Aardrijkskunde H1 Flashcards

1
Q

Hoe meet je welvaart?

A

Welvaart kan je op drie verschillende manieren leren: het bbp per hoofd, samenstelling van de beroepsbevolking en de VN-ontwikkelingsindex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het bruto binnenlands product per inwoner?

A

De waarde van alle goederen en diensten van alle personen en bedrijven in het land gedeeld door het aantal inwoners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt de beroepsbevolking in?

A

Hieraan kan je zien in welke sector de mensen werken, primaire, secundaire of de tertiaire sector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent de VN-ontwikkelingsindex/welzijnsindex in?

A

Hierbij kijken ze naar de levensverwachting en analfabetisme, de index gaat van 1 naar 0.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is koopkracht?

A

Dit is hoeveel het in elk land kost om een boodschappen mand te vullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de problemen van het bbp?

A

Je kan de koopkracht niet zien, je ziet de inkomsten uit de informele sector niet, het is gemiddeld en gevoelig voor de hoogste 1% je ziet geen sociale ongelijkheid, je kan ook de regionale ongelijkheid niet zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de drie hoofdgroepen van landen indeling?

A

Centrum, semiperiferie en periferie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is bevolkingsspreiding?

A

Hoe mensen zich verdelen over een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is bevolkinsdichtheid?

A

Aantal mensen per kilometer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn verklaringen voor spreiding?

A

Natuurlijke mogelijkheden, ligging qua economie en het koloniale verleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is diffusie?

A

De verspreiding van cultuurelementen vanuit een kerngebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de drie vormen van democratisch gehalte.

A

Democratie, beperkte democratie en dictatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is beperkte democratie?

A

De bevolking wordt sterk gecontroleerd, ze hebben stemrecht maar mogen alleen maar op partijen gecontroleerd door de overheid stemmen, veel corruptie en sommige groepen worden buitengesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen het bipolaire systeem en het multipolaire systeem?

A

Bij het bipolaire systeem zijn er twee grote machtsblokken(Amerika, Rusland), bij het multipolaire systeem zijn er heel veel machtsblokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de meest ingrijpende veranderingen in de economische geschiedenis?

A

De agrarische revolutie, de industriële revolutie en de opkomst van de dienstenmaatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor komen veranderingen?

A

Door stijging van arbeidsproductiviteit dat komt door mechanisering, automatisering en robotisering. Dit komt ook door de stijging van welvaart.

17
Q

Wat zijn de BRIC-landen?

A

Brazilië, Rusland, India en China.

18
Q

Wat zijn de nadelen van een exportpakket dat bestaat uit grondstoffen?

A

De prijzen voor grondstoffen stijgen niet zo snel als de prijzen van de eindproducten, de prijzen van grondstoffen wisselen veel, er is het gevaar van misoogsten.

19
Q

Wat is natuurlijke bevolkingsgroei?

A

Als het geboortecijfer hoger is dan het sterftecijfer.

20
Q

Wat is het migratiesaldo?

A

Het verschil tussen het aantal nieuwkomers en vertrekkers.

21
Q

Welke twee dingen vallen op als je kijkt naar de groei van de wereldbevolking?

A

De groei gaat steeds sneller en de groei gaat niet overal even snel.

22
Q

Hoe komt dat de absolute groei van de wereldbevolking toeneemt maar de relatieve niet?

A

De vruchtbaarheid daalt en de algemene levensverwachting stijgt.

23
Q

Waarom hebben arme landen zo’n hoog geboortecijfer?

A

Arme landen hebben een jonge leeftijdsopbouw en dus meer vruchtbare vrouwen, in rijke landen is er meer onderwijs waardoor ze andere prioriteiten hebben, in arme landen luisteren ze naar de kerk die zegt dat je geen voorbehoedsmiddelen mag gebruiken of abortus plegen, in hun cultuur geeft het aanzien om een groot gezin te hebben, er is veel kindersterfte dus ze willen zeker zijn dat er kinderen overblijven, ouders hebben financiële zekerheid nodig.

24
Q

Wat is demografische druk?

A

De verhouding tussen het niet actieve deel en het actieve deel van de bevolking.

25
Q

Wat is het demografisch transitiemodel?

A

De ontwikkeling van het geboorte en sterfte cijfer.

26
Q

Noem de 4 fases van het demografisch transitiemodel.

A

fase1 hoog geboorte en sterfte cijfer, geboortecijfer blijft hoof sterftecijfer daalt, geboortecijfer gaat dalen, geboorte en sterfte cijfer komen op een laag niveau in evenwicht.

27
Q

Wat is de verstedelijkingsgraad/urbanisatiegraad?

A

Hoeveel procent van de bevolking in steden woont.

28
Q

Wat is het verstedelijkingstempo?

A

De jaarlijkse toename van de verstedelijkingsgraad.

29
Q

Noem drie redenen voor de groei van steden in arme landen.

A

De trek van platteland naar stad, steden slokken kleine plaatsen in de buurt op, natuurlijke bevolkingsgroei.

30
Q

Wat is suburbanisatie?

A

De trek van steden naar het platteland voornamelijk in rijke landen.

31
Q

Wat is een primate city?

A

Als er een grote stad is in een land waar bijna iedereen woont.