A2.1 - Nominativ (zelfstandige naamwoorden) Flashcards
(551 cards)
1
Q
het onderhemd
A
das Unterhem
2
Q
de onderbroek
A
die Unterhose
3
Q
het ondergoed
A
die Unterwasche
4
Q
De want
A
der Fäustling, die Fäustlinge
5
Q
het materiaal (kledij)
A
der Stoff
6
Q
de sterkte
A
die Stärkte
7
Q
de zwakte
A
die Swäche
8
Q
de aarde
A
die Erde
9
Q
de demonstratie
A
die Demonstration (demonstrieren)
10
Q
de hulp
A
die Hilfe
11
Q
de ondersteuning
A
die Unterstützung
12
Q
de wedstrijd
A
der Wettkampf, Wettkämpfe
13
Q
de wereld
A
die Umwelt
14
Q
de strond
A
der Mist
15
Q
de weg
A
der Weg, -e
16
Q
de afstand
A
die Distanz, -e
17
Q
het dorp
A
das Dorf, Dörfe
18
Q
de sneeuw
A
der Schnee
19
Q
stoefer
A
der Angeber (die - in)
20
Q
de bron
A
die Quelle
21
Q
onzin
A
der Quatsch
22
Q
het voetpad
A
der Burgersteig
23
Q
de getuige
A
der Zeuge / die Zeugin
24
Q
de getuige (trouw)
A
der Trauzeuge/in
25
oorlog
der Krieg
26
vrede
der Frieden
27
begraafplaats
der Friedhof
28
de emigratie
die Auswanderung
29
de immigratie
die Einwanderung
30
heimwee
das Heimweh
31
de reislust
das Fernweh
32
thuis missen
die Heimat vermissen
33
de kinderboerderij
der Streichelnzoo
34
de oom
der Onkel
35
De toeschouwer
Der Zuschauer
36
De rondleiding
Die Führung / die Stadtführung
37
Binnen/buiter koer
Kan ook een speelplein zijn...
Der Hof
Hinterhof
38
Het dal
Das Tal
39
Leerlingen (in opleiding)
Der/die Azubi / Auszubildende
40
de olie
das Öl
41
de azijn
der Essig
42
de honing
der Hönig
43
de krant
die Zeitung
44
de gom
der Radiergummie, -s
45
de (bal)pen
der Kugelschreiber/Kuli
46
het potlood
der Bleifstift, -e
47
de slijper
der (An)Spitzer
48
de punt
die Spitze
49
het papier
das Blatt, -¨er
50
de start v/h werken
der Einstand
51
de inhuldiging/inauguratie
die Einweihung
52
cafe/pub
die Kneipe
53
het symbool
das Symbool
54
de afhaling (geld)
die Abbuching
55
het daguitstap(je)
der Ausflug, -¨e
56
de reis
die Reise, -n
57
de mug
die Mücke
58
het waterdoolhof
das Wasserlabyrinth
59
het ding = object/voorwerp
der Gegenstande, -¨; die Sache, -n; das Ding, e
60
het seizoen (serie)/het relais
die Staffel, n
61
het meubel
die Möbel (pl.)
62
de aflevering
die Folge, n
63
de inrichting
die Einrichtung
64
de (licht)schakelaar
der Schalter
65
de beweging
die Bewegung
66
de actie
die Aktion
67
de reus
der Riese, -n
68
het voorbeeld
das Beispiel, -n
69
het museum
das Museum, die Museen
70
de discotheek
die Disko
71
de vensterbank
die Fensterbank, -¨e
72
het rolgordijn
die Jalousie, das Rollo
73
het gordijn
der Vorhang, die Gardine
74
de toeters en bellen
der Schnickschnack
75
het gedoe
das Gedöns
76
de stofzuiger
der Staubsauger
77
de schrijver
der Schriftsteller/die Schriftstellerin
78
de auteur
der Autor/die Autorin
79
begeesterd, de begeestering
die Begeisterung
80
het symbool "/"
der Schrägstrich, -e
81
het koopje
das Snäppchen
82
de spoelbak/gootsteen
die Spüle
83
de wastafel
das Waschbecken
84
Het afwasmiddel
das Spülmittel
85
de stof
der Staub
86
de stofvanger
der Staubfänger
87
het vuil
der Schmutz
88
de wasbak/gootsteen
das Spülbecken / die Spüle
89
het vuil
der Dreck
90
de chaos
das Chaos
91
de vuilnisbak
der Mülleimer
92
de prullenbak
der Papierkorb
93
grotere vuilnisbak
die Mülltonne
94
vuilcontainer
der Müllcontainer
95
de vuilnisophaal
der Müllabfuhr
96
de kleine tuin
der Kleingarten/Schrebergarten
97
De kleine tuin vereniging
der Kleingartenverein
98
de ingang
der Eingang
99
de uitgang
der Ausgang
100
de eenzaamheid
die Einsamkeit
101
Siblings
die Geschwister (Pl.)
102
de zus
die Schwester, -n
103
de broer
der Bruder, -¨
104
de leugen
die Lüge
105
De tafeltennisraketten
der Tischtennisschlager
106
het kerkhof
der Friedhof
107
de autocoureur
der Rennfahrer / die Rennfaherin
108
de huisgenoot
der Mitbewohner, -; die Mitbewohnerin, -nen
109
onzin
der Quatsch
110
de muziekgroep/de band
die Musikgruppe, -n
111
de buurt
die Nähe (Sg)
112
de badkamerkast/schab
das Badregal, -e
113
de koelkast
der Kühlschrank, die Kühlschränke
114
het vriesvak
das Gefrierfach, -fächer
115
de energie
die Energie
116
de breedte
die Breiten, -n
117
de hoogte
die Höhe, -n
118
de diepte
die Tiefe, -n
119
centimer
Zentimeter
120
het materiaal
das Material, die Materialien
121
het hout
das Holz
122
het metaal
das Metal (Sg)
123
het plastic
das Plastic (Sg)
124
het roestvrijstaal
das Edelstahl (Sg)
125
de koper
der Kaufer, -; die Käuferin, -nen
126
de verkoper
der Verkäufer, -; die Verkäuferin, -nen
127
Het bod
das Gebot, -e
128
de verzending
der Versand (Sg)
129
het huishouden
der Haushalt, -e
130
de nieuwigheid
die Neuigkeit, -en
131
de goederen
die Ware
132
het succes
der Erfolg, -e
133
de pot
der Topf, -¨e
134
de mop
der Witz, -e
135
het werkpaard
das Arbeitstier
136
de oplossing
die Lösung, -en
137
de verantwoordelijkheid
die Verantwortung
138
de studie
das Studium
139
het advies
die Beratung
140
privéles
der Einzelunterricht
141
het bad in een zwembad
das Schwimmerbecken
142
de korting
die Ermässigung
143
de keuze
die Wahl, -en
144
de oever
das Ufer, -
145
het avontuur
das Abenteuer, -
146
de vereniging
der Verein
147
de aanbieding
das Angebot, -e
148
het sollicitatiegesprek
das Bewerbungsgespräch, -e; das Vorstellungsgespräch, -e
149
de rust
die Ruhe
150
de ervaring
die Erfahrung
151
de kantine
die Kantine, -n
152
de bespreking
die Besprechung, -en
153
de plaats
die Stelle, -n
154
de meeting/bijeenkomst
das Treffen
155
de activiteit
die Tätigkeit, -en
156
de kok
der Koch, Köche; die Köchin, -nen
157
de zanger
der Sänger, -; die Sängerin, -nen
158
de tentoonstelling
die Austellung, -en
159
de vlooienmarkt
der Flohmarkt, -ä
160
het contact
der Kontakt, -e
161
het voltijds
die Vollzeit (Sg)
162
de deeltijdse baan
die Teilzeitstelle, -n
163
de Sjaal
der Sjal, -s
164
de gebreien trui
die Strickjacke
165
de pet
die Kappe
166
de hoody
der Kapuzi
167
de muts
die Mütze, -n
168
de bodywarmer
die Weste, -n
169
de stage
das Praktikum, Praktika
170
de reactie
die Reaktion, -en
171
de feestdagen
die Ferien (Pl)
172
Het bedrijfsuitstap
der Betriebsausflug, -flüge
173
de overuren
die Überstunde, -n
174
het plezier
der Spass
175
de kalender
der Kalender
176
de ouderavond
der Elternabend, -e
177
de opening
die Eröffnung, -en
178
de fotografie
die Fotografie (Sg)
179
de kapper
der Friseur, -e; die Friseurin, -nen
180
de bijles
die Nachhilfe (Sg)
181
het strand
der Strand -¨e
182
het koor
der Chor, Chöre
183
middernacht
die Mitternacht (Sg)
184
het huwelijk, de bruiloft
die Hochzeit
185
de bureau
das Büro
186
voorstellen/introduceren
vorstellen
187
sorry/excuseer
die Entschuldigung, -en
188
het rijbewijs
der Führerschein, -e
189
vrachtwagen
der LKW, -s
190
de training
die Ausbildung, -en
191
de stage
das Praktikum
192
de print/afdruk
der Ausdruck
193
het café
das Café
194
de reden
der Grund, Gründe
195
de (winkel)kar
der Wagen
196
het bedrijf/de firma
die Firma, Firmen
197
de baas
der Chef, -s; die Chefin, -nen
198
het team
das Team, -s
199
de teamlead
der Teamleiter, -; die Teamleiterin, -nen
200
concierge/huismeester
der Hausmeister, -; die Hausmeisterin, -nen
201
de werkkledij
die Arbeitskleidung
202
de sleutel
der Schlüssel, -
203
het personeelsbureau
das Personalbüro
204
de vreugde/het plezier
die Freude
205
de mail
die Mail, -s
206
de deur
die Tür, -en
207
het blad/papier
das Blatt, Blätter
208
het formulier
das Formular, -e
209
het verkeer
das Verkehr
210
de pizzeria
die Pizzerie
211
de opdracht
der Auftrag, Aufträge
212
de start vieren (werk)
die Einstandfeier, -n
213
de bestuurder
der Fahrer, -; die Fahrerin, -nen
214
het broodje
das Brötchen, -
Die Schrippe
215
de specialiteit
die Spezialität, -en
216
de snacks
das Knabberzeug
217
het drinken, de drank
das Getränk, -e
218
de koffiepauze
die Kaffeepause, -n
219
de buurt/wijk
die Nachbarschaft
220
de vereniging
der Verein, -e
221
de elektriciteit/stroom
der Strom
222
de rekening/het factuur
die Rechnung
223
de klanten
die Kunden
224
de taart
der Kuchen
225
de keuken
die Küche
226
het karton
der Karton, -s
227
de schrijftafel
der Schreibtisch, -e
228
de spiegel
der Spiegel, -
229
Het tapijt
der Teppich, -e
230
het bedovertrek
das Bettzeug (Sg), die Bettdecke, -n
231
het bestek
das Besteck, -e
232
de matras
die Matratze, -n
233
het beeld
das Bild, -er
234
het servies
das Geschir (Sg)
235
de plant
die Pflanze, -n
236
het afwasmachine
die Spülmaschine, -n
237
het kussen
das Kissen, -
238
de staande lamp
die Stehlampe, -n
239
de verhuis
der Umzug, Umzüge
240
het dier
das Tier, -e
241
de grond/vloer
der Boden, Böden
242
het plafond
die Decke
243
de Jeans
die Jeans
244
De ladder
die Leiter, -n
245
het werktoestel/gereedschap
das Werkzeug
246
de plattegrond
das Grundriss, -e
247
Het afval
der Müll (Sg)
248
de vaas
die Vase, -n
249
de hamster
die Hamster
250
de kikker
der Frosch
251
de computer
der Computer
252
het boek
das Buch
253
het toetsenbord
das Tastatur
254
de map
die Mappe
255
de printer
der Drucker
256
de thermosfles
die Thermoskanne
257
de afspraak
der Termin
258
het probleem
das Problem
259
de werklplaats
die Werkstatt
260
de werkdag
der Werktag
261
de cirkel
der Kreis
262
het vierkant
das Quadrat
263
de driehoek
das Dreieick
264
de stagiair
der Praktikant, -en; die Praktikantin, -nen
265
de cinema
das Kino
266
ouderen zorghuis
das Altenheim
267
de badwand
die Badewanne, -n
268
de voorstelling
die vorführing
269
de woestijn
die Wüste
270
de vakantie
der Urlaub
271
de fietstocht
der Radtour
272
de winkelkar
der Einkaufswagen
273
de winkelmand
der Einkaufskorb
274
krat/bak
der Kasten, -¨
275
de rolstoel
der Rollstuhl
276
de roltrap
die Rolltreppe
277
het woordenboek
der Wörterbuch, -bücher
278
de rookmelder
der Rauchmelder
279
de baas/leider
der Leiter/Direktor/Chef
280
de lift
der Aufzug, -e
281
de wijsvinger
der Zeigefinger
282
het afdelingshoofd
der Abteilungsleiter (in)
283
het water
das Wasser
284
jammer/medelijden
der Schade, -n
285
de menu
die Speizekarte
286
het glas
das Glas, -¨er
287
het bord
der Teller
288
de lepel
der Loffel
289
het mes
das Messer
290
de vork
der Gabel
291
de tas (mok)
die Tasse
292
de serviet
die Serviette
293
tennis
Tennis
294
voetbal
Fussball
295
basketbal
Basketball
296
joggen/lopen/r
Joggen/laufen
297
zwemmen
Schimmen
298
dansen
Tanzen
299
paardrijden
Reiten
300
skieën
Ski Farhen
301
tafeltennis
Tischtennis
302
klimmen
Klettern
303
zeilen
Segeln
304
Schaak
Schach
305
het lidmaatschapsgeld
der Mitgliedsbeitrag, -beiträge
306
de inschrijving
die Anmeldung
307
bij voorbaat
im Voraus
308
De beginner
der Anfänger, -; die Anfängerin, -nen
309
De gevorderde
der/die Fortgeschrittene, -n
310
het kind
das Kind, -er
311
de jongere(n)
der / die Jugendlichen, -n
312
de volwassene
der/die Erwachsene, -n
313
De senior
der Senior, -en; die Seniorin, -nen
314
het strand
der Strand, Strände
315
de babyzitter
der Babysitter
316
het nagerecht
der Nachtisch, -e
317
het project
das Projekt, -e
318
de burger (citoyen)
der Bürger, -; die Bürgerin, -nen
319
de reden
die Rede, -n
320
het kostuum
das Kostüm, -e
321
de kalender
der Kalender, -
322
de ouderavond
der Elternabend, -e
323
de kleding
die Kleidung
324
het kledingsstuk
das Kleidungsstück, -e
325
de bloes
die Bluse, -n
326
het pak (suit)
der Anzug, Anzüge
327
de riem/centuur
der Gürtel, -
328
het hemd
das Hemd, -en
329
de broek
die Hose, -n
330
de blazer (M)
die Jacke, -n
331
de blazer (V)
das Jackett, -s
332
het kleed
das Kleid, -er
333
de das
die Krawatte, -n
334
de jas
der Mantel, Mäntel
335
de pullover
der Pullover, - (Pulli)
336
de rok
der Rock, Röcke
337
(lange) sokken
der Strumpf, Strümpfe
338
de t-shirt
das T-shirt, -s
339
de BH
der BH, -s
340
het onderhemd
das Unterhemd, -en
341
het onderbroek
die Unterhose, -n
342
de schoen
der Schuh, -e
343
de laars
der Stiefel, -
344
de regenlaars (rubber)
der Gummistiefel, -
345
de handschoenen
der Handschuh, -e
346
de hoed
der Hut, Hüte
347
de sjaal
der Schal, -s
348
het badpak
der Badeanzug, Badeanzüge
349
de zwembroek
die Badehose, -n
350
de ketting
die Kette, -n
351
de paraplu
der Schirm, -e
352
de damesmode
die Damenmode, -n
353
de herenmode
die Herrenmode, -n
354
de kinderafdeling
die Kinderabteilung, -en
355
het ondergoed
die Unterwäsche (Sg-
356
het kantoor voor verloren voorwerpen
das Fundbüro, -s
357
de parfumerie
die Parfümerie, -n
358
de gelijkvloers
das Erdgeschoss, -e
359
de kelder
das Untergeschoss, -e
360
de verdieping
der Stock (Sg)
361
de ring
der Ring, -e
362
de make-up
das Make-up, -s
363
de mode
die Mode, -n
364
de sieraden
der Schmuck (Sg)
365
de cosmetica
die Kosmetik (Sg)
366
de koffer/valies
der Koffer, -
367
de tweedehandswinkel
der Second-Hand-Laden, -Läden
368
de schoenenwinkel
das Schuhgeschäft
369
het oriëntatiebord
die Orienterungstafel, -n
370
het materiaal (kledij)
der Stoff, -e
371
de kwaliteit
die Qualität, -en
372
de trui/pullover
der Pulli, -s
373
de pasvorm
die Anprobe, -n
374
de kleren
die Klamotten (Pl.)
375
de turnschoenen/sneakers
der Turnschuh, -e
376
het maatwerk
die Schneiderei, -en
377
de bijdrage
der Beitrag, Beiträge
378
zoeken naar een job
die Stellensuche (Sg.)
379
de hulp
die Hilfe, -n
380
de industrie/branche
die Branche, -n
381
het job interview
das Job-interview, -s
382
de herrinnering/reminder
die Errinerung, -en
383
voorzichtig
die Vorsicht (Sg.)
384
de hoofdzaak / het belangrijkste
die Hauptsache, -n
385
de collega
der Arbeitskollege, -n; die Arbeitskollegin, -nen
386
het vervoersmiddel
das Verkehrsmittel, -
387
de tram
die Strassenbahn, -en
388
de voorstedelijke spoorweg
die S-bahn, -en
389
de metro
die U-bahn, -en
390
de trein
der Zug, Züge
391
Het treinspoor
die Bahn, -en
392
de halte
die Haltestelle, -n
393
het station
der Bahnhof, Bahnhöfe
394
de luchthaven
der Flughafen, Flughäfen
395
de vertraging
die Verspätung, -en
396
de ingang
der Einstieg, -e
397
de dienstregeling
der Fahrplan, -pläne
398
de fiets
das Fahrrad
399
het wiel
das Rad, Räder
400
de bakfiets
das Lastenfahrad, -räder
401
de elektriscke fiets
das E-bike, -s
402
de batterij
die Batterie, -n
403
de rem
die Bremse, -n
404
de helm
der Helm, -e
405
de bel
die Klingel, -n
406
de band
der Reifen, -
407
de motor
der Motor, -en
408
de taxi
der Taxi, -s
409
de file
der Stau, -s
410
de parkeerplaats
der Parkplatz, -plätze
411
de airconditioning
die Klimaanlage, -n
412
de route
die Strecke, -n
413
het weer
das Wetter (Sg.)
414
de hitte
die Hitze (Sg)
415
de kou
die Kälte (Sg)
416
de regenkledij
die Regenkleidung (Sg)
417
de regen
der Regen (Sg)
418
de sneeuw
der Schnee (Sg)
419
de zon
die Sonne (Sg)
420
de temperatuur
die Temperatur, -en
421
de dank
der Dank
422
de elektrische auto
das E-auto, -s
423
de benzine
das Benzin (Sg)
424
de snelweg
die Autobahn, -en
425
de mening
die Meinung, -en
426
de handicap
die Behinderung, -en
427
de kans / sjance
die Chance, -n
428
de vooruitgang
der Fortschritt, -e
429
het voetpad
der Bürgersteig, -e
430
de voetganger
der FuSgänger, -; die FuSgängerin, -nen
431
de mobiliteit
die Mobilität (Sg)
432
de rolstoelgebruiker
der Rollstuhlfahrer, -; die Rollstuhlfahrerin, -nen
433
de weg naar school
der Schulweg, -e
434
de titel
die Überschrift, -en
435
het platform/perron
der Bahnsteig, -e
436
de kinderwagen
der Kinderwagen, -
437
Brief aan de redactie, geschreven door een lezer
der Leserbrief, -e
438
de familieleden
der Verwandte, -n
439
de neef
der Cousin, -s
440
de nicht
die Cousine, -n
441
de grootvader
der GroSvater, -väter
442
de grootmoeder
die GroSmutter, -mütter
443
de vader
der Vater, Väter
444
de moeder
die Mutter, Mütter
445
de opa
der Opa, -s
446
de oma
die Oma, -s
447
de oom
der Onkel, -
448
de tante
der Tante, -n
449
de schoonbroer
der Schwager, Schwäger
450
de schoonzus
die Schwägerin, -nen
451
schoonvader
der Schwiegervater, -väter
452
schoonmoeder
die Schwiegermuuter, -mütter
453
de schoonouders
die Schwiegereltern (Pl.)
454
de zoon
der Sohn, Söhne
455
de dochter
die Tochter, Töchter
456
de getuige (trouw)
der Trauzeuge, -n; die Trauzeugin, -nen
457
de oorlog
der Krieg, -e
458
de beroepsopleiding
die Berufsausbildung, -en
459
de bloemenwinkel
der Blumenladen, -läden
460
Voormalig Oost-Duitsland (DDR)
die DDR
461
de autofabriek
die Autofabrik, -en
462
de textielfabriek
die Textilfabrik, -en
463
het autobedrijf
die Autofirma, -firmen
464
de autohandelaar
der Autohändler, -; die Autohändlerin, -nen
465
het geboorteland
das Heimatland, Heimatländer
466
de heimwee
das Heimweh (Sg.)
467
het pensioen
die Rente, -n (in rente gehen)
468
het tehuis
das Wohnheim, -e
469
thuis
das Zuhause (Sg)
470
de jeugd
die Jugend (Sg)
471
de kindertijd
die Kindheit (Sg)
472
de Eiffeltoren
der Eiffelturm
473
het WK
die FuSballweltmeisterschaft, -en
474
de migratie
die Migration, -en
475
de migrant
der Migrant, -en; die Migrantin, -nen
476
de Vietnamees
der Vietnamese, -n; die Vietnamesin, -nen
477
de omgeving
die Umgebung, -en
478
de barbershop
der Barbershop, -s
479
waterpijpcafé
die Shishabar, -s
480
de waterpijp
die Wasserpfeife, -n
481
de nagelstudio
das Nagelstudio, -s
482
de nagel(s)
der Nagel, -Nägel
483
het halal vlees
der Halal-Flaisch (Sg)
484
Het drogisterij artikel
der Drogerieartikel
485
de trend
der Trend, -s
486
de gewoonte
die Gewohnheit, -en
487
de reclame
die Werbung, -en
488
de demonstratie
die Demonstration, -en
489
de poort
das Tor, -e
490
het stadion
das Stadion, Stadien
491
de rest
der Rest, -e
492
de muur
die Mauer, -n
493
de hoofdstad
die Hauptstadt, Hauptstädte
494
de inwoner(s)
der Einwohner, -; die Einwohnerin, -nen
495
circa
ca. = circa
496
het miljoen
die Million, -en
497
het percentage
das Prozent, -e
498
de rechtbank
das Gericht, -e
499
de brug
die Brücke, -n
500
de tv-toren
der Fernsehturm, -türme
501
de wijk (van de stad)
der Stadteil, -e
502
de sportevenementen
die Sportverantstaltung, -en
503
de schooluitstap
die Klassenfahrt, -en
504
de stadstour/bezichtiging
die Stadtbesichtigung, -en
505
de duur
die Dauer (Sg)
506
de rustdag
der Ruhtag, -e
507
de toekomst
die Zukunft (Sg)
508
de reservatie
die Reservierung, -en
509
de gids/rondleiding
die Führung, -en
510
de snackbar
der Imbiss, -e
511
de klimaatbescherming
der Klimaschutz (Sg)
512
de wegbeschrijving
die Wegbeschreibung
513
het verkeerslicht
die Ampel, -n
514
het kruispunt
die Kreuzung, -en
515
de bundesliga
die Bundesliga (Sg)
516
de vereniging
der Verein, -e
517
de fan
der Fan, -s
518
het team (sport)
die Mannschaft, -en
519
de trainer
der Trainer, -; die Trainerin, -nen
520
de speler
der Spieler, -; die Spielerin, -nen
521
De pro, professionnal
der Profi, -s
522
de voetballer
der FuSballer, - ; die FuSballerin, -nen
523
de arbeider
der Arbeiter, -; die Arbeiterin, -nen
524
de industrie
die Industrie, -n
525
het gevoel
das Gefühl, -e
526
het project
das Projekt, -e
527
de integratie
die Integration (Sg.)
528
het racisme
der Rassismus (Sg)
529
het stuk
das Stück, -e
530
de afdeling
die Abteilung, -en
531
de technologie
die Technik (Sg)
532
de instructeur / trainer
der Ausbilder, -; die Ausbilderin, -nen
533
de lunchpauze/middagpauze
die Mittagspause, -n
534
de werkkleding
die Arbeitskleidung, -en
535
de personeelsafdeling
die Personalabteilung, -en
536
de identiteitskaart
der Personalausweis, -e
537
de bankrekening
das Bankkonto, Bankkonten
538
de professionele ervaring
die Berufserfahrung, -en
539
de elektronika technieker
der Elektroniker, -; die Eletronikerin, -nen
540
de ingenieur
der Ingenieur, -e; die Ingenieurin, -nen
541
de journalist
der Journalist, -en; die Journalistin, -nen
542
de kunstenaar
der Künstler, -; die Künstlerin, -nen
543
de muzikant
der Muziker, -; die Muzikerin, -nen
544
de poortwachter
der Pförtner, -; die Pförtnerin, -nen
545
de politicus
der Politiker, -; der Politikerin, -nen
546
de advocaat
der Rechtsanwalt, -wälte; die Rechtsanwältin, -nen
547
de zanger
der Sänger, -; die Sängerin, -nen
548
de acteur
der Schauspieler, -e; die Schauspielerin, -nen
549
de atleet
der Sportler, -; die Sportlerin, -nen
550
de begroeting
die Anrede, -n
551
de groeten/groetjes
der GruS, GrüSe
