Aardrijkskunde Toets periode 1 lj 1 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen weer en klimaat

A

weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaalde plek op een bepaald moment.
Klimaat is het gemiddelde weer van een periode van 30 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is condenseren

A

wanneer water overgaat van gasvormig naar vloeibaar door afkoeling.

(condensing)
when water changes from gaseous to liquid by cooling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is verdampen

A

wanneer water overgaat van vloeibaar naar gasvormig door opwarming

(evaporation)
when water changes from liquid to gaseous due to heating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is bevriezen

A

wanneer water van vloeibaar overgaat naar vast

(freezing)
when water changes from liquid to solid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is ontdooien

A

wanneer water overgaat van vast naar vloeibaar door opwarming.

(melting)
when water changes from solid to liquid by heating.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke kleuren hebben Temperatuur/ mm van regen op een weer grafiek

A

Temperatuur: Rood
MM- Blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de scheikundige formule voor water

A

H20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe ontstaan wolken

A

een wolk is een verzameling van allemaal hele kleine waterdruppeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom regent het

A

de waterdruppeltjes in wolken woorden te zwaar om in de lucht te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de korte waterkringloop

A

zee water verdampt
de waterdamp stijgt op en koelt af
er treedt condensatie en wolkvorming op
de wolk regent weer leeg boven zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de lange waterkringloop

A

zee water verdampt
de waterdamp stijgt op en koelt af
er treedt condensatie en wolkvorming op
de wolk regent boven landt en het kan in de grond zakken (infiltratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is infiltratie

A

water sijpelt de bodem in

(infiltration)
water seeps into the bottom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een gletsjer

A

Grote ijspakketten in de bergen die ontstaan door het opeenhopen van sneeuw

(Glacier)
Large ice packs in the mountains created by the accumulation of snow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is transpiratie

A

Water dat wordt afgegeven aan de atmosfeer door vegetatie (planten/struiken)

(perspiration)
Water released into the atmosphere by vegetation (plants/shrubs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom is het op sommige plekken op aarde kouder of warmer dan andere plekken

A

Het ligt eraf hoe ver van de evenaar het licht. de dichter bij de evenaar je bent, hoe warmer het is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is stralingsintensiteit

A

De hoeveelheid zonnen-energie per vierkante meter.

(radiation intensity)
The amount of solar energy per square meter.

17
Q

waarom ontstaan er seizoenen

A

De aarde staat scheef dus is de stralingsintensiteit sterker op sommige plekken dan andere. Landen op het evenaar hebben geen seizoenen opdat de evenaar draait niet.

18
Q

wat is atmosfeer

A

De luchtlaag om de aarde.

(atmosphere)
The layer of air around the earth.

19
Q

wat is poolwoestijn

A

Gebied met een woestijnklimaat op hoge breedte/in koude omstandigheden.

(polar desert)
Area with a desert climate at high latitude/in cold conditions.

20
Q

wat is regenseizoen

A

een periode waarin veel regen valt
(rain season)

21
Q

wat is een klimaat

A

Het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.

22
Q

wat is droogseizoen

A

Een periode waarin weinig neerslag valt.
(dry season)

23
Q

wat is H20

A

Water.

24
Q

wat is weer

A

De toestand van de atmosfeer op een bepaalde plek op een bepaald moment. Let op: zonneschijn, neerslag, temperatuur, wind.

(weather)
The state of the atmosphere in a particular place at a particular time. Note: sunshine, precipitation, temperature, wind.

25
Q

wat is vegatatie

A

Begroeiing

(vegatation)

26
Q

welke vormen kan water nemem in neerslag

A

regen, sneeuw, hagel.

27
Q

hoe kunnen vormen van neerslag wisselen van toestand

A

Als het koud is dan bevriezen de water druppels in de lucht.

28
Q

hoe de breedteligging van de plaats het klimaat beïnvloedt

(how the latitude of the place affects the climate)

A

De evenaar is een rondje om de aarde dat het meeste zon krijgt. dus als je ver van de evenaar zit dan krijg je minder zon.