aardrijkskunde wereld (samenvatting) Flashcards

(56 cards)

1
Q

Wat zijn centrumlanden?

A

Rijke, ontwikkelde landen met veel kennis en een belangrijke positie op het wereldtoneel.

Centrumlanden zijn economisch, politiek en cultureel invloedrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn semi-periferie landen?

A

Landen met snelle economische ontwikkeling en veel industrie.

Deze landen bevinden zich tussen centrum- en periferielanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn periferie landen?

A

Landen die economisch achterblijven en minder toegang hebben tot de wereldeconomie.

Deze landen hebben weinig financiële middelen en kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Noord-Zuid verdeling?

A

Noorden: ontwikkelde landen; Zuiden: landen die zich nog moeten ontwikkelen.

Australië en Nieuw-Zeeland bevinden zich geografisch in het zuiden, maar behoren tot het noorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie groepen binnen de periferie verdeling?

A
  • Opkomende landen
  • Middengroep
  • Achterblijvers

Deze groepen worden onderscheiden op basis van economische ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is kolonialisme?

A

Het proces waarbij westerse landen politieke controle uitoefenden over andere delen van de wereld voor eigen gewin.

Dit leidde tot exploitatielanden en vestigingskoloniën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn exploitatielanden?

A

Gebieden die door moederlanden gebruikt werden voor hun eigen economische gewin.

Lokale bevolking werkte vaak op het land of in mijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn vestigingskoloniën?

A

Gebieden waar Europeanen zich vestigden op zoek naar een nieuw bestaan.

Voorbeelden zijn de Verenigde Staten en Australië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de basis van de mondiale centrum-periferie verhouding?

A

De koloniale periode legde de basis voor de centrum-periferie verhouding en de internationale arbeidsverdeling.

Het heeft geleid tot de huidige economische structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de demografische druk?

A

De verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep (20-65) en de niet-productieve leeftijdsgroepen (0-19 en 65+).

Dit heeft invloed op de kosten voor kinderen en zorg voor ouderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de twee soorten demografische druk?

A
  • Groene druk: te veel jonge mensen
  • Grijze druk: te veel oude mensen

Deze drukken beïnvloeden de economische situatie en sociale voorzieningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het negatieve effect van Noord-Zuid handel?

A

Ruilvoetverslechtering waardoor arme landen steeds meer verlies lijden.

Ze verkopen grondstoffen en halffabricaten voor weinig geld aan centrumlanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de Human Development Index (HDI)?

A

Een index gebaseerd op koopkracht, alfabetiseringsgraad en levensverwachting.

Het geeft een score tussen 0 (laag) en 1 (hoog) aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie factoren waar de HDI op is gebaseerd?

A
  • Koopkracht
  • Alfabetiseringsgraad
  • Levensverwachting

Deze factoren geven inzicht in de ontwikkeling en welzijn van een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de drie sectoren van de beroepsbevolking?

A
  • Primaire sector (landbouw, visserij, mijnbouw)
  • Secundaire sector (industrie)
  • Tertiaire sector (diensten)

Deze verdeling helpt bij het analyseren van de economische situatie van een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de definitie van absolute bevolkingsgroei?

A

Natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei.

Het geeft de totale verandering in de bevolking weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is natuurlijke bevolkingsgroei?

A

Het verschil tussen geboortecijfer en sterftecijfer in een bepaalde periode.

Dit kan leiden tot bevolkingsgroei of -krimp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de vier redenen voor de daling van het vruchtbaarheidscijfer?

A
  • Gebruik van voorbehoedmiddelen
  • Minder invloed van religies
  • Carrièregerichtheid van vrouwen
  • Minder noodzaak om veel kinderen te krijgen

Deze factoren zijn vaak zichtbaar in economisch ontwikkelingslanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de drie soorten bevolkingspiramides?

A
  • Piramidevorm (fase 1)
  • Toren (fase 2, begin fase 3)
  • Urn (eind fase 3, fase 4 en 5)

Deze vormen geven de demografische ontwikkeling van een land weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is urbanisatie?

A

De trek van bevolking naar de stad.

Dit gebeurt vaak door mechanisering en de hoop op een betere toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een primaatstad?

A

Een grote stad met veel macht op cultureel, economisch en politiek gebied binnen een land.

Er is een groot verschil tussen de primaatstad en andere steden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de urbanisaegraad?

A

Percentage van de bevolking dat in steden woont

Hoog in ontwikkelde landen, laag in arme en opkomende landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het urbanisaetempo?

A

Hoe snel het proces van urbanisatie toeneemt

Laag in rijke landen, hoog in arme en opkomende landen.

24
Q

Definieer urbanisatie.

A

Proces waarbij mensen naar de stad trekken vanaf het platteland.

25
Wat is de relatie tussen BNP per hoofd en urbanisaegraad?
Hoe hoger het BNP per hoofd, hoe hoger de urbanisaegraad is.
26
Wat zijn de drie economische kerngebieden binnen internationale handel?
* Noord-Amerika * West-Europa * Aziatische Pacific Rim
27
Wat zijn BRICS-landen?
Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika - landen die snel economisch ontwikkelen.
28
Wat is vrijhandel?
Handel waar zo min mogelijk handelsbelemmeringen bestaan.
29
Wat is ruilvoetverslechtering?
Verkoop grondstoffen en halffabricaten voor weinig geld aan centrumlanden en dure eindproducten inkoop van centrumlanden.
30
Definieer multinationale ondernemingen (MNO's).
Internationaal bedrijf met vestigingen op meerdere plaatsen in de wereld.
31
Wat zijn pushfactoren?
Redenen om uit een gebied te vertrekken.
32
Wat zijn pullfactoren?
Redenen om in een gebied te vestigen.
33
Wat is gezinshereniging?
Wanneer een migrant vrouw en kinderen laat overkomen vanuit het land van herkomst.
34
Wat is globalisering?
Proces waarbij de verwevenheid op tal van aspecten tussen gebieden en samenlevingen op aarde toeneemt.
35
Wat is tijd-ruimtecompressie?
Proces waarbij relatieve afstand tussen plaatsen afneemt als gevolg van nieuwe transport- en communicatietechnologie.
36
Wat zijn transnationale netwerken?
Verbinding tussen twee landen op economisch, sociaal-cultureel en politiek gebied.
37
Welke factoren hebben bijgedragen aan versnelde globalisering?
* Technologische vernieuwing * Daling van reis- en vervoerskosten * Verbetering infrastructuur
38
Definieer sociale ongelijkheid.
Verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen verschillende groepen van de bevolking.
39
Wat is regionale ongelijkheid?
Verschillen in ontwikkeling tussen gebieden.
40
Wat zijn cultuurelementen?
Kenmerken waaraan je een cultuur kunt herkennen, zoals taal, gewoonten of godsdienst.
41
Wat is Amerikanisering?
Verspreiding van Amerikaanse cultuur over niet-westerse gebieden.
42
Wat is lingua franca?
Vertaald als voertaal in een gebied wanneer er meerdere talen voorkomen.
43
Wat is een exploitatiekolonie?
Gebieden die door hegemoniale staten werden gebruikt voor hun eigen economische gewin.
44
Definieer de-industrialisatie.
Afname van industriële activiteit in een regio, vaak door verschuiving naar diensten.
45
Wat zijn centrumlanden?
Landen met een hoge urbanisaegraad en economische macht.
46
Wat is een wereldstad?
Belangrijk knooppunt op mondiaal niveau op economisch, cultureel en politiek gebied.
47
Wat is het demografisch transitienmodel?
Model van overgang in fases van een hoog geboorte- en sterftecijfer naar een laag cijfer.
48
Wat is de rol van India in de BRIC-landen?
Economisch sterke groei en diversificatie van de economie.
49
Wat gebruikte riWannië om de rest van de bevolking te sturen?
Het gebruikte elitegroepesysteem ## Footnote Dit systeem duidt op een hiërarchische structuur waarbij een selecte groep de controle uitoefent over de bredere bevolking.
50
Wat zijn de BRIC-landen?
Brazilië, Rusland, India en China ## Footnote BRIC-landen zijn opkomende economieën die aanzienlijke economische groei vertonen en een grotere rol in de wereldeconomie innemen.
51
Wat is het doel van het spoorwegnet in Groot-BriWannië?
Transport van goederen naar de kust voor verzending naar Groot-Brittannië ## Footnote Dit netwerk heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van kustgebieden.
52
Wat is een kenmerk van de sociale situatie in India?
Enorme sociale en regionale ongelijkheid ## Footnote De meeste inwoners leven onder de armoedegrens van minder dan 1,25 dollar per dag.
53
Wat richt India zich op in zijn economie?
Diversificatie van de economie ## Footnote Dit houdt in dat India zich op meerdere onderdelen van de economie richt en een grote variëteit aan economische activiteiten ontwikkelt.
54
Wat is een gevolg van de enorme bevolking in India?
Niet iedereen profiteert van economische ontwikkelingen ## Footnote De ongelijkheid in economische groei leidt tot verschillen in levensstandaard.
55
Wat is een demografisch kenmerk van de beroepsbevolking in India?
Hoog percentage in de primaire en secundaire sector ## Footnote Dit verwijst naar een groot aantal mensen dat werkzaam is in landbouw en industrie.
56
Wat is een gevolg van regionale ongelijkheid in India?
Regio's rondom de hoofdstad ontwikkelen snel, terwijl achtergebleven regio's stagnatie ervaren ## Footnote Dit wijst op een ongelijke verdeling van middelen en kansen binnen het land.