Abdomen en lies lagen Flashcards
(43 cards)
Wat zijn de drie laterale buikwspieren
- transversus abdominus
- obliqus externus
- obliqus internus
Twee buikwand lagen lopen samen tot een conjoint tendon. Welke twee?
Obliquus Internus en transverus abdominis
Vul de zwarte gaten in.
De m. rectus abdominis wordt omhuld door een dunne laag bindweefsel, die door de aponeuroses van de drie laterale buikspieren gevormd wordt. Dit wordt de (1) genoemd.
De aponeurose van de (2) splitst lateraal van de m. rectus abdominis op in de lamina anterior) en de lamina posterior.
De lamina anterior wordt ondersteund door de aponeurose van de (3) en de lamina posterior door de aponeurose van de (4).
1= Rectus schede
2= obliquus internus
3= obliquus externus
4= transversus abdominis
Ongeveer vijf centimeter caudaal van de navel verlopen de aponeuroses van alle laterale buikspieren ventraal van de m. rectus abdominis; de lamina posterior verdwijnt. Deze plek wordt (1) genoemd.
De aponeuroses van alle laterale buikspieren zijn in de middenlijn tussen de twee mm. recti abdominis met elkaar verweven. Deze lijn noemen we (2)
Het begin van de rectusschede, net lateraal van de m. rectus abdominis, is van ventraal/lateraal als longitudinale lijn zichtbaar. Deze lijn wordt (3) genoemd
1= linea arcuata
2= linea alba
3= linea semilunaris
De obliquus internus en externus kun je herkennen door te kijken hoe ze lopen.
De (1) loopt van boven naar benenden.
De (2) loopt van beneden naar boven
1= obliquus externus
2= obliquus internus
Welke twee arterien zijn voornamelijk belangrijk bij de bloedvoorziening van de rompwand?
- Epigastrica superior
- Epigastrica inferior
Gedurende hun indaling trekken de testes een aantal structuren met zich mee, die bij een volwassene man door het lieskanaal lopen. Dit zijn de (1) funiculus spermaticus) en de n. (2), die buiten de zaadstreng ligt. Binnen de zaadstreng liggen de (3), die het sperma tijdens de ejaculatie transporteerd.
1= zaadstreng
2= ilioinguinalis
3= ductus deferens (vas deferens?)
Het ligamentum rotundum (lig. teres uteri) verbindt deze twee structuren met elkaar in het vrouwelijk lieskanaal.
1= uterus met de labia majora
De bodem van het lieskanaal wordt gevormd door het (1)
Een deel van de spiervezels van de internus obliquus vormt de (2), die de testes naar het lichaam toe kan trekken.
1= ligamentum inguinale (blauwe pijlen)
2= m. cremaster (groen ingekleurd)
Een hernia is een uitstulping van weefsel uit de lichaamsholte waarin het normaliter ligt. De opening waar het weefsel doorheen treedt noemen we de (1).
De hernia ligt soms in een dunne zak uit peritoneum, de (2).
Een specifiek gebied van de lies is bijzonder vatbaar voor hernias, dit noemen we de (3). Op deze plek wordt de integriteit van de buikwand slechts door de fascia transversalis bepaald.
1= breukpoort
2= breukzak
3= driehoek van Fruchaud
- de driehoek wordt door de ligamentum inguinale verdeeld in een craniale en caudale gedeelte
- deze loopt tussen SIAS en os pubis
Liesbreuken (herniae inguinales) treden altijd (1; caudaal/craniaal) van het ligamentum inguinale op. Als (2; caudaal/craniaal) van het ligamentum inguinale een hernia optreedt noemen we deze een hernia femoralis (dijbreuk).
1= craniaal
2= caudaal
- het ligamentum inguinale loopt nog boven de liesplooi, waardoor femorale breuken ook nog boven de liesplooi kunnen worden gepalpeerd
- onder de liesplooi is eigenlijk dus altijd een femorale breuk
We maken onderscheid tussen een laterale en een mediale liesbreuk. De benaming, laterale of mediale liesbreuk, heeft te maken met de arteria en vena (1; bloedvaten)
Een indirecte liesbreuk vindt (1) van de twee bloedvaten plaats.
1= epigastrica inferior
2= lateraal
- direct= mediaal
- indirect= lateraal
De getallen 1,2 en 3 representeren de verschillende mogelijk buikbreuken. Welke is welke?
1= direct/mediaal inguinaal
2= indirect/lateraal inguinaal
3= femoraal
- femoraal is onder ligament inguinales
- indirect is lateraal van de epigastrische vaten en direct is er mediaal van
De twee operatieve technieken voor een liesbreuk zijn (1)
1= weefselplastiek en mesh
- Mesh middels lichtenstein operatie
Het peritoneum dat de buikwand bekleed heet (1). het peritoneum dat de organen bekleed heet (2). Waar deze twee lagen samen komen heet (3)
1= parietaal peritoneum
2= visceraal peritoneum
3= mesenterium
Organen die in de buikholte liggen heten (1) organen. Deze hebben (2; wel/niet) een mesenterium.
1= intrperitoneale
2= wel
Wat zijn de intraperitoneale organen?
Welke organen zijn extraperitoneaal gelegen?
Oranje + Rood op het plaatje
Welke gebieden voorzien de drie ventrale aftakkingen van de aorta resepctievelijk van bloed?
Truncus Coeliacus: lever t/m eerste deel duodenum
AMS: duodenum t/m helft colon transversum
AMI: 2e helft transversum en de rest
Vul de zwarte gaten in
Vul de zwarte gaten in
De truncus coeliacus staat in verbinding met de AMS dmv (1)
De AMS staat in verbinding met de AMI dmv (2)
1= arteria pancreaticoduodenales
2= arcade van Riolan
De vena porta is waar deze twee venen samenkomen (1). De vene mesenterica inferior draineert niet rechtstreeks op de poortader maar op (2).
Het bloed dat in de vena porta terecht komt vervolgt zijn weg naar (3) en vervolgens naar de vena cava
1= vena splenica en vena mesenterica superior
2= vena splenica
3= de lever