mondiale spreidings- en relatiepatronen Flashcards

(33 cards)

1
Q

Analfabetisme

A

Het niet kunnen lezen of schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsmigratie

A

Het verhuizen van mensen als gevolg van het zoeken naar werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beroepsbevolking

A

Het deel van de bevolking tussen de 15 en 65 jaar, dat werk heeft of werk zoekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bevolkingsdichtheid

A

De verhouding tussen het aantal inwoners en de oppervlakte van een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bevolkingsgroei

A

De toename van het aantal inwoners in een bepaalde periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevolkingsspreiding

A

De manier waarop een bevolking zich over een gebied verdeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bruto binnenlands product

A

De waarde van alle geproduceerde goederen en diensten van een land in een jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bruto nationaal product

A
  • de waarde van alle goederen en diensten die in een jaar worden geproduceerd,
  • plus het inkomen van inwoners dat afkomstig is uit het buitenland,
  • minus het inkomen dat buitenlanders in dat land verdienen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bruto regionaal product

A

De waarde van alle goederen en diensten die in een bepaald jaar in een gebied (regio) worden geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Centrum

A

In het wereldsysteem zijn dit de rijke, kapitalistische landen (de westerse wereld).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cultuurgebied

A

Een gebied waar mensen met dezelfde cultuur leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dekolonisatie

A

Het proces waarbij koloniën onafhankelijk worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Demografische druk

A

De som van het aantal personen van 0 tot 20 jaar en 65 jaar of ouder in verhouding tot de personen van 20 tot 65 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Demografische transitie

A

De gefaseerde overgang van een hoog geboortecijfer en sterftecijfer naar een laag geboortecijfer en sterftecijfer in een bepaald gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diffusie

A

De verspreiding van cultuurelementen van het ene naar het andere cultuurgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Exploitatiekolonie

A

Een kolonie die door een ander land werd overheerst en gebruikt om grondstoffen te leveren.

17
Q

Godsdienst

A

De leer van het geloof, met alles wat daarbij hoort.

18
Q

Inkomen

A

Het geldbedrag dat een persoon in een bepaalde periode ontvangt aan loon, winst, huur, pacht of rente.

19
Q

Internationale arbeidsverdeling

A

De arbeidsverdeling tussen landen, waarbij landen zich toeleggen op de productie van producten waar zij relatief goed in zijn.

20
Q

Koopkracht

A

De hoeveelheid goederen en diensten die een persoon van zijn geld kan kopen.

21
Q

Leeftijdsopbouw

A

De samenstelling van een bevolking naar leeftijd.

22
Q

Multinationale onderneming

A

Een bedrijf met vestigingen in meerdere landen.

23
Q

Periferie

A

In het wereldsysteem zijn dit de achtergestelde arme landen (de derde wereld).

24
Q

Pullfactoren

A

Factoren in een bepaald gebied die mensen als prettig kunnen ervaren, waardoor migranten zich aangetrokken voelen tot dat gebied.

25
Pushfactoren
Factoren in een bepaald gebied die mensen als onprettig kunnen ervaren, waardoor mensen worden aangezet om te migreren naar een ander gebied.
26
Ruilvoet
De verhouding tussen de waarde van de export en de waarde van de import.
27
Semi-periferie
In het wereldsysteem zijn dit de opkomende landen op economisch gebied.
28
Taal
Systeem van woorden, uitdrukkingen en tekens waarmee gecommuniceerd kan worden en waarmee iets kan worden beschreven.
29
Triade
De drie belangrijkste economische machtsblokken in de wereld, namelijk de Verenigde Staten, de Europese Unie en Japan.
30
Verstedelijking
Het verschijnsel dat relatief steeds meer mensen in steden wonen en relatief minder op het platteland.
31
Vestigingskolonie
Een gebied overzee dat als doel had om als vestigingsgebied voor Europeanen te functioneren.
32
Vrijhandel
Internationale handel zonder handelsbelemmeringen.
33
Wereldsysteem
De theorie dat de wereld bestaat uit een centrum, een periferie en een semi-periferie.