Bedrijfseconomie: module 1 Flashcards

(90 cards)

1
Q

Bedrijfseconomie (DEF)

A

De toepassing van economische theorie en methodologie op het nemen van bedrijfsbeslissingen om te zorgen dat een organisatie haar doelstellingen zo goed mogelijk bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bedrijfsbeslissingen (DEF)

A

Keuzes die door een organisatie worden gemaakt met het doel om haar doelstellingen te bereiken.
Belangrijkste doel van een bedrijf: maximaliseren van de winst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat beïnvloedt de doelstellingen van een organisatie?

A

Schaarste en de noodzaak voor keuzes, bijvoorbeeld budget en beschikbare technologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het hoofddoel van de meeste bedrijven?

A

Maximaliseren van de winst of bedrijfswaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de rol van Porter’s vijfkrachtenmodel?

A

Een nuttig raamwerk voor het analyseren van competitieve krachten die de winst van een bedrijf in een bepaalde industrie beïnvloeden.
Heeft 5 drivers die heel belangrijk zijn voor hoe goed je bedrijf het zal doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de vijf krachten in Porter’s model?

A

Dreiging van nieuwe toetreders
Onderhandelingsmacht van inputleveranciers
Onderhandelingsmacht van kopers
Onderlinge rivaliteit
Substituten en complementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de ‘tijdwaarde van geld’?

A

De reële waarde van geld verandert in de tijd; geld vandaag is meer waard dan hetzelfde bedrag in de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het optimum in marginale analyse?

A

Wanneer marginale opbrengsten gelijk zijn aan marginale kosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is datagedreven management?

A

Het nemen van beslissingen op basis van data en econometrische modellen ter verbetering van de efficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn vraagverschuivers?

A

Variabelen anders dan de prijs van een product die de vraag naar dat product beïnvloeden.
Elke factor die de bereidheid en mogelijkheid van een consument beïnvloed om een bepaald product te kopen (behalve de prijs zelf van het goed) is een mogelijke vraagverschuiver (bv: de geboorte van een baby vergroot de vraag naar pampers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Consumentensurplus (DEF)

A

De waarde die consumenten krijgen van een goed, maar waar ze niet voor hoeven te betalen
Bv: ik heb een reservatieprijs van €10, maar het kost maar €5, dan heb je €5 consumentensurplus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een minimumprijs en hoe beïnvloedt die de markt?

A

De overheid kan een minimumprijs opleggen die hoger is dan de evenwichtsprijs om producenten te beschermen. Het nadeel is dat dit kan leiden tot een aanbodoverschot.
Een minimumprijs werkt enkel als die hoger is dan de evenwichtsprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij een maximumprijs?

A

Er ontstaat een vraagoverschot als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs, wat leidt tot verloren sociale welvaart.
Een maximumprijs werkt ook alleen maar als die lager is dan de evenwichtsprijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt comparatieve statica in?

A

De studie van de verandering van een evenwicht door een wijziging in exogene factoren.
Hoe beïnvloedt een verandering van een exogene factor het evenwicht? Wat gebeurt er met het evenwicht als er een externe factor verandert? Het nieuwe evenwicht ga je vergelijken met het vorige evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de elementen van de vraagfunctie?

A

De vraagfunctie beschrijft hoeveel van een goed gekocht zal worden bij alternatieve prijzen, inkomensniveaus en andere variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verschuift de aanbodcurve als de inputprijzen stijgen?

A

Bij stijgende inputprijzen verschuift de aanbodcurve naar links, wat betekent dat er minder wordt aangeboden bij elke prijs. Alle andere factoren worden constant gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Producentensurplus (DEF)

A

De waarde die producenten krijgen van een goed, boven het bedrag dat hen motiveert om het te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de relatie tussen marktvraag en marktaanbod in perfecte competitie?

A

In perfecte competitie zijn individuele consumenten en producenten prijsnemers, en zij bepalen hun beste respons gegeven de marktprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat beïnvloedt de relatieve onderhandelingsmacht in de markt?

A

3 vormen van rivaliteit
1- De rivaliteit tussen consumenten onderling (Bv: huizenmarkt: als er veel consumenten zijn dan hebben de huizenverkopers veel meer bargaining power om de prijs op te drijven)
2- De rivaliteit tussen producenten onderling (Bv: supermarkten)
3- De rivaliteit tussen consument en producent. Als je maar 1 consument hebt kan die veel meer eisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de impact van een monopolie op de markt?

A

Een monopolist heeft veel macht en kan hogere prijzen vragen, wat de concurrentie beperkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe beïnvloedt overheidsinterventie het marktproces?

A

De overheid kan de markt reguleren door prijs- en hoeveelheidbeperkingen op te leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is deadweight loss?

A

De economische welvaart die verloren gaat door een inefficiënte marktingreep, zoals prijsregulering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de functie van een aanbodlijn?

A

De aanbodlijn toont de relatie tussen de prijs van een goed en de hoeveelheid die aangeboden wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de impact van schaarste op bedrijfsbeslissingen?

A

Schaarste creëert de noodzaak om keuzes te maken tussen alternatieve opties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de rol van incentives in organisatiebeheer?
Incentives beïnvloeden de inzet van schaarse middelen en kunnen efficiëntie bevorderen.
26
Hoe verschuiven verwachte prijsveranderingen de vraagcurve?
Verwachtingen van prijsstijgingen volgend jaar kunnen de vraagcurve vandaag naar rechts verschuiven.Toekomstige aankopen vervangen door aankopen nu (substituten)Hamsteren wanneer producten duurzaam van aard zijn
27
Marginale opbrengsten (DEF)
De verandering in totale opbrengsten (baten) door een verandering in de variabele waarover een beslissing werd genomen (bv: productiehoeveelheid q)
28
Wat zijn complementen in de vraag?
Producten waarvan een prijsstijging in het ene product leidt tot een vraagverlaging in het andere product.
29
Wat is de vraagcurve?
De vraagcurve is een dalende lijn die de relatie tussen prijs en gevraagde hoeveelheid beschrijft.
30
Wat is de rol van een overheidsinterventie in de markt?
De overheid reguleert prijs en aanbod om marktinefficiënties tegen te gaan.
31
Wat is de evenwichtsprijs?
De prijs waarbij de aangeboden hoeveelheid gelijk is aan de gevraagde hoeveelheid.
32
Wat zijn de gevolgen van overheidsregulering op de marktwerking?
Overheidsregulering kan leiden tot inefficiënties en aanpassing van de marktstructuur.
33
Waarom is consumentensurplus relevant voor producenten?
Een producent die een beetje marktmacht heeft gaat strategieën proberen bedenken om dat consumentensurplus zoveel mogelijk proberen om te zetten in een producentensurplus. In een ideale wereld weet de producent de betalingsbereidheid van elke consument en is het consumentensurplus = 0. Hoe meer marktmacht bedrijven hebben, hoe meer bedrijven dat consumentensurplus kunnen omzetten naar producentensurplus.
34
Wat zijn substituten?
Producten waarvoor een prijsstijging van het ene product leidt tot een stijging in de vraag naar het andere product.
35
Wat zijn de gevolgen van een dalende vraagcurve?
Een dalende vraagcurve wijst op een negatieve relatie tussen prijs en gevraagde hoeveelheid.
36
Wat is het belang van marginale kosten in besluitvorming?
Marginale kosten helpen bij het bepalen van de optimale productiehoeveelheid.
37
Wat is het effect van een minimumprijs op de vraag en aanbod?
Het kan een aanbodoverschot creëren, waarbij meer goederen worden aangeboden dan gevraagde hoeveelheid. Een minimumprijs leidt ertoe dat er minder consumenten bediend worden dan moest de prijs wat lager zijn (zoals in het marktevenwicht). Die blauwe driehoek is het deadweightloss, want je produceert maar Qd en NIET Qe, dus dat valt weg. Dit meet de waarde van dat verlies. Die rode trapezium betekent dat als de prijs hoger wordt gezet dan het marktminimum, dan gaat die producent wel Qs produceren, hij gaat meer dan de marktvraag produceren. Daardoor krijg je een aanbodoverschot. Die overschotten worden opgekocht door de OH. Heel die trapezium is ook nog eens verlies, zeker als dat opgekocht wordt en niks mee gedaan wordt.
38
Opportuniteitskost
De kosten van het best mogelijke alternatief dat je had kunnen doen met bepaalde middelen.
39
Boekhoudkundige winst
De totale inkomsten minus de expliciete kosten.
40
Marginale analyse (DEF)
Het vergelijken van de marginale opbrengsten van een beslissing met de marginale kosten
41
Nettowinst
De totale opbrengsten minus de totale kosten, inclusief zowel expliciete als impliciete kosten.
42
Wat zijn veelvoorkomende vraagverschuivers? (5)
Inkomen Prijzen van gerelateerde productenReclame en consumentensmaakDemografieConsumentenverwachtingen
43
Wet van de vraag (DEF)
Als de prijs van een product stijgt en alle andere zaken blijven constant, dan daalt de gevraagde hoeveelheid van dat product. En als de prijs daalt, stijgt de gevraagde hoeveelheid.
44
Aangeboden hoeveelheid (DEF)
De hoeveelheid van een product die door producenten wordt aangeboden bij een bepaalde prijs.
45
Minimumprijs (DEF)
Een prijs die door de overheid is vastgesteld als het minimum dat een product kan kosten, vaak om producenten te beschermen.
46
Substituten
Producten waarvan een prijsstijging in het ene product leidt tot een toename in de vraag naar het andere product.
47
Complementen
Producten waarvoor een prijsstijging van het ene product leidt tot een afname in de vraag naar het andere product.
48
Een aanbodcurve
Toont de relatie tussen de prijs van een goed en de hoeveelheid die bij die prijs aangeboden wordt.
49
Deadweight loss
De economische welvaart die verloren gaat door marktinefficiënties zoals prijsregulering.
50
Vraagfunctie (DEF)
Beschrijft hoeveel van een goed gekocht zal worden bij verschillende prijsniveaus van dat goed en gerelateerde goederen, alternatieve inkomensniveaus en alternatieve waarden van andere variabelen die de vraag beïnvloeden
51
Incentives (DEF)
Prikkels die invloed hebben op hoe resources efficiënt worden ingezet in een organisatie. Dit gaat beïnvloeden hoe de schaarse middelen worden ingezet Bv: de EU kan bepaalde incentives geven om bepaalde zaken wel/niet te doen (bv: boete voor Facebook omdat ze de data niet voldoende veilig beheren)
52
Inputprijzen
De kosten van middelen die noodzakelijk zijn voor het produceren van goederen, en hun impact op het aanbod.
53
Verandering van de aanbodcurve
Als inputprijzen stijgen, verschuift de aanbodcurve naar links, wat betekent dat minder wordt aangeboden.
54
De vraagfunctie is lineair als:
Qd een lineaire functie is van prijzen, inkomen (M) en andere variabelen H die de vraag beïnvloeden
55
Prijsdifferentiatie
De strategie waarbij bedrijven verschillende prijzen vragen voor hetzelfde product aan verschillende klanten.
56
Wat zijn belangrijke concepten voor managers? (7)
Doelen en beperkingenBelang van economische winstIncentives/prikkels(Implicaties van) marktmechanismenTijdsaspect van geldMarginale analyse voor optimalisatieDatagedreven besluitvorming
57
Wat is het verschil tussen boekhoudkundige winst en economische winst?
Boekhoudkundige winst = totale inkomsten - de kosten van het produceren van goederen of diensten die je verkoopt (de expliciete kost) Economische winst = totale inkomsten - de totale opportuniteitskosten (expliciete EN impliciete kosten)
58
Uit welke 2 delen bestaat de opportuniteitskost?
De opportuniteitskost is de som van:Expliciete/boekhoudkundige kosten (totale kost van hulpbronnen om goederen te produceren)impliciete kosten: de kost van het opgeven van het beste alternatieve gebruik van deze hulpbronnen (bv: alternatieve besteding van je eigen tijd)
59
Leg uit van Porter's vijfkrachtenmodel: Dreiging nieuwe toetreders
Dit gaat over de mate waarin er nieuwe toetreders zijn. Hoe makkelijk het is om tot een markt toe te treden. Toetredingsbarrières beïnvloeden je marktmacht en daardoor ook voor een stuk je winst Een monopolist heeft veel marktmacht en kan daardoor veel winst maken
60
Leg uit van Porter's vijfkrachtenmodel: Onderhandelingsmacht van inputleveranciers
Als je leverancier een monopolie heeft zal je meer moeten betalen. De ideale situatie zou zijn als je veel keus hebt in leveranciers en die leveranciers onderling veel competitie voeren
61
Leg uit van Porter's vijfkrachtenmodel: Onderhandelingsmacht van kopers
Hoe meer consumenten je hebt, hoe breder je markt is dus hoe beter voor je winst Bv: legeruniformen: beperkt aantal consumenten
62
Leg uit van Porter's vijfkrachtenmodel: Onderlinge rivaliteit
Hoe meer marktmacht je hebt, hoe beter voor je winst Monopolie = prijszetter Perfecte mededinging = prijsnemer
63
Leg uit van Porter's vijfkrachtenmodel: Substituten en complementen
Hoe meer substituten er zijn, hoe vervelender voor jou als bedrijf want dan is er meer concurrentie Bv: als er maar 1 merk auto zou zijn, zou iedereen die auto kopen dus kan je de prijs zo hoog zetten als je wilt. In de realiteit zijn er heel veel merken (=substituten), dus veel competitie. Dit geldt ook voor complementen: als je van het 1 meer wilt, dan wil je ook meer van het ander (bv: koffie en melk of linker- en rechterschoenen)
64
Wanneer ga je meer produceren en wanneer minder?
Meer: zolang marginale opbrengsten groter zijn dan marginale kosten Minder: zolang marginale kosten groter zijn dan marginale opbrengsten
65
Hoe kan een manager de maximale netto opbrengst bekomen?
De manager moet de variabele waarover een beslissing wordt genomen veranderen tot de marginale netto opbrengst gelijk is aan 0
66
Leg deze afbeelding uit
Netto opbrengst NB (Q) = B(Q) - C(Q) is maximaal wanneer:Het verschil in totale opbrengsten gelijk is aan het verschil in totale kosten (MB = MC)De helling van die curveHet optimum is waar de helling van de B(Q) en de helling van de C(Q) evenwijdig zijn aan elkaar en dus gelijk zijn aan elkaarDe marginale netto opbrengst (MNB = 0)De helling van de totale kostenfunctie gelijk is aan de helling van de totale opbrengstenfunctieDe winst is optimaal waar MC = MBVerschil met grafiek 1: hier is de marginale kosten en opbrengstencurve gegeven, in grafiek 1 is de gewone kosten en opbrengstencurve gegeven
67
Een econometrisch model (DEF)
Een hulpmiddel dat (bedrijfs)data gebruikt om vergelijkingen te schatten die de onderliggende wiskundige relatie tussen bepaalde variabelen weergeven
68
Wat is de vraag en aanbodanalyse? Wanneer is het van belang?
Dit is een voorspellingstool om in het bijzonder de impact van trends in concurrentiële markten te kunnen voorspellen, inclusief veranderingen in de prijzen en geproduceerde hoeveelheden van eigen of gerelateerde producten (zowel substituten als complementen) en de prijzen van inputs. Het is van belang voor prijszetting, financieringsstrategie, supply chain management,...
69
Leg deze vraagverschuiver uit: inkomen
Inkomen beïnvloedt de mogelijkheid van consumenten om een product te kopen en de gekochte hoeveelheid bij elke gegeven prijs Normale goederen: een verhoging van het inkomen betekent een hogere vraag bij elke gegeven prijs en dus verschuift de vraagcurve naar rechts. Een verlaging van het inkomen betekent een lagere vraag en dus verschuift de vraagcurve naar links. Inferieure goederen: een verhoging van het inkomen betekent een kleinere vraag bij elke gegeven prijs en dus verschuift de vraagcurve naar links. Een verlaging van het inkomen betekent een hogere vraag en dus verschuift de vraagcurve naar rechts.
70
Leg deze vraagverschuiver uit: de prijs van gerelateerde producten
2 soorten gerelateerde productenSubstitutenProducten waarvoor een toename in de prijs van het ene product leidt tot een toename in de vraag naar het andere productEen afname in de prijs leidt tot een afname in de vraag Bv: je gaat niet meer naar je favoriete restaurant omdat het te duur is gewordenComplementenProducten waarvoor een toename in de prijs van het ene product leidt tot een afname in de vraag naar het andere product. Een afname in de prijs van het ene product leidt tot een toename in de vraag naar het andere product.Bv: als de prijs voor koffie stijgt, dan gaat er ook minder vraag naar melk zijn
71
Leg deze vraagverschuiver uit: reclame en consumentensmaak
Belang van aantrekkelijkheid/perceptie van producten Bv: via aanbieden informatie rond kwaliteit = informative advertising Bv: via beïnvloeden smaak = persuasive advertising
72
Leg deze vraagverschuiver uit: demografie
Wanneer de bevolking toeneemt, dan stijgt de vraag naar producten bij elke gegeven prijs ceteris paribus Dit kan lokaal, regionaal, nationaal, globaal,... zijn
73
Leg deze vraagverschuiver uit: consumentenverwachtingen
Bedrijven gaan bepaalde beslissingen nemen over hoeveel ze zullen produceren in 1ste instantie op basis van de vraag die ze verwachten, en die vraag hangt af van de concurrenten die dezelfde markt bespelen
74
Hoe kan een vraagfunctie eruitzien?
Qd = f(Px, Py, M, H) Qd = de vraag naar een goed Px = de prijs van dat goed Py = de prijs van een ander gerelateerd goed M = het inkomen H = de waarde van elke andere variabele die de vraag kan beïnvloeden (bv: het niveau van reclame, de omvang van de bevolking of verwachtingen van consumenten)
75
Wat is het verschil tussen de vraagcurve en de vraagfunctie?
De vraagcurve is enkel als we alle andere factoren constant houden. Bij een vraagfunctie kan alles veranderlijk zijn
76
Aanbodverschuivers (DEF)
Elke variabele anders dan de prijs van een product die het aanbod beïnvloedt is een aanbodverschuiver.
77
Hoe beïnvloedt de prijs de aanbodcurve en hoe beïnvloedt een aanbodverschuiver de aanbodcurve?
Als de prijs van een product stijgt en alle andere zaken blijven constant, dan stijgt de aangeboden hoeveelheid. Als de prijs van een product daalt en alle andere zaken blijven constant, dan daalt de aangeboden hoeveelheid. Dit zijn dus bewegingen langs de curve. Als een aanbodverschuiver het aanbod laat toenemen, dan is er een verschuiving naar rechts. Als het aanbod afneemt dan is er een verschuiving van de curve naar links.
78
Wat zijn veelvoorkomende aanbodverschuivers? (6)
InputprijzenTechnologie en overheidsreguleringAantal bedrijven in een marktSubstituten in productieBelastingenVerwachtingen van producenten
79
Leg deze aanbodverschuiver uit: inputprijzen
Dit is de belangrijkste Als de prijs van een input stijgt, zijn producenten bereid minder output te produceren bij elke gegeven prijs en verschuift de aanbodcurve naar links
80
Leg deze aanbodverschuiver uit: technologie en overheidsregulering
Vooruitgang (=technologie) maakt het mogelijk een gegeven output tegen lagere kosten te produceren (Bv. Chat GPT) , dan verschuift de aanbodcurve naar rechts Te strikte overheidsregulering kan een negatief effect hebben op bedrijven, dan verschuift de aanbodcurve naar links
81
Leg deze aanbodverschuiver uit: aantal bedrijven in een markt
Meer bedrijven in de industrie betekent meer aanbod beschikbaar bij elke gegeven prijs Hoe meer producenten van een bepaald goed, hoe meer het aanbod zal verschuiven naar rechts
82
Leg deze aanbodverschuiver uit: Substituten in productie
Wijde en snelle herinzetbaarheid van productietechnologieën kan positieve impact hebben op het aanbod Je maakt een bepaald product en je wilt nu een ander product maken (bv: je maakt eerst auto’s en nu wil je caravans maken) dan heb je al veel van de zaken die je nodig hebt die je kan gebruiken. Dit gaat een stimulans zijn omdat het minder totale kosten heeft om een ander product te produceren.
83
Leg deze aanbodverschuiver uit: belastingen
Hogere producentenbelastingen betekent minder aanbod beschikbaar bij elke gegeven prijs
84
Wat is het verschil tussen accijnsbelasting en ad valorem belasting?
Accijnsbelasting: per verkochte eenheid (bv: tabak, benzine) Ad valorem belasting: percentage van de waarde, belasting op hoeveel iets waard is (bv: BTW)
85
Leg het verschil uit tussen belasting per verkochte eenheid en belasting op een percentage van de waarde aan de hand van onderstaande grafiek
Per verkochte eenheid: De producent gaat die bepaalde hoeveelheid pas produceren als hij die belasting kan doorrekenen aan de consument. Daarom verschuift de grafiek parallel naar boven → X0 wordt X0 + t Waarde taks: Als er een belasting is, dan gaat het ook hier verschuiven naar links MAAR NIET evenwijdig. Hier gaat men 1000 eenheden produceren wanneer die verkocht kunnen worden voor €10. Nu wordt er taks gehoffen op die €10 → €12. De producent gaat pas produceren als hij een prijs hoger kan zetten zodat hij die taks kan recupereren via de consument.
86
Leg deze aanbodverschuiver uit: verwachtingen van producenten
Verwachtingen rond prijsstijgingen volgend jaar kunnen aanbod vandaag naar links verschuiven voor elke gegeven prijs Als ik als producent volgend jaar meer geld voor mijn product kan vragen dan ga ik wachten met produceren tot danHuidige verkopen vervangen door toekomstige verkopen (substituten)Bv. Fietsen tijden Covid-19 → na de lockdown zal de verkoop stijgen, dus we wachten met produceren tot dan Enkel wanneer producten duurzaam van aard zijn
87
Aanbodfunctie (DEF)
De aanbodfunctie beschrijft hoeveel van een goed aangeboden zal worden bij alternatieve prijzen van dat goed en inputs, en alternatieve waarden van andere variabelen die het aanbod beïnvloeden
88
Waarom is producentensurplus relevant voor producenten?
Je wilt als producent dat je producentensurplus zo groot mogelijk is en het consumentensurplus zo klein mogelijk. Je wilt de consument zoveel mogelijk laten betalen als dat ze willen betalen.
89
Als de prijs hoger zou zijn dan de evenwichtsprijs dan zien we dat er een ... aan productie is
Overschot De producent gaat daarom de prijs laten dalen zodat ze meer winst kunnen maken
90
Wat is het verschil tussen comparatieve statica en een evenwichtsanalyse (equilibrium analysis)?
Bij comparatieve statica ga je kijken naar een situatie na een verandering en die ga je vergelijken met de situatie voor de verandering (bv: de stijging van de prijs van een input) Evenwichtsanalyse: hier blijft de toestand bestaan zolang de uitwendige (exogene) factoren onveranderd blijven (bv: marktevenwicht bij perfecte competitie)