920-940 Flashcards
(21 cards)
1
Q
Fama
A
Famae
Het gerucht;de reputatie
2
Q
Pecunia
A
Pecuniae
Het geld
3
Q
Insidae
A
Insidiarum
De hinderlaag; de valstrik
4
Q
Supplicium
A
Supplicii
De foltering; de doodstraf
5
Q
Nonnulli
A
Ae a
Enkele
6
Q
Reus
A
A um
Aangeklaagd
7
Q
Amnis
A
Amnis m
De rivier
8
Q
Fur
A
Furis m
De dief
9
Q
Ordo
A
Ordinis m
De orde; de stand
10
Q
Classis
A
Classis v
De vloot
11
Q
Palus
A
Paludis v
Het moeras
12
Q
Insignis
A
-, insigne; insignis
Opvallend
13
Q
Postulare
A
O
Eisen
14
Q
Censere
A
Eo
Menen
15
Q
Concedere
A
O
Wijken; toegeven; toestaan
16
Q
Convertere
A
O
Omkeren; veranderen in
17
Q
Decernere
A
O
Beslissen
18
Q
Exigere
A
O
Uitdrijven; eisen; voltooien
19
Q
Experiri
A
Ior
Op de proef stellen; voltooien
20
Q
Nuper
A
Bijw
Onlangs
21
Q
Sive of seu
A
Nevensch voegw
Hetzij; of als
