Voc: Dossier 2 Flashcards

(490 cards)

1
Q

zijn reis voorbereiden

A

préparer son voyage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de reisvoorbereidingen

A

les préparatifs de voyage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zorgvuldig

A

soigneusement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zijn reis zorgvuldig voorbereiden

A

préparer soigneusement son voyage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de reisweg uitstippelen / voorbereiden

A

jalonner / préparer l’itinéraire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de folder / de brochure

A

le dépliant / la brochure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een reclame(spotje)

A

une pub(licité)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de gids

A

le guide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een reisgids raadplegen

A

consulter un guide touristique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de detailkaart

A

la carte détaillée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zich informeren over

A

se renseigner sur…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De inlichting

A

le renseignement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zich informeren over..

A

s’informer de…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zich informeren over een reis bij een bediende van een reisbureau

A

s’informer d’un voyage auprès d’un employé d’une agence de voyages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de informatie

A

l’information

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een reisbureau

A

une agence de voyages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zich tot een reisbureau wenden

A

s’adresser à une agence de voyages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

zijn reis boeken

A

réserver son voyage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

zijn reis lang op voorhand boeken

A

réserver son voyage longtemps à l’avance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zijn reis online boeken

A

réserver son voyage en ligne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

zijn reis met behulp van een reisbureau boeken

A

réserver son voyage à l’aide d’une agence de voyages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een last-minute boeken

A

réserver un voyage dernière minute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de boeking van een reis

A

la réservation d’un voyage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de georganiseerde reis

A

le voyage organisé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
de avontuurlijke reis
le voyage aventureux
26
een reis op een verlaten eiland
un voyage sur une ile déserte
27
de luxueuze reis
le voyage luxueux
28
de (city)trip, het kortverblijf
le mini-séjour
29
een cruise
une croisière
30
verre landen bezoeken
visiter des pays lointains
31
de wereld rondreizen
parcourir le monde
32
een rondreis in Europa maken
faire le tour de l'Europe
33
een wereldreis maken
faire le tour du monde
34
een driesterrenhotel kiezen
choisir un hotel 3 étoiles
35
zich ontspannen
se détendre / se relaxer
36
een gps meenemen
emporter un gps
37
een tolweg nemen
emprunter une autoroute à péage
38
een lang traject afleggen
parcourir une longue distance
39
een omweg maken
faire un détour
40
de heenreis de terugreis
l'aller le retour
41
een reis annuleren
annuler un voyage
42
een reis annuleren
l'annulation d'un voyage
43
de uitgave
la dépense
44
de reiskosten
les frais de voyage
45
een stuk van de reiskosten terugbetalen
rembourser une partie des frais de voyage
46
zijn koffers pakken - zijn koffers uitpakken
faire sa valise / ses valises - déballer sa valise
47
veel bagage meenemen
emporter beaucoup de bagages
48
de rugzak
le sac à dos
49
de handbagage
le bagage à main
50
de toiletzak
la trousse de toilette
51
De tandenborstel
la brosse à dents
52
zijn tanden poetsen
se brosser les dents
53
de tandpasta
le dentifrice
54
de (haar)borstel
la brosse à cheveux
55
de haardroger
la sèche-cheveux
56
de kledij
les vêtements
57
de zwembroek, het badpak
le maillot de bain
58
de badhanddoek
la serviette de bain
59
de zonnebril
les lunettes de soleil
60
de zonnebrandcrème
la crème à bronzer / solaire
61
de zaklamp
la lampe de poche / la lampe torche
62
het zwiters zakmes
le couteau suisse
63
het kompas
la boussole
64
het computerspelletje
le jeu informatique
65
tijdens de vakantie
pendant les vacances
66
de herfstvakantie
les vacances d'automne / les vacances de la Toussaint
67
de kerstvakantie
les vacances de Noël
68
de wintervakantie
les vacances d'hiver
69
de krokusvakantie
les vacances de carnaval
70
de paasvakantie
les vacances de Pâques
71
de grote vakantie / de zomervakantie
les grandes vacances / les vacances d'été
72
op vakantie zijn
être en vacances / voyage
73
op vakantie vertrekken
partir en vacances / voyage
74
zijn vakantie doorbrengen
passer ses vacances
75
zijn vakantie doorbrengen thuis
passer ses vacances à la maison
76
zijn vakantie doorbrengen in het buitenland
passer ses vacances à l'étranger
77
zijn vakantie doorbrengen aan zee
passer ses vacances à la mer
78
zijn vakantie doorbrengen aan de Belgische kust
passer ses vacances à la côte belge
79
zijn vakantie doorbrengen in de Ardennen
passer ses vacances en Ardennes
80
zijn vakantie doorbrengen in Frankrijk, in Parijs
passer ses vacances en France, à Paris
81
naar Frankrijk vertrekken
partir pour la France
82
naar Parijs vertrekken
partir pour Paris
83
met bestemming
à destination de
84
op de bestemming aankomen
arriver à la destination
85
de badplaats
la station balnéaire
86
de Middellandse Zee
la Méditerranée
87
de Atlantische Oceaan
l'Atlantique
88
oversteken
traverser
89
de Middellandse Zee met de boot oversteken
traverser la Méditerranée en bateau
90
De overtocht
la traversée
91
Verblijven / logeren
séjourner
92
Het verblijf
le séjour
93
in een Ibis hotel verblijven
séjourner à un hôtel 'Ibis'
94
in het hotel Montecarlo logeren
séjourner à l'hôtel "Montecarlo"
95
de overnachting
la nuitée
96
thuiskomen, terugkomen
rentrer / retourner
97
de terugkeer, de terugreis
le retour
98
het toerisme
le tourisme
99
toeristisch
touristique
100
de toerist(e)
le / la touriste
101
de vakantieganger
le vacancier, la vacancière
102
de reiziger, reizigster
le voyageur, la voyageuse
103
de reisorganisator / tour-operator
le voyagiste, le tour-opérateur
104
tijdens het hoogseizoen reizen - tijdens het laagseizoen reizen
voyager pendant la haute saison - pendant la basse saison
105
het (jaarlijks) verlof
le congé (annuel)
106
op verlof zijn
être en congé
107
de betaalde vakantie
les congés payés
108
de vrije dag
le jour de congé
109
een dagje vrijaf nemen
prendre un jour de congé
110
goeie reis!
bon voyage!
111
voor u / jou ook
pareillement
112
Welke dag zijn we?
Quel jour sommes-nous?
113
We zijn vrijdag 1 juli, de eerste dag van de grote vakantie.
On est le vendredi premier juillet, le premier jour des grandes vacances
114
Wanneer vertrek je op reis?
Quand est-ce que tu partiras en voyage?
115
ik vertrek op dinsdag 14 juli.
Je partirai le mardi 14 juillet
116
Ik ben van 14 tot 30 juli op verlof
Je suis en congé du 14 au 30 juillet
117
Ik ben van 2 tot 15 augustus op reis
Je suis en voyage du 2 au 15 aout
118
het vertrek is voorzien op 21 juli
le départ est prévu le 21 juillet
119
de terugkeer is voorzien op 1 augustus
le retour est prévu le premier aout
120
Twee weken geleden
il y a deux semaines
121
Binnen een week
il y a huit jours
122
binnen 2 weken
dans quinze jours
123
vorige vrijdag
vendredi passé
124
volgende maandag
lundi prochain
125
dinsdag binnen een week, binnen veertien dagen
mardi en huit, en quinze
126
De oorsprong, de afkomst
l'origine
127
Vlaams
flamand, flamande
128
nationaal
national, nationale
129
een weekend doorbrengen in
passer un week-end
130
een weekend doorbrengen in West-Vlaanderen
passer un week-end en Flandre-Occidentale
131
een weekend doorbrengen in Oost-Vlaanderen
passer un week-end en Flandre-Orientale
132
een weekend doorbrengen in Henegouwen
passer un week-end en Hainaut / dans le Hainaut
133
een weekend doorbrengen in de provincie Antwerpen
passer un week-end dans la province d'Anvers
134
een weekend doorbrengen in Vlaams-Brabant
passer un week-end dans le Brabant Flamand
135
een weekend doorbrengen in Waals-Brabant
passer un week-end dans le Brabant Wallon
136
een weekend doorbrengen in de provincie Luik
passer un week-end dans la province de liège
137
een weekend doorbrengen in Limburg
passer un week-end dans le Limbourg
138
een weekend doorbrengen in de provincie Luxemburg
passer un week-end dans la province de Luxembourg
139
een weekend doorbrengen in de provincie Namen
passer un week-end dans la province de Namur
140
een weekend doorbrengen in Brugge
passer un week-end à Bruges
141
een weekend doorbrengen in Brussel
passer un week-end à Bruxelles
142
een weekend doorbrengen in Kortrijk
passer un week-end à Courtrai
143
een weekend doorbrengen in Ieper
passer un week-end à Ypres
144
een weekend doorbrengen in Gent
passer un week-end à Gand
145
een weekend doorbrengen in Leuven
passer un week-end à Louvain
146
een weekend doorbrengen in Mechelen
passer un week-end à Malines
147
een weekend doorbrengen in Moeskroen
passer un week-end à Mouscron
148
een weekend doorbrengen in Ronse
passer un week-end à Renaix
149
een weekend doorbrengen in Roeselare
passer un week-end à Roulers
150
een weekend doorbrengen in Doornik
passer un week-end à Tournai
151
Reizen
voyager
152
Reizen met de trein
voyager en train
153
Reizen met de wagen
voyager en voiture
154
Reizen met het vliegtuig
voyager en avion
155
Reizen met de boot
voyager en bateau
156
Te voet reizen
voyager à pied
157
met de fiets reizen
voyager à vélo / à bicyclette
158
het openbaar vervoer nemen
prendre les transports en commun
159
de bus nemen
prendre le bus
160
de tram nemen
prendre le tram
161
de trein nemen
prendre le train
162
de metro nemen
prendre le métro
163
een taxi nemen
prendre le taxi
164
ontspannen
détendu(e)
165
comfortabel, gemakkelijk
confortable
166
het voordeel
l'avantage
167
het nadeel
le désavantage
168
goedkoop
économique / avantageux, -euse
169
Het massale vertrek
le départ en masse / massif
170
de file
l'emboutaillage / le bouchon
171
een rustplaats
une aire de repos
172
op een rustplaats stoppen
s'arrêter à une aire de repos
173
langs de weg
le long de la route
174
liften
faire du stop
175
het traject
le trajet
176
het spitsuur
les heures de pointe
177
tijdens het spitsuur
aux heures de pointe
178
meenemen
emporter
179
vervoeren
transporter
180
passagiers vervoeren
transporter des passagers
181
beschermen
protéger
182
tegen het slechte weer beschermen
protéger contre le mauvais temps
183
hinderen
gêner
184
het stilstaan / het parkeren
le stationnement
185
de autosnelweg
l'autoroute
186
de maximumsnelheid
la vitesse maximale
187
verkeersinformatie
l'info trafic
188
er is druk verkeer
la circulation est dense
189
er is zeer druk verkeer
il y a un trafic très chargé
190
het verkeer is moeizaam
le trafic est perturbé
191
traag rijden
conduire lentement
192
een accordeonfile
un bouchon en accordéon
193
files in twee richtingen
des bouchons dans les deux sens
194
De werken
des travaux
195
de mobiele werkplaats
le chantier mobile
196
de omleiding, wegomlegging
la déviation
197
de verkeersongevallen
les accidants de la route
198
zich voordoen
se produire
199
bij een ongeval betrokken zijn
être impliqué dans un accident
200
een ongeval melden
signaler un accident
201
de getuige
le témoin
202
een vrachtwagen
un camion, un poids-lourd
203
de rechter-/linkerrijstrook is versperd
la voie de droite/gauche est bloquée/neutralisée
204
de verkeerswisselaar, het knooppunt
l'échangeur, la jonction
205
het knooppunt E42 - E40
la jonction de l'autoroute E42 avec l'E40
206
een ongeval ter hoogte van de verkeerswisselaar Zwijnaarde
un accident à hauteur de l'échangeur de Zwijnaarde
207
De pechstrook
la bande d'arrêt d'urgence
208
de oprit van de autosnelweg
la bretelle de l'autoroute
209
de afrit van de autosnelweg
la sortie de l'autoroute
210
organisatie voor alternatieve reisroutes
le bison futé
211
wees waakzaam. Kijk uit
soyez vigilant
212
Wees voorzichtig
soyez prudent
213
Pas uw snelheid aan
Adaptez votre vitesse
214
Hou afstand
Gardez vos distances
215
Franse Spoorwegmaatschappij
La SNCF (Société Nationale des Chemins de fer Français)
216
het Noordstation
la Gare du nord
217
Naar iets informeren
se renseigner sur qqch
218
het loket
le guichet
219
aan het loket
au guichet
220
de dienstregeling
l'horaire
221
een reservering
une réservation
222
het ticket
le billet
223
kaartjes kopen
acheter des billets
224
de enkele reis
l'aller simple
225
heen en terug reis
l'aller-retour
226
de verminderingskaart
la carte de réduction
227
tegen verminderde prijs / tarief
à tarif réduit
228
tegen halve prijs
à demi-tarif
229
eerste / tweede klasse
la première / deuxième classe
230
in eerste klasse reizen
voyager en première classe
231
Met hoeveel zijn jullie?
Vous êtes combien?
232
Terugbetalen
rembourser
233
de bestemming
la destination
234
het rijtuig
la voiture
235
de restauratiewagen
la voiture de restauration / le wagon de restauration
236
overstappen
changer
237
de aansluiting naar een stad
la correspondance pour
238
zijn aansluiting naar Parijs missen
rater sa correspondance pour Paris
239
de doorgaande verbinding
la correspondance directe
240
het vertrek
le départ
241
vertrekken
partir
242
de vertrektijd
les départs
243
de aankomsttijden
les arrivées
244
er is ontzettend veel volk
il y a un monde fou
245
de zitplaats
la place assise
246
de staanplaats
la place debout
247
de voorsteden
la banlieue
248
de treinen naar de voorsteden
les trains de banlieue
249
de vertraging
le retard
250
het perron
le quai
251
het spoor
la voie
252
afstempelen
composter / valider
253
zijn biljet laten afstempellen
faire composter son biller
254
de stempelmachine
le composteur
255
geldig
valable
256
iemand met de auto naar het station brengen
conduire quelqu'un en voiture à la gare
257
iemand ophalen
venir chercher quelqu'un
258
propvol zitten
être bondé(e)
259
de metro nemen
prendre le métro
260
de metrolijn
la ligne de métro
261
overstappen
changer (de ligne)
262
het (metro)ticket
le ticket (de métro)
263
de automatische klapdeurtjes
les portillons automatique
264
het metrostel, metrotrein
la rame (de métro)
265
zich verplaatsen
se déplacer
266
instappen, in de metro stappen
monter dans la métro
267
afstappen, uit de metro
descendre du métro
268
De luchthaven
l'aéroport
269
de luchtvaartmaatschappij
la compagnie aérienne
270
lagekostenluchtvaarmaatschappij
la compagnie aérienne à bas cout / à bas prix
271
opstijgen - landen
décoller - atterrir
272
de vertraging
le retard
273
de stewardess
l'hôtesse de l'air
274
het inchecken
l'enregistrement
275
business class
la classe affaires
276
economy class
la classe touristique / économique
277
de vlucht
le vol
278
iemand op de wachtlijst zetten
mettre quelqu'un sur la liste d'attente
279
iemand op de volgende vlucht zetten
mettre quelqu'un sur le vol suivante
280
de weg uitleggen
expliquer la route
281
Waar is ... ?
où est / se trouve... ?
282
Om naar ... te gaan?
pour aller à .... ?
283
Ik zoek
Je cherche
284
Is het station langs hier?
La gare est par ici?
285
De straat
la rue
286
de weg
le chemin
287
de weg
la route
288
de richting
la direction
289
in de richting van
en direction de
290
de omweg
le détour
291
het oosten
l'est
292
het noorden
le nord
293
het westen
l'ouest
294
het zuiden
le sud
295
het stadscentrum
le centre-ville
296
rechtsomkeer maken
faire demi-tour
297
rechtdoor gaan
continuer tout droit
298
het rondpunt / de rotonde
le rond-point
299
het kruispunt
le carrefour
300
de (verkeers)lichten
les feux (rouges)
301
doorgaan tot
continuer jusqu'à
302
tot op het einde
jusqu'au bout
303
tot op het rondpunt
jusqu'au rond-point
304
tot aan de lichten
jusqu'aux feux rouges
305
naar links / rechts afslaan
prendre / tourner à gauche / à droite
306
de eerste straat link
la première rue à gauche
307
de tweede straat rechts
la deuxième rue à droite
308
voorbij rijden
passer devant
309
leiden
mener
310
oversteken
traverser
311
de afrit
la sortie
312
de oprit
la bretelle
313
de Ring
le Ring
314
de ring rond Parijs
le boulevard périphérique
315
Zich voor iets of iemand bevinden
se trouver en face
316
zich aan uw rechterkant / aan uw linkerkant bevinden
se trouver sur votre droite / gauche
317
In de duboisstraat aankomen
arriver dans la rue Dubois
318
U bent er
Vous y êtes.
319
De kerk
l'église
320
het stadhuis
la mairie
321
Het stadhuis (van grotere steden)
l'hôtel de ville
322
het stadion
le stade
323
het zwembad
la piscine
324
het plein
la place
325
de grote markt
la grand-place
326
de brug
le pont
327
de tunnel
le tunnel
328
de tunnel (voor voetgangers)
le passage souterrain
329
het park
le parc
330
de smalle straat ( breed)
la rue étroite ( large)
331
het tankstation
la station-service
332
Bedankt / hartelijk dank
merci beaucoup / je vous remercie beaucoup
333
graag gedaan
de rien / je vous en prie
334
Op welke naam? Op naam van...
À quel nom? Au nom de...
335
Contant betalen
payer au comptant
336
met een bankkaart betalen
payer par carte bancaire
337
aan één van de loketten betalen
payer à un des guichets
338
het voorschot
l'acompte / l'avance
339
een voorschot van 25%
un acompte de 25 pour cent
340
het saldo
le solde
341
Aan dezelfde prijs? Inderdaad!
Au même prix? En effet!
342
De tickets komen afhalen
Venir chercher les billets
343
De verblijfsmogelijkheid
la possibilité d'hébergement / logement
344
huren, verhuren
louer
345
het huren, het verhuren
la location
346
de huurauto
la voiture de location
347
het hotel
l'hôtel
348
de gasten ontvangen
accueiller les hôtes
349
de ontvangst
l'accueil
350
het hotel met alle comfort
l'hôtel avec tout le confort
351
een (één, twee, drie, vier, vijf) sterren hotel
Un hôtel trois (deux, ...) étoiles
352
een viersterrenhotel
un hôtel quatre étoiles
353
airco
le conditionnement de l'air
354
de badkamer
la salle de bains
355
de terras
la terrasse
356
de kamer
la chambre
357
de kamer met vol pension
la chambre en pension complète
358
de kamer met halfpension
la chambre en demi-pension
359
een tweepersoonskamer
une chambre double
360
een eenpersoonskamer
une chambre individuelle
361
beschikbaar
disponible
362
het vakantiedorp
le village de vacances
363
de vakantieclub
le club de vacances
364
de kamer bij particulieren (bed & breakdfast)
la chambre d'hôte
365
het vakantiehuisje
le gite
366
de jeugdherberg
l'auberge de jeunesse
367
de kamping
le camping
368
kamperen
faire du camping
369
een tent opzetten
monter une tente
370
in een tent slapen
dormir sous la tente
371
naar de toeristische dienst gaan
s'addresser à l'office de/du tourisem
372
een excursie maken
faire une excursion
373
een busuitstap maken
faire une excursion en bus
374
naar het stadscentrum gaan
alle au centre-ville
375
iets bezoeken
visiter .... + une chose
376
een bezienswaardigheid zoals de Eiffeltoren bezoeken
visiter une curiosité comme la Tour Eiffel
377
Een museum bezoeken
visiter un musée
378
een monument / gebouw bezoeken
visiter un monument / bâtiment
379
een kasteel bezoeken
visiter un château
380
een waterval bezoeken
visiter une cascade
381
iemand bezoek
aller voir ... + quelqu'un
382
een boottochtje maken
faire un tour en bateau
383
naar een openluchtzwembad gaan
aller à une piscine en plein air
384
de tocht
la randonnée
385
de trektocht
la randonnée à pied
386
de fietstocht
la randonnée à vélo
387
een trektocht in de bergen maken
faire une randonnée en montagne
388
de wandelaar
le randonneur
389
tot op de top van een heuvel gaan
aller jusqu'au sommet d'une colline
390
een prachtig zicht hebben
avoir une vue incroyable, magnifique
391
fietsen
faire du vélo
392
het fietspad
la piste cyclable
393
de fietser
le cycliste
394
de Ronde van Frankrijk volgen
suivre le tour de France
395
lange wandelingen maken
faire de longues promenades
396
De rugzak
le sac à dos
397
wandelen
se promener
398
zwemmen, baden
se baigner
399
zonnen
se bronzer
400
naar de discotheek gaan
sortir en boite / alle à une discothèque
401
shoppen
faire du shopping
402
Vond u het leuk?
ça vous a plu?
403
De verwachtingen, vooruitzichten
les prévisions
404
de weersvoorspellingen
la météo
405
het klimaat
le climat
406
het is mooi / slecht weer
il fait beau / il fait mauvais
407
Het is warm / koud (weer)
il fait chaud / froid
408
de lucht
l'air
409
de warmte - de koude
la chaleur - le froid
410
de temperatuur
la température
411
de graad
le degré
412
vriezen
geler
413
de hemel, de lucht
le ciel
414
sneeuwen, de sneeuw
neiger, la neige
415
de wolk
le nuage
416
regenen, de regen
pleuvoir, la pluie
417
droog
sec, sèche
418
de zon
le soleil
419
de schaduw
l'ombre
420
de wind
le vent
421
waaien, blazen
souffler
422
de storm
la tempête
423
de mist
le brouillard
424
vochtig
humide
425
de stad
la ville
426
stedelijk, stad-
Urbain, urbaine
427
de wereldstad, metropool
la métropole
428
het centrum
le centre
429
de voorsteden
la banlieue
430
de laan
l'avenue
431
het platteland
la campagne
432
het dorp
le village
433
de gemeente
la commune
434
plattelands, landelijk
rural, rurale
435
beroemd
fameux, fameuse
436
de boerderij
la femre
437
lokaal
local(e)
438
de burgemeester
le maire
439
de markt
le marché
440
de molen
le moulin
441
het park
le parc
442
de voorbijgang(st)er
le passant, la passante
443
de plaats, het plein
la place
444
de provincie
la province
445
de wijk, de buurt
le quartier
446
het (grote) bos, het woud
la forêt
447
het meer
le lac
448
het licht
la lumière
449
de zee
la mer
450
prachtig, schitterend
merveilleux, merveilleuse
451
de natuur
la nature
452
natuurlijk
naturel, naturelle
453
de oceaan
l'océan
454
het landschap
le paysage
455
de steen
la pierre
456
de wei
la pré
457
de rivier
la rivière
458
het zand
le sable
459
de grond, de bodem
le sol
460
de bron
la source
461
de aarde, de grond
la terre
462
de golf
la vague
463
de heuvel
la colline
464
de horizon
l'horizon
465
de berg
le mont
466
de top
le sommet
467
de vallei
la vallée
468
geografisch
géographique
469
de regio, de streek
la région
470
regionaal, streek-
régional, régional
471
het terrein, de grond
le terrain
472
de toren
la tour
473
het milieu
l'environnement
474
de omgeving
les environs
475
het bos
le bois
476
de struik, het struikgewas
le buisson
477
de plant
la plante
478
planten
planter
479
het gras
l'herbe
480
het blad
la feuille
481
de bloem
la fleur
482
de boom
l'arbre
483
de tak
la branche
484
het veld, de akker
le champ
485
de kust
la côte
486
de kant
le côté
487
de stroming
le courant
488
de woestijn
le désert
489
het water
l'eau
490
de (grote) rivier
le fleuve