Apprendre 6 Flashcards
(44 cards)
1
Q
veel
A
Beaucoup
2
Q
tennissen
A
Joure au tennis
3
Q
de voorstelling
A
Le spectacle
4
Q
bijna
A
Presque
5
Q
lezen
A
Lire
6
Q
het stripverhaal
A
La bande dessinée, la BD
7
Q
ik kan (kunnen)
A
Je peux (pouvoir)
8
Q
de serie
A
La série
9
Q
als
A
Comme
10
Q
schaken
A
Jouer aux échecs
11
Q
alles
A
Tout
12
Q
Beaucoup
A
Veel
13
Q
Jouer au tennis
A
Tennissen
14
Q
Le spectacle
A
De voorstelling
15
Q
Presque
A
Bijna
16
Q
Lire
A
Lezen
17
Q
La bande dessinée, la BD
A
Het stripverhaal
18
Q
Je peux (pouvoir)
A
Ik kan (kunnen)
19
Q
La série
A
De serie
20
Q
Comme
A
Als
21
Q
Jouer aux échecs
A
Schaken
22
Q
Tout
A
Alles
23
Q
ik ook
A
Moi aussi
24
Q
een beetje
A
Un peu
25
het jaar
L’année (f)
26
iedere dag
Tous les jours
27
piano spelen
Jouer du piano
28
toneelspelen
Faire du théâtre
29
het tijdschrift
Le magazine
30
ik zou graag willen
Je voudrais
31
onze
Notre, nos
32
aan karate doen
Faire du karaté
33
te, teveel
Trop
34
moi aussi
Ik ook
35
un peu
Een beetje
36
l'année (f)
Het jaar
37
tous les jours
Iedere dag
38
jouer du piano
Piano spelen
39
faire du théâtre
Toneelspelen
40
le magazine
Het tijdschrift
41
je voudrais
Ik zou je graag willen
42
notre, nos
Onze
43
faire du karaté
Aan karate doen
44
trop
Te, teveel
