6. La gastronomie Flashcards
(142 cards)
1
Q
maaltijd
A
repas (m)
2
Q
ontbijt
A
petit déjeuner (m)
3
Q
lunch, middagmaal
A
déjeuner (m)
4
Q
diner, avondmaal
A
dîner (m)
5
Q
souper, laatavondmaal
A
souper (m)
6
Q
vieruurtje
A
goûter (m)
7
Q
snack
A
casse-croûte (m)
8
Q
keukenprins(es)
A
cordon-blue (m,f)
9
Q
keuken
A
cuisine (f)
10
Q
vegetarisch
A
végétarien(ne)
11
Q
fastfood
<> ?
A
restauration rapide (f)
<> repas gastronomique (m)
12
Q
zelfbedieningsrestaurant
A
libre-service (m)
13
Q
voedsel, eten
A
nourriture (f)
= alimentation (f)
14
Q
honger hebben
A
avoir faim (f)
15
Q
dorst hebben
A
avoir soif (f)
16
Q
nuchter
A
à jeun
17
Q
dieet
A
régime (m)
18
Q
afvallen
<> vermageren
A
maigrir
<> grossir
19
Q
vetstoffen
A
matière grasse (f)
20
Q
trek, eetlust
A
appétit (m)
21
Q
met smaak
A
de bon appétit
22
Q
zich bedrinken
~ adj
A
s’enivrer
= se saoûler
~enivré(e)
23
Q
zin in
A
envie de (f)
24
Q
gulzig
A
gourmand(e)
25
lauw
| <> verbrand ; <> koud
tiède
| <> brûlant(e) ; <> froid(e)
26
rauw
| <> ?
cru(e)
| <> cuit(e)
27
gezouten
salé(e)
28
bitter
amer (ère)
29
zuur
acide
30
droog
sec, sèche
31
bakwijze
cuisson (f)
32
chocoladebroodje
pain au chocolat (m)
33
... ijs
glace à la/au (f)
34
bestek
couvert (m)
35
zoutvaatje
salière (f)
36
pepervaatje
poivrier (m)
37
karaf
carafe (f)
38
aan tafel gaan
passer à table
39
(de tafel) afruimen
| <> de tafel dekken
débarrasser (la table)
| <> mettre la table
40
tafellaken, tafelkleed
nappe (f)
41
afwas
vaisselle (f)
42
afwasmachine
lave-vaisselle (m)
43
iets bestellen
| <> de bestelling opnemen
commander qc
| <> prendre (la) commande
44
dagschotel
plat du jour (m)
45
menu
menu (m)
46
wijnkaart
carte des vins (f)
47
rekening
addition (f)
= note (f)
48
service, dienstverlening
service (m)
49
fooi, tip
pourboire (m)
50
typisch, kenmerkend
typique de
51
zacht, mals
| <> ?
tendre
| <> dur(e)
52
smaakvol, smakelijk
| <> smakeloos ; <> flauw
savoureux(se)
= relevé(e)
| <> sans goût ; fade
53
zacht
moelleux(se)
54
vers
frais, frêche
55
kaasschotel
assiette de fromages (f)
= plateau de fromages
56
voorgerecht
entrée (f)
57
chocolademousse
mousse au chocolat (f)
58
appeltaart
tarte aux pommes (f)
59
flensje
crêpe (f)
60
mosterd
moutarde (f)
61
Provençaalse kruiden
herbes de Provence (f)
62
azijn
vinaigre (m)
63
koken
bouillir
64
rijp
mûr(e)
65
bakken
| ~ adj
frire
| ~ frit(e)
66
vet
| <> ?
gras(se)
| <> maigre
67
roosteren, braden
| ~adj
rôtir
| ~ rôti(e)
68
stomen
cuire à la vapeur
69
bloem
farine (f)
70
deeg
pâte (f)
71
pasta
pâtes (f)
72
rijst
riz (m)
73
stokbrood
baguette (f)
74
volkorenbrood
pain complet (m)
75
broodrooster
grille-pain (m)
76
boterham
tartine (f)
77
sneetje
tranche (f)
78
met boter besmeren
beurrer qc
79
honing
miel (m)
80
eiwit
| <> eigeel
blanc d'oeuf (m)
| <> jaune d'oeuf
81
zachtgekookt ei
oeuf à la coque (m)
82
spiegelei
oeuf sur le plat (m)
83
look
ail (m)
84
teentje
gousse (f)
85
peterselie
persil (m)
86
groente
légume (m)
87
erwtjes
petits pois (m)
88
ui
oignon (m)
89
boon
haricot (m)
90
artisjok
artichaut (m)
91
asperge
asperge (f)
92
selder
céleri (m)
93
prei
poireau (m)
94
bloemkool
chou-fleur (m)
(les choux-fleurs)
95
komkommer
concombre (m)
96
spinazie
épinards (m)
97
bladsla
laitue (f)
98
radijs
radis (m)
99
stuk fruit
fruit (m)
100
limoen
citron vert (m)
101
versgeperst appelsiensap
orange pressée (f)
102
ananas
ananas (m)
103
druif
raisin (m)
104
tros
grappe (f)
105
kers
cerise (f)
106
olijf
olive (f)
107
perzik
pêche (f)
108
pruim
prune (f)
109
braambes
mûre (f)
110
bosbes
myrtille (f)
111
pompelmoes
pamplemousse (f)
112
watermeloen
pastèque (f)
113
spek
lardon (m)
114
ham
jambon (m)
115
kip
poulet (m)
116
rundvlees
bœuf (m)
117
gevogelte
volaille (f)
118
varkensvlees
porc (m)
119
kalfsvlees
veau (m)
120
lamsvlees
agneau (m)
121
(fijne) vleeswaren
charcuterie (f)
122
eend
canard (m)
123
konijn
lapin (m)
124
wild
gibier (m)
125
gebraad
rôti (m)
126
worst
saucisson (m)
127
sardine
sardine (f)
128
ansjovis
anchois (m)
129
zeevruchten
fruits de mer (m)
130
schaaldieren
crustacés (f)
131
haring
hareng (m)
132
mosselen
moules (f)
133
zalm
saumon (m)
134
tong
sole (f)
135
tonijn
thon (m)
136
forel
truite (f)
137
aperitief
apéritif (m)
138
thee
thé (m)
139
kurkentrekker
tire-bouchon (m)
140
bruisend
pétillant(e)
141
boodschap
course (f)
142
warme chocomelk
chocolat chaud (m)
