Abominables Flashcards
(226 cards)
U zegt
Vous dites
Ze is gaan wandelen
Elle s’est promenée
Blijft u liever hier?
Vous préférez _ restez ici?
Het probleem
Le problème
Ik denk aan de vakantie
Je pense aux vacances
Er zijn veel mogelijkheden
Il y a beaucoup de possibilités
De huizen zijn oud
Les maison sont vieilles
Ik heb deze brieven getypt
J’ai tapé ces lettres
Dit is haar vader
Voilà son père
Dit boek handelt over de oorlog
Dans ce livre, il s’agit de la guerre /
Ce livre parle de la guerre
Wachten jullie op Sabine?
Vous attendez _ Sabine?
Heeft hij dit gezegd?
Est-ce qu’il a dit cela?
Ik vraag me af wat ze zeggen
Je me demande ce qu’ils disent
We vertrekken de tweede januari
Nous partons le deux janvier
Ik ben er ‘s morgens vanaf 8 uur.
Le matin, je suis là à partir de 8 heures.
Je zal slagen door veel te werken.
Tu réussiras en travaillant beaucoup.
Ze heeft de hele tijd geslapen.
Ella a dormi tout le temps.
Ik zie niemand
Je ne vois personne.
Ik ga thee nemen.
Je vais prendre du thé.
Hij werkt alle dagen.
Il travaille tous les jours.
We gaan het uitleggen aan de studenten.
On va l’expliquer aux étudiants.
Ze wil dat ik andere taken doe.
Elle veut que je fasse d’autres tâches.
Ik zou graag een halve kilo kersen hebben.
Je voudrais un demi-kilo de cerises.
Ze heeft veel vrienden.
Elle a beaucoup d’amis.