9.1 Immuniteit van Transplantatie & 9.4 Transplantaatafstoting en immunosuppressiva Flashcards
(39 cards)
Welke transplantaties komen het meeste voor?
- Huid: Brandwonden
- Cornea: Cataract (Er is niet echt sprake van vascularisatie hier en er is niet echt immuun matching nodig)
- Nier: Chronisch nierfalen (Onder andere door nefritis complicatie diabetes)
- Bot
- Beenmerg: Stoornissen in rode bloedcellen (Bijvoorbeeld Thalassemie), lymfocyten (SCID), leukemie, auto-immuunziekten, metabole stoornissen
- Lever: Leverfalen (Onder andere door congenitaal leverfalen of als gevolg van hepatitis of cirrose)
- Long: Respiratoire insufficiëntie (Onder andere als gevolg van cystische fibrose, IPF, sarcoïdose, COPD)
- Hart: Hartfalen
- Pancreas: Insulineafhankelijke diabetes
Welke transplantaten hebben de beste overleving?
Nier (Vooral van levende donoren) en hart
Welke typen transplantatie zijn er?
- Genetisch identiek: Autotransplantatie (Eigen lichaam) of syngene transplantatie (1-eiige tweeling)
- Genetisch verschillend: Allogene transplantatie of xeno transplantatie (Toename genetisch verschil -> Toename immunologische afstoting)
Welke transplantatie antigenen zijn er?
- MHC antigenen (Klasse I en II)
- ABO bloedgroep antigenen
- Non-MHC antigenen/Minor antigenen
2 niet verwante individuen zijn vrijwel nooit MHC-identiek
Waardoor zijn er zoveel verschillende haplotypen?
- Polymorfismen (HLA met 2 allelen)
- Polygenie (Meerdere genen bij HLA)
- Co-dominantie (Beide allelen van HLA zijn even dominant)
Wat zijn kenmerken van de verschillende MHC-typen?
- MHC-I: Alle kernhoudende cellen (Behalve rode bloedcellen en geslachtscellen), A/B/C, intracellulaire peptiden, CD8+ T-cellen
- MHC-II: APCs, DP/DQ/DR, extracellulaire peptiden, CD4+ T-cellen, 2 ketens (Alfa en bèta)
Wat is het gevaar bij een second set transplantatie?
Snelle afstoting door reeds geactiveerde T-cellen tegen transplantaat
Waar hangt de immuniteit van een transplantatie van af?
- Variatie in MHC expressieniveau
- Variatie in aantal APCs, vooral DC’s (hoog in beenmerg en huid)
Bij de adaptieve afweer is allo-immuunrespons van T- en B-cellen tegen lichaamsvreemde ABO-bloedgroep en MHC-antigenen
Wat zijn de kenmerken van direct T-cel alloreactie?
- Binnen eerste maanden
- Donor APC presenteert willekeurig peptide aan de ontvanger CD4 of CD8 lymfocyt
- Kruisreactie met reeds geactiveerde ontvanger lymfocyten (Herkend van een eerdere situatie)
- Directe herkenning van vreemd, intact donor MHC door TCR van ontvanger
- Ze hebben 3 signalen: Signaal 1 -> HLA die APC presenteert aan T-cel receptor, Signaal 2 -> Moleculen die aanwezig zijn op T-cel (Receptoren zoals CD86, CD28), Signaal 3 -> Cytokines (Sturen ook de T-cel differentiatie)
Onder de huid zitten APC en die herkennen het antigen en nemen het op. Ze draineren vervolgens naar de dichtstbijzijnde lymfeklier en zullen daar T-cellen activeren. Wanneer ze T-effector cellen zijn zullen ze teruggaan naar plaats van APC en daar zullen ze hun functie uitoefenen
Wat zijn de kenmerken van indirecte T-cel alloreactie?
- Na enkele maanden (Chronische afstoting)
- Ontvanger APC presenteert allo-peptide (MHC peptiden van donor) aan ontvanger CD4 lymfocyt
- Herkenning door TCR van ontvanger van vreemde donor MHC peptiden, gepresenteerd door eigen MHC
Wanneer kan er afstoting door de adaptieve afweer ontstaan?
- Eerdere transplantatie
- Zwangerschap
- Bloedtransfusie
Welke typen afstotingsreacties zijn er?
- Hyperacuut (Binnen 24 uur)
- Acuut (Binnen 3-6 maanden)
- Chronisch (Na maanden tot jaren)
Wat zijn de kenmerken van een hyperacute afstotingsreactie?
- Humoraal
- Door gepreformeerde allo-antistoffen tegen donor MHC/HLA of ABO-bloedgroep
- Geen behandeling mogelijk
Wat zijn de kenmerken van een acute afstotingsreactie?
- Cellulair en/of humoraal
- In de eerste 3-6 maanden
- Door geïnduceerde allo-immuunrespons tegen donor MHC/HLA of minor MHC/HLA
Wat zijn de oorzaken van een chronische afstotingsreactie?
Na maanden tot jaren. Door zowel allo-immuunresponsen als niet-immunologische oorzaken:
- Hypertensie
- Hyperlipidemie
- Geneesmiddelentoxiciteit
- Virale infecties
- Late effecten ischemie/re-perfusieschade
- Terugkeer oorspronkelijke ziekte
- Eerdere acute afstoting -> Verbindweefseling vaten
Vaatschade geeft grootste kans op afstoting
Er is proliferatie van myofibroblasten, hypertrofie tunica intima, neo-intima
Welke factoren hebben invloed op de allogeniciteit van het donororgaan?
- Ziekte of trauma van de donor
- Duur van hersendood
- Mate van ischemie/re-perfusieschade (Als gevolge van koude ischemietijd)
- Operatieprocedure (Invloed op allogeniciteit donororgaan
Mechanisme: Leukocyten- en complementactivatie -> Cytokinenproductie
Waaruit bestaat de matching van de donor en ontvanger?
Streven:
- ABO-compatibiliteit
- MHC compatibiliteit
- Negatieve humorale kruisproef
- Negatieve cellulaire kruisproef (MLR) -> Uitsluiten gepreformeerde immuniteit
- Optimale ABO matching middels typering donor en ontvanger
- Optimale HLA matching middels typering donor en ontvanger -> Remming geïnduceerde immuniteit
Hoe werken de cellulaire en humorale kruisproef?
- Humoraal: Serum ontvanger toevoegen aan cellen van de donor + Complement (Lysis meten -> Dode cellen)
- Cellulair/Mixed leukocyt reaction: APC van de donor toevoegen aan T-cel van ontvanger (Proliferatie meten -> Van CD4+ of CD8+)
Hoe kan HLA worden getypeerd?
- Serologisch (MHC klasse I): Antistoffen tegen bepaalde MHC-I + donor cellen
- Moleculair (MHC klasse I en II): PCR (Van A, B, C, DR, DQ en DP loci), sequence-specifieke primers of DNA sequentie analyse
(Flowcytometrie wordt ook gebruikt)
Welke behandelingen krijgen patiënten de eerste 3 maanden na een transplantatie?
- Tacrolimus
- Prednison
- Mycofenolaat mofetil
Na 2 maanden worden er vaak 2 middelen gebruikt
Wat wordt er gedaan bij een verdenking op afstoting?
- Echo doppler
- Biopt
- Direct behandelen met prednison
Wat zijn tekenen van afstoting?
Rejectie is ontsteking, dus er zijn ontstekingsverschijnselen aanwezig, maar mede door de goede immuunsuppressie meestal alleen:
- Functio laesa (Verlies van nierfunctie, lagere GFR) (!)
- Soms koorts, soms pijn, soms zwelling
- Oedeem en hypertensie
- Soms tumor, dolor of rubor
Wat zijn mogelijke oorzaken van verminderde nierfunctie na transplantatie?
- Pre-renaal: Hypotensie, nierarteriestenose, vaatletsel, trombose
- Renaal: Tacrolimustoxiciteit, ATN, afstoting, recidief grondlijden
- Post-renaal: Ureter/Urethra obstructie of lekkage
Hoe kan afstoting worden ingedeeld?
- Tijd ((Hyper)acuut vs. chronisch)
- Mechanisme: T-cel gemedieerd (TCMR) of antistof gemedieerd (ABMR)
- Locatie afwijkingen: Vasculair of interstitieel (Banff systeem)