lj2 p1 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 SO Flashcards

1
Q

hoe kunnen bergen uit de oceaanbodem ontstaan

A

Zand en klei wordt door een rivier meegenomen en komt op de zeebodem terecht.

dat wordt door de druk tot gesteente geperst (sediment)

als 2 aardplaten tegen elkaar aan botsen wordt het laag sediment omhoog geduwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe kunnen vulkanisme bergen onstaan

A

vloeibaar materiaal uit de aardmantel duwt de gesteente omhoog.
de vloeibaar materiaal (magma) wordt hard onder de grond en wordt graniet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken van een jong gebergte

A

hoge en scherpe toppen
diepe dalen
zwaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken van een oud gebergte

A

afgebrokkelde toppen,
ondiepe dalen
lichter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mechanische verwering

A

in gesteente zitten vaak scheuren, als het regent dan komt het water in die scheuren, en s nachts vriest het.
water dat vriest zet een beetje uit. hierdoor worden de scheuren steeds groter. ze kunnen er ook van af breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

biologische verwering

A

zorgen wortels voor verwering.
ze dringen de stenen in via spleten en wanneer het dikker wordt kan het breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chemische verwering

A

zure regen op kalksteen.
door planten wortels wordt het zuur, dan druppelt het naar beneden en lost het kalksteen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

massabeweging

A

wanneer gesteente naar beneden valt/rolt/schuift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

erosie door rivieren

A

wanneer steentjes in een rivier vallen, worden met de stroom meegeslepen en schuren langs elkaar en de bodem.
ze worden steeds verder afgebrokkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

erosie door gletsjers

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verwering door hitte

A

Overdag wordt de steen door de zon heel warm en zet uit

‘s Nachts koelt de steen af tot onder nul graden en krimpt

De steen zet telkens uit en
krimpt dan weer

Uiteindelijk zal de steen breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

puinhelling

A

afgebroken gesteente dat naar beneden valt en in 1 plek verzamelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

relief

A

het verschil in hoogte in het landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verwering

A

het langzaam afbrokkelen van gesteente onder invloed van het weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

erosie

A

uitscheurende werking van ijs, wind en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe ontstaan v dalen

A

riviererosie.
afgebroken gesteente rolt in een rivier

stenen worden meegenomen en schuiven langs de bodem

stenen worden veranderd in grind
v dal ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe ontsaan u dalen

A

schuivende gletsjers.

rivier droogt in een v dal op.
er komt een gletsjer terecht.
het duwt aan alle kanten en wordt steeds breder.

szomers smelt het een beetje en schuift op en s winters wordt het weer hard en duwt meer op de zijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

volgorde van afbrekende gesteente

A

rotsblokken- rotsen-grind-zand-klei

19
Q

erosie door wind

A

in woestijnen, is het plat met veel zand.
De zand wordt door de wind megenomen en schraapt langs de rotsen, waar ze steeds kleiner van worden.

20
Q

verweringsmateriaal

A

afgebroken gesteente

21
Q

bovenloop

A

waar een rivier van een berg stroormt bovenan

22
Q

laagland

A

gebied van 0-200 m boven zee n

23
Q

heuvelland

A

gebied van 200-500 m boven zee n

24
Q

middelgebertgte

A

gebied van 500-1500 m boven zee n

25
Q

hoogebergte

A

gebried van 1500+ m boven zee n

26
Q

waar stroomt een rivier het snelst

A

bij het buitenbocht
bovenloeep

27
Q

waar ligt grind in een rivier

A

middenland

28
Q

waar zitten rotsblokken in een rivier

A

de beregen

29
Q

waar zit klei in een rivier

A

binnenbocht

30
Q

waar zit grof en fijn zand in een rivier

A

grof benedenloop/laagland
fijn delta

31
Q

sedimentatie

A

als een rivier in de benedenloop overstroomt, komt alle zand en grind enzo op de oevers and land te liggen omdat het daar nauwelijks stroomt omdat het ondiep is.

32
Q

middenloop

A

een deel van een rivier dat uit de bergen stroomt dat in het heuvelland ligt.

33
Q

benedenloop

A

een deel van een rivier dat uit de bergen stroomt dat in het laagland ligt.

34
Q

waar vinden we sedimentatie gesteente

A

benedenloop

35
Q

hoe onstaat een duin

A

als een tak ofzo op het strand ligt dan wordt er zand omheen geblazen tot een heuvel en dan wordt het steeds groterr

36
Q

delta

A

op plaatsen waar rivieren in zee uitmonden, komt de rest van het zand en klein in zee terecht. onder de water komen er dan nieuwe lagen, die steeds diker worden. na een tijdje is er een hele stuk nieuwe land, een delta.

37
Q

estuarium

A

tijdens vloed stroomt de zee de monding binnen en tijdens eb stroomt het er weer uit. de zeewater neemt dan sediment uit de monding mee. het krijgt hierdoor een trechtervorm en wordt een estuarim

38
Q

wat gebeurd met zand als het sedimenteert

A

zand-zandsteen

39
Q

wat gebeurd met klei als het sedimenteer

A

klei- schalie-leisteen

40
Q

wat gebeuren met schelpen als ze seminetern

A

schelp+fossielen=kalksteen

41
Q

wat gebeurd in de bovenloop

A

rivier stroomt snel
verwering en erosie

42
Q

wat gebeurd in het middenloop

A

riviervlakte
rivier stroomt gematigd
erosie en sedimentatei

43
Q

wat gebeurd in de benedenloop

A

kustgebied
rivier stroomt langzaam
sedimentatie

44
Q
A