Biologie H6 H7 H8 Flashcards

(89 cards)

1
Q

Welke kenmerken gebruikte mensen vroeger om soorten in te delen?

A

Uiterlijke kenmerken en de mogelijkheid om vruchtbare nakomelingen te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe worden soorten nu ingedeeld?

A

Door DNA-onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is binominale naamgeving?

A

Eerst geslachtsnaam met hoofdletter dan soortnaam zonder hoofdletter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een ondersoort?

A

Een geografisch afgescheiden soort met afwijkende kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de organisme indeling?

A

Organismen-soorten-geslachten-families-orden=klassen=afdelingen-rijken-domeinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke domeinen zijn er?

A

Archaea, bacteriën en eukaryoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn prokaryoten?

A

Eencelligen zonder kernmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe weiken archaea af van de andere?

A

Membraan heeft een enkele laag fosfolipiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt een moleculaire klok?

A

Genen die met een constante snelheid muteren vormen dit laat zien hoe verwant ze zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe weten hoe groot een populatie is?

A

Door de vangst terugvangsmethode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor neemt een populatie toe?

A

Geboorte en immigarite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor neemt een populatie af?

A

Door sterfte en emigratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe heet het ding dat de groei van een populatie het meeste tegen houd?

A

De beperkende factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke invloed heeft de genetische diversiteit?

A

Inbreng van genen zorgt ervoor dat populaties beter tegen ziektes kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is versnippering?

A

Het opdelen van het leefgebied van een soort in kleine stukjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn biotische factoren?

A

De invloed van levende organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn abiotische factoren?

A

De invloed van niet levende factoren, zoals planten, zonlicht, water en beschutting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een habitat?

A

Een leefomgeving met de specifieke eisen van een soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet een habitat van planten?

A

Een standplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het optimumgebied?

A

De abiotische factoren zijn ideaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een niche?

A

De complexe interacties van een soort met zijn omgeving en zijn rol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doen mutaties?

A

Ze weizigen de nucleotidenvolgorde van het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is adaptatie?

A

Wanneer een erfelijke of uiterlijke verandering de moglelijkheid op overleving verhoogt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waardoor vermijden dieren ongunstige omstandigheden?

A

Door hun trekgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn herbivoren?
Planteneters
26
Wat zijn omnivoren?
Alleseters
27
Wat zijn carnivoren?
Vleeseters
28
Wat is de predator-prooirelatie?
Als er veel prooidieren zijn groeien de roofdieren waardoor er minder prooidieren komen
29
Wat is een voedselketen?
Het doorgeven van energierijke stoffen van de ene soort naar de andere
30
Wat is een voedselweb?
Onderling verbonden voedselketens in een ecosysteem
31
Wat is accumulatie?
De concentratie gifstoffen neemt steeds meer toe
32
Wat is persistant gif?
Breekt heel langzaam af waardoor lang kleine dieren blijft vergiftigen
33
Wat is mutalisme?
Beide soorten hebben voordeel van de relatie
34
Wat is commensalisme?
Een dier heeft voordeel ander heeft geen last
35
Hoe heet commensalisme bij planten?
Epyfytisme
36
Wat is parasitisme?
Een soort heeft voordeel de andere soort schade
37
Hoe heet geloof in bovennatuurlijke schepper?
Creatonisme
38
Wat is evolutie?
Het ontwikkelen van het leven door veranderingen en het ontstaan van nieuwe soorten
39
Wat is de paleontologie?
Wetenschap die fossielen bestudeert
40
Wat is de catastrofethetheorie?
Een grote natuurramp is de oorzaak dat alle organismen in een gebied sterven
41
Wat is selectiedruk?
De invloed die een omgeving heeft op overlevingskansen
42
Wat is 'the struggle for life'?
Strijd om het bestaan zorgt voor natuurlijke selectie
43
Wat is 'the survival of the fittest'?
Organismen die het best zijn aangepast aan hun omgeving krijgen meest nakomelingen en nemen populatie over
44
Wat is de neodarwinistische theorie?
De evolutie theorie aangevuld met erfelijkeheidswetten
45
Wat is bipedie?
Lopen op twee benen
46
Wat is een belangrijke voorwaarde voor natuurlijke selectie?
Een variatie in eigenschappen
47
Hoe komen variaties in eigenschappen?
Door mutaties en recombinatie
48
Wat is co-evolutie?
Wapenwedloop van evolutie tussen twee soorten waarbij de ene soort wijzigt op de andere selectiedruk
49
Wat is allopatrische soortvorming?
Evolutie door het splitsen van een populatie door barrière
50
Wat is sympatrische soortvorming?
Evolutie doordat er uitsluitend word voortgeplant in kleine deelgroep
51
Wat zijn oorzaken van fossilisatie?
Verstening, verdroging, lage tempratuur, lage pH en zuurstof gebrek(veen), opsluiten in barnsteen(hars)
52
Wat zijn gidsfossielen?
Soorten met grote geografische verspreiding die maar een beperkte tijd bestonden
53
Wat is relatieve leeftijd?
Leeftijd van aardlaag ten opzichte van andere aardlaag
54
Hoe word absolute leeftijd van fossielen bepaalt?
Door isotopen onderzoek, ze kijken naar verhouding onstabiele isotoop en stabiele isotoop
55
Wat zijn homologe structuren?
Hetzelfde bouwplan maar andere functie
56
Wat zijn analoge structuren?
Zelfde functie maar ander bouwplan
57
Wat zijn 'missing links'?
Fossiele overgangsvormen
58
Wat is generatio spontanio?
Leven ontstaat spontaan
59
Waaruit bestond de oersoup?
Water en organische stoffen
60
Wat zijn anaerobe heterotrofe bacteriën?
Leefde van organische stoffen, eerste organische stoffen
61
Wat zijn foto-autotrofe bacteriën?
Maakten eigen organische stoffen door fotosynthese
62
Wat zijn prokaryoten?
Ze gebruikte zuurstof om energie los te maken uit organische moleculen
63
Wat is de endosymbiose theorie?
Prokaryoten zijn symbiose aangegaan met andere prokaryoten
64
Wat zijn clades?
Groep organismen met gemeenschappelijk uniek homoloog kenmerk
65
Wat zijn taxons?
Indeling gebaseerd op overeenkomsten
66
Wat is een cladogram?
Laat evolutionaire verwantschap zien door organismen met zelfde kenmerk en gemeenschappelijke voorouder samen te plaatsen
67
Wat is polygene overerving?
Overerving op meerdere genen
68
Wat is codominant?
Allelen komen beide tot uiting
69
Wat is de genenpool?
Verzameling van allelen in populatie
70
Wat is genetic drift?
Bij een kleine populatie beïnvloedt toeval bij partnerkeuze de allelfrequentie
71
Wat is het 'founder effect'?
Door ontbreken van variatie is er minder genetische variatie
72
Wat is gene flow?
Migratie van allelen van enen populatie naar anderen
73
Wat is het flessenhalseffect?
Door natuurramp of menselijk ingrijpen neemt populatie af in omvang kan door toeval genenpool verkleinen
74
Wat is het Hardy-Weinberg-evenwicht?
Genotypenfrequentie is constant in populatie
75
Wat zijn anorganische stoffen?
CO2 en H2O kleine energiearme stoffen
76
Wat is voortgezette assimilatie?
Opbouw van organische stoffen met glucose
77
Wat is detrius?
Dode resten van planten en dieren
78
Wat is de draagkracht?
De maximale populatiegrootte die en gebied lange tijd kan onderhouden
79
Wat is de populaitedynamiek?
Schommelingen in de populatiegrootte of het verdwijnen en ontstaan van populaties
80
Wat is een trofisch niveau?
De plaats van een organisme in het ecosysteem
81
Wat is biomassa?
De massa aan energierijke organische stoffen
82
Wat is drooggewicht?
Het versgewicht zonder het water
83
Wat is het verschil tussen biomassa en drooggewicht?
Bij drooggewicht zit ook mineralen
84
Wat is een piramide van productiviteit?
Het jaargemiddelde van biomassa verdeeld over trofische niveaus
85
Wat zijn heterotrofe organismen?
Organismen die hun energie krijgen met hun voedsel
86
Wat is het verschil tussen het bbp en npp?
Bpp is de hoeveelheid organische stoffen die een organisme maakt en npp is de hoeveelheid die beschikbaar is in de voedselketen
87
Wat is de kringloop van elementen?
Proces waarbij elementen in stappen weer beschikbaar worden voor producenten
88
Wat zijn aerobe soorten?
Soorten die zuurstof gebruiken
89
Wat zijn anaerobe soorten?
Soorten die geen zuurstof gebruiken, zijn langzamer en produceren vieze gassen