzaken bij onduidelijke verwijzingen?

A

Afstand en vorm van de verwijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geen een voorbeeld van een verwijzing d.m.v. substitutie

A

Bij substitutie wordt verwezen door een woord met met weinig specifieke betekenis zoals, een paar, een explaar, zoiets.
Dit mes is bot. Ik heb een scherper exemplaar nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef een voorbeeld van een verwijzing d.m.v. een ellips

A

Bij een ellips wordt het te herhalen woord weggelaten.

Heb je de appel al op. Ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn lexicale verwijzingen?

A

Verwijzingen die gebaseerd zijn op de betekenis van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef een voorbeeld van een lexicale verwijzing.

A
  1. Letterlijke, gedeeltelijk herhalende verwijzingen (fiets - gefietst)
  2. Synoniemen (fiets - rijwiel)
  3. Tegenstelling (groot - klein)
  4. Gerelateerde verwijzing (groen-geel, vogel-mus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een collocationeel lexicaal verband?

A

Een collocationeel lexicaal verband is een referentiële relatie die je alleen kunt interpreteren met kennis van de wereld. (arts-medicijn, ober – rekening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is er sprake van globale referentiële coherentie?

A

Globale referentiële coherentie heb je wanneer er tussen twee met elkaar verband houdende zinnen minstens een andere zin staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe los je een probleem in de referentiële coherentie op die wordt veroorzaakt door afstand?

A

Dat doe je met een zogenaamde mediërende verwijzing. D.w.z. je gooit er een nog een verwijzing tussen om contact te houden met het antecedent.

17
Q

Hoe verhoudt de mentale toegankelijkheid zich tot globale referentiële coherentie?

A

Naar mate er een grotere afstand ontstaat tussen de pronominale verwijzer en zijn antecedent of referent zonder mediërende verwijzers wordt het begrip van de tekst bemoeilijkt, omdat de referent voor de lezer niet of nog nauwelijks mentaal toegankelijk is.

18
Q

Zeg in andere woorden: Hoe minder toegankelijk de referent, hoe meer talige middelen nodig zijn om te verwijzen.

A

Hoe minder lexicaal naar een referent wordt verwezen, hoe toegankelijker de referent moet zijn, wil de samenhang behouden blijven.

19
Q

Wat houdt het continuïteitsprincipe in?

A

Het continuïteitsprincipe stelt dat lezers als vanzelfsprekend aannemen dat het onderwerp gelijk blijft en alle verwijzingen zo lokaal mogelijk opgelost worden.

20
Q

Wat kan je zeggen over het verschil in bereikbaarheid van referenten van afhankelijke en onafhankelijke verwijzers?

A

Naar referenten die het meest toegankelijk zijn, kan met afhankelijke verwijzers verwezen worden, minder toegankelijke of ontoegankelijke referenten behoeven meer lexicaal materiaal. (onafhankelijke verwijzers)

21
Q

Wat is overspecificatie? Geef een voorbeeld.

A

Als er maximale middelen worden gebruikt, terwijl de referent nog voldoende mentaal toegankelijk is. (Kees komt morgen eten. Kees is vegetariër. Voor Kees maken we falafel.)

22
Q

Noem de naam van het artikel over Coherentieanalyse en de schrijver.

A

Lettica Hustinx en Joyce Karreman, Coherentieanalyse

23
Q

Wanneer is een tekst referentieel coherent te noemen? •

A

Als er per zin van een tekst minimaal één keer referentieel verwezen wordt (het liefst) door een afhankelijke verwijzer.
• Als er over korte afstand verwezen wordt.
• Als op de juiste plaatsen lexicale middelen worden ingezet. (bijv. bij een nieuwe alinea)

24
Q

Welke 3 criteria hanteren we als we willen bepalen of een tekst referentieel coherent is?

A
  1. Het aantal verwijzingen per zin.
  2. De afstand
  3. Hoe gemakkelijk de referentiële verbanden zijn.
25
Q

Wanneer is er sprake van maximale coherentie.

A

Als een zin veel verwijzingen heeft, over korte afstand, die allemaal gemakkelijk geïnterpreteerd kunnen worden.

26
Q

Hoe kan een tekst die weinig referentieel coherent is verbeterd worden?

A
  • Grote afstanden overbruggen door mediërende verwijzers.
  • Als de afstand tussen de referent en de verwijzer te groot worden, moet een pronominale verwijzer lexicaal gemaakt worden.
  • Als er teveel lexicaal verwezen wordt voor de toegankelijkheid, dan vervangen door afhankelijke verwijzers.
  • Als collacationele lexicale verbanden moeilijk te begrijpen zijn, toelichten.
  • Als de tekst van de hak op de tak gaat zinnen zo vormen dat er pronominale ne lexicale ketens gevormd worden.
27
Q

Wat is relationele coherentie?

A

Als de betekenis van de tekst samen hangend is.
(Relationele coherentie: samenhang in een tekst of representatie daarvan die ontstaat doordat de eenheden in de tekst/representatie aan elkaar verbonden zijn met behulp van coherentierelaties, zoals Oorzaak-Gevolg en Tegenstelling.)

28
Q

Wat is globale coherentie?

A

De samenhang tussen grote delen van de zin

29
Q

Hoe noem je woorden die aangeven welke betekenissamenhang er is tussen twee delen?

A

Coherentiemarkeerders

30
Q

Welke typen relationele coherentie zijn er?

A

Causale: oorzaak - gevolg, middel - doel, voorwaarde - gevolg, probleem - oplossing, argument – standpunt
Aditieve: opsomming, voorbeeld, samenvatting, parafrase, proces of procedure, extra informatie.

31
Q

Welke drie eigenschappen zijn van belang bij het classificeren van coherentierelaties?

A
  • Soort verband
  • Volgorde van het verband (oorzaak – gevolg of gevolg – oorzaak)
  • Polariteit (is het verband positief of negatief)
32
Q

Welke problemen kan je tegen komen bij het interpreteren van relationele coherentie?

A
  • Foutieve coherentie markeerders

* Afstand (het scheiden van samenhangen tekstdelen door een ander tekstdeel)

33
Q

Welke stappen doorloop je bij een coherentieanalyse?

A

Stap 1: analiseer referentiële verbanden
Stap 2: evalueer de referentiele banden
Stap 3: analyseer de relationele verbanden
Stap 4: evalueer de relationele verbanden
Stap 5: geef suggesties ter verbetering