Trauma en Vaat chirurgie Flashcards
(25 cards)
Bij een instabiele bekkenfractuur kun je het volgende toepassen (1). Dit doe je in dit deel van de ABCD (2)
1= C-klem (of bekkenband)
2= C
Hypothermie is gevaarlijk en kan optreden op de OK als gevolg van (1). Dit is bij chrirugie bij uitstek gevaarlijk omdat het (2) af laat nemen.
1= narcose
2= hemostase
- lichaam kan niet rillen om zichzelf weer op te warmen waardoor er hypothermie optreedt
Bij ernstig aangezichtsletsel, met veel bloed kan het verstandig zijn deze patient recht op te laten zitten, ipv liggen vanwege bedreiging van (1; ABCD).
Rochelende geluiden kunnen indicatief zijn voor bedreiging van (2; ABCD)
1= A (bloed kan in luchtwegen lopen)
2= A (bedreigde luchtweg door slijm of bloed)
Bij B kijk je naar breathing. Normale ademhalingsfrequentie is (1). Naast adehalingsfrequentie kijk je naar (2).
1= 12-18x
2= gebruik van hulpademhalingspieren
De 5 grootste problemen bij de luchtweg bij de B zijn (5)
- spanningspneumothorax
- open pneumothorax
- hematothorax
- fladderthorax
- harttamponade
Wat doe je bij een spanningspneumothorax als eerste doen? (1)
1= Naald prikken aangedane zijde
- je maakt niet eerst een foto bij een spanningspneumothorax, je doet het op klinisch vermoeden
Wat is de locatie van het prikken van een naald bij een spanningspneumothorax? (1)
Wat moet er daarna nog gebeuren ? (2)
1= aangedane zijde midclaviculair tussen 2e intercostaal ruimte
2= drain plaatsen
- een venflon bijvoorbeeld?
- bovenkant van 3e rib
Bij een massale hematothorax is de behandeling (1).
Harttamponade is de behandeling (2)
1= thoraxdrain plaatsen
2= echogeleid hartzakje puncueren en leeg zuigen
Bij de C zoek je naar bloedingen. Dit zijn deze 4 plekken naast extern bloed verlies:
- bekken
- borst
- buik
- benen
Bij een instabiele trauma patient is dit acuut het beleid (5)
1= twee infusen prikken
2= Packed cells + FFPs
3= FAST, X-thorax, X-bekken, echo cor
4= Ringer lactaat
5= tranexamine zuur? Of protrombine complex?
- niet té veel vocht omdat het de bloed producten verdunt.
Bij de D moet je dit onderzoeken (3)
1= pupilverschil
2= EMV score
3= tekenen van lateralisatie
Bij een patient met hersenletsel zet je hem in anti-trendelenburg, dit is om (1) te verlagen
1= intra-craniele druk
Na de ABCDE doe je nog een anamnese, daarbij kun je AMPLE gebruiken. Waar staat dit voor?
A= allergies
M= medication
P= past illness
L= last meal
E= event
Perifeer Arterieel vaatlijden wordt gediagnosticeerd middels deze twee technieken (2)
1= Enkel-Arm index
2= Doppler
- EA index moet <0.9 zijn
Vul de zwarte gaten in
De classificatie bij perifeer arterieel vaatlijden heet (1).
Graag 1 = (2)
Graad 2 = (3)
Graad 3 = (4)
Graad 4 = (5)
1= Fontaine classificatie
2= geen symptomen
3= wel pijn + wel of niet invaliderend (type A of B)
4= Nachtpijn en/of rustpijn
5= Gangreen
De eerst aangewezen behandeling bij perifeer arterieel vaatlijden is (1). Alternatieven zijn (2)
1= looptraining
2= dotter of chirurgie
- looptraining bewerkstelligt collateralen
Een aorta aneurysma warbij alle lagen van het bloedvat betrokken zijn heet (1). Als deze ruptureert is een (2; ventrale/dorsale) bloeding het meest gevaarlijk. De behandelingen zijn deze twee opties.
1= true aneurysma
2= dorsaal
3= EVAR of Open Surgery Repair
- dorsaal loopt niet in de intraperitoneale ruimte
Een Aorta dissectie is niet een enorm gat, maar een klein scheurtje in deze laag (1). Het meest bekende symptoom is (2). De therapie die gebruikt wordt is (3)
1= intima
2= pijn tussen schouderbladen
3= TEVAR
- Thoracic Endovascular Repair
Bij een embolie zijn er vaak plaques aanweizg in de arteria carotis interna. De twee behandelingsopties zijn (1)> Welke is veiliger?
1= Carotis chirurgie of CAS (stent)
2= Chirurgie is veiliger, omdat bij de plaatsing van de stent de embolus net weg kan gaan schieten
Diabeten kunnen diabetische voet krijgen. Dit komt door deze twee zaken (2)
1= neuropathie
2= geinfecteerde en niet genezende ulcera
- en te strak zittende schoenen door de neuropathie
- de ulcera genezen niet goed door de diabetes
Er zijn vier klasses van hypovolemische shock.
Klasse I = (1)
Klasse II = (2)
Klasse III = 1500 cc bloedverlies, pols tot 200 sl/min. BP laag en AF hoog
Klasse IV = 1500cc+, bewustzijnsverlies
1= 500cc bloedverlies, pols, BP en AF zijn normaal
2= 1000cc bloedverlies, pols is hoog, BP en AF normaal
Er zijn vier klasses van hypovolemische shock.
Klasse I = 500cc bloedverlies, pols, BP en AF zijn normaal
Klasse II = 1000cc bloedverlies, pols is hoog, BP en AF normaal
Klasse III = (1)
Klasse IV = (2)
1= 1500 cc bloedverlies, pols tot 200 sl/min. BP laag en AF hoog
2= 1500cc+, bewustzijnsverlies
Bij een spanningspneumothorax plaats je een drain op (1; plaats). Een spanningspneu hoort bij dexe type shock (2)
1= tepelhoogte midaxillair lijn
2= obstructief
- onduidelijk of dit klopt, elders stond midclaviculair op 3e intercostaal.