Bedrijfseconomie: module 2 Flashcards
(60 cards)
Elasticiteit (DEF)
Een maat voor de gevoeligheid van een variabele voor veranderingen in een andere variabele
Eigen prijselasticiteit van de vraag (DEF)
Een maat voor de responsiviteit van de gevraagde hoeveelheid van een goed op een verandering in de prijs van dat goed
Hoe bereken je de prijselasticiteit van de vraag?
De % verandering in de gevraagde hoeveelheid (Qd) gedeeld door de % verandering in de prijs (P) van het goed
%ΔQd / %ΔP = (dQ / dP) *(P / Q)
Wat zegt de wet van de vraag?
Volgens de wet van de vraag zijn de prijs en gevraagde hoeveelheid omgekeerd evenredig => eigen prijselasticiteit van de vraag is negatief
Als je de prijs verhoogt zal de gevraagde hoeveelheid dalen, als je de prijs verlaagt zal de gevraagde hoeveelheid stijgen
Wanneer is de vraag naar een product elastisch en wanneer inelastisch?
Als de absolute waarde van de eigen prijselasticiteit groter is dan 1: elastische vraag
Als de absolute waarde van de eigen prijselasticiteit gelijk is aan 1: unitair elastisch
Als de absolute waarde van de eigen prijselasticiteit kleiner is dan 1: inelastisch
Wat is het belang van de vraagelasticiteit voor managers als het aankomt op totale opbrengst?
Elasticiteit heeft een directe link met totale opbrengst (TR)
Als de vraag elastisch is, zal een verhoging (verlaging) van de prijs leiden tot een daling (stijging) van de totale inkomsten. Intuïtie: kleine stijging (daling) in prijs geeft grote daling (stijging) in q, dus TR = p.q zal dalen (stijgen)
Als de vraag inelastisch is, zal een verhoging (verlaging) van de prijs leiden tot een toename (afname) van de totale inkomsten. Intuitie: grote stijging (daling) in prijs geeft kleine daling (stijging) in q, dus TR zal stijgen (dalen)
Waar krijg je het maximale totale inkomsten?
Op het punt waar de vraag unitair elastisch is
Wat is de formule voor de totale opbrengst (TR)
TR = p * q
Wat is het belang van de vraagelasticiteit voor managers als het aankomt op marginale opbrengst?
MR = de verandering van de revenu/opbrengsten als ik de hoeveelheid verander, niet de prijs
Als de vraag elastisch is, zal een verhoging (verlaging) van q leiden tot een stijging (daling) van de totale opbrengst
Als de vraag inelastisch is, zal een verhoging (verlaging) van q leiden tot een afname (toename) van de totale opbrengst
Wat is de totale inkomstentest?
Deze relatie tussen verandering in prijzen, elasticiteiten, en totale opbrengst, wordt de totale inkomsten test genoemd en wordt vaak en over de hele wereld gebruikt om totale inkomsten en kasstromen te managen: bij inelastische vraag wordt de prijs verhoogd (cfr. “Premium”), want minder dan evenredige daling in vraag. Bij elastische vraag wordt prijs verlaagd, want meer dan evenredige toename in vraag
Leg deze afbeelding uit
Bovenste grafiek
Links (|ε| > 1): Vraag is elastisch → Als de prijs een beetje verandert dan verandert de vraag heel sterk
Midden (|ε| = 1): Unitair elastisch → prijsverandering verandert omzet niet.
Rechts (|ε| Onderste grafiek
Tot de top: Omzet stijgt bij meer verkoop (ΔR/Δq > 0).
Na de top: Omzet daalt bij meer verkoop (ΔR/Δq < 0)
Leg deze grafiek uit
Hier is de vraag perfect elastisch
Als ik de prijs een klein beetje laat stijgen, dan zal er NIEMAND meer iets kopen
Eigen prijselasticiteit is oneindig in absolute waarde
Dit bestaat niet in het echt, maar als voorbeeld: we zitten in perfecte concurrentie en je bent een bakker en je verhoogt de prijs, dan zal iedereen bij je concurrent gaan
Leg deze grafiek uit
Hier is de vraag perfect inelastisch
Elasticiteit = 0
Hoe je de prijs ook verandert, er zal altijd dezelfde hoeveelheid vraag zijn, dezelfde hoeveelheid zal verkocht worden ongeacht de vraag
Bv: energie: mensen kunnen niet volledig zonder energie, ze moeten nog steeds verwarmen etc. Insuline: mensen kunnen niet zonder insuline, dus ze zullen er meer budget aan moeten spenderen
Wanneer is je goed erg prijsinelastisch?
Als je goed belangrijk is EN er zijn weinig substituten, dan moet je dat product wel kopen.
Welke factoren beïnvloeden de prijselasticiteit? (3)
Beschikbare alternatievenTijdUitgavendeel
Hoe beïnvloeden beschikbare alternatieven de prijselasticiteit?
Als er alternatieven beschikbaar zijn dan kunnen klanten sneller overstappen en is dus een meer elastische vraag
Hoe meer alternatieven er zijn, hoe hoger de prijselasticiteit en andersom
Bv: als 1 watermerk de prijs laat stijgen, dan kopen we allemaal ander water
Breed gedefinieerde goederen hebben meer inelastische vraag dan specifieke goederen (bv: voedsel vs biefstuk)
Hoe beïnvloedt tijd de prijselasticiteit?
Vraag neigt inelastischer op de korte termijn dan op de lange termijn doordat er minder tijd is voor aanpassing aan de nieuwe situatie op korte termijn
Bv: er is een waterschaarste op korte termijn zorgt dat voor veel problemen, op lange termijn weten we dat er wel weer water zal komen enzo
Hoe beïnvloedt het uitgavendeel de prijselasticiteit?
Vraag naar goederen die een relatief klein deel van het budget van consumenten uitmaken, hebben de neiging meer inelastisch te zijn
Bv: zout kost niet zo veel dus als er een prijsstijging komt dan gaan mensen dat nog steeds kopen. Als de auto die ze op het oog hebben ineens veel in prijs stijgt dan zullen ze die auto niet gaan kopen of een andere auto gaan kopen
Kruislingse prijselasticiteit (DEF)
Een maat voor de responsiviteit van de vraag naar een goed op veranderingen in de prijs van een gerelateerd goed
Wat is de formule voor kruislingse prijselasticiteit?
ε_xy = (%ΔQx) / (%ΔPy)
Hoe kan je weten dat producten substituten zijn adhv de kruisprijselasticiteit?
2 producten zijn substituten als de kruisprijselasticiteiten positief zijn want dat betekent dat een toename van de prijs van het ene product ervoor zal zorgen dat de hoeveelheid die gekocht wordt van het andere product zal stijgen (bv: als 1 watermerk te duur wordt, dan ga je een ander watermerk kopen)
Inkomenselasticiteit (DEF)
Een maat voor de responsiviteit van de vraag naar een goed op veranderingen in het inkomen van consumenten
Wat is de formule voor inkomenselasticiteit?
ε_I = (%ΔQd) / (%ΔM)
Wat is het verschil tussen een normaal goed en een inferieur goed?
Normaal goed: als het inkomen stijgt, dan zal de consument ook meer van dat goed kopen
Inferieur goed: als het inkomen stijgt, dan zal de consument minder van dat goed kopen → je gaat andere (meer kwaliteitsvolle) producten kopen (bv: merkproducten ipv huismerk)