landschapzones Flashcards

(26 cards)

1
Q

Aride zone

A

Landschapszone waar weinig neerslag valt, waardoor er bijna geen bomen groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bodem

A

Bovenste deel van de aardkorst, dat van belang is voor de plantengroei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bodemerosie

A

Het wegspoelen of wegwaaien van het bovenste (vruchtbare) deel van de bodem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Boreale zone

A

Overgangsgebied tussen polaire en gematigde zones.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dierenwereld

A

Alle diersoorten die in een gebied voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drainage

A

Het kunstmatig afvoeren van water van een stuk land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Duurzaam landgebruik

A

Landgebruik gericht op het behoud van de bodemkwaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gematigde zone

A

Zone met een vochtig klimaat en gematigde temperaturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geofactoren

A

Factoren die het landschap bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gesteente

A

Natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Irrigatie

A

Kunstmatige toevoer van water aan gewassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Klimaat

A

Gemiddeld weer over een lange periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Klimaatverandering

A

Verandering van het klimaat op aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Landdegradatie

A

Verslechtering van de kwaliteit van het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Landschapszones

A

Zones waarin landschappen worden ingedeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lucht

A

Mengsel van gassen in de atmosfeer.

17
Q

Ontbossing

A

Verdwijnen van bos.

18
Q

Overbeweiding

A

Te veel vee op een stuk land waardoor vegetatie wordt aangetast.

19
Q

Plantenwereld

A

Alle plantensoorten in een gebied.

20
Q

Polaire zone

A

Gebied rond de polen met ijskappen en toendra.

21
Q

Reliëf

A

Hoogteverschillen in het landschap.

22
Q

Subtropische zone

A

Overgangszone tussen gematigde en tropische zones.

23
Q

Tropische zone

A

Warme en vochtige zone, temperatuur altijd boven 18°C.

24
Q

Verwoestijning

A

Uitbreiding van woestijngebied.

25
Verzilting
Toename van het zoutgehalte in de bodem.
26
Water
Vloeistof die in zuivere toestand geen kleur, reuk of smaak heeft.