Begrippen bldz 112/113 Flashcards

(52 cards)

1
Q

Aanlandige wind

A

Wind vanaf zee (zeewind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aflandige wind

A

Wind vanaf land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Archipel

A

Eilandengroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Boomgrens

A

Grens tussen een gebied waar wel bomen kunnen groeien en gebied waar geen bomen kunnen groeien (kouder dan 10° in de zomer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Boomgrens

A

Grens tussen een gebied waar wel bomen kunnen groeien en gebied waar geen bomen kunnen groeien (kouder dan 10° in de zomer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Breedteligging

A

Afstand van een plaats tot de evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Broeikaseffect

A

Vasthouden van zonnewarmte door de dampkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Droog klimaat

A

Klimaat waar weinig of geen neerslag valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eeuwige sneeuw

A

Gebied waar altijd sneeuw ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fotosynthese

A

Omzetten van water en koolstofdioxide in glucose en zuurstof door planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gelede kust

A

Kust met veel inhammen waar de zee diep het land kan binnendringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gemengd bos

A

Bos waar loof en naaldbomen door elkaar groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gematigde zone

A

Gebied tussen breedtecirkels 23 1/2 en 66 1/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gletsjer

A

Ijsmassa die naar beneden schuift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Golfstroom

A

Zeestroom die warm water van de golf van Mexico naar de westkust van europa brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Heuvelland

A

Gebied met hoogteligging tussen 200m en 500m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoge breedte

A

Plaats ver van de evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hooggebergte

A

Gebied met toppen die hoger zijn dan 1500m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hooggebergteklimaat

A

Koud en nat klimaat. In de zomer is het gemiddeld lager dan 10°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoogvlakte

A

Vlak of zacht golvend gebied hoger dan 500m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ijstijd

A

Koude periode waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen

21
Q

Jaaramplitude

A

Verschil tussen gemiddelde warmste en koudste temperatuur van het jaar

22
Q

klimaat

A

het gemiddelde weer in een gebied over dertig of veertig jaar

23
Q

klimaatscheiding

A

verandering in klimaat

24
laagland
land met hoogte van 200m of minder
25
laagvlakte
gebied zonder hoogteverschillen onder de 500m
26
lage breedte
de ligging van een plaats dicht bij de evenaar
27
lagedrukgebied
gebied met stijgende lucht
28
landijs
dik ijspakket dat permanent op het land ligt
29
landklimaat
klimaat waarbij de gemiddelde temperatuur lager dan 3 graden is in de koudste maand.
30
lijzijde
de kant van de berg met weinig neerslag
31
loefzijde
de kant van de berg met veel neerslag
32
luchtstreek
temperaturen op aarde
33
middellandse zee, mediterraan klimaat
klimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters.
34
middelgebergte
gebied met toppen die tot 500m tot 1500m komen
35
naaldboomgordel/taiga
zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. in de winter is het gemiddeld kouder dan 3 graden
36
neerslag
water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerslaat
37
permafrost
altijd bevroren ondergrond
38
poolcirkel
breedtecirkel van 66 1/2 N.B en 66 1/2 Z.B
39
poolstreken
gebied ten noorden van 66 1/2 N.B en het zuiden van 66 1/2 Z.B
40
regenschaduw
de lijzijde van een berg
41
reliëf
hoogteverschillen in landschap
42
schiereiland
gebied dat aan 3 kanten is omringd door zee
43
stuwingsregen
neerslag die ontstaat door stijgende lucht
44
subtropen
tussen de tropen en de poolstreken
45
tempratuurgradiënt
het aantal graden celsius temperatuurverandering over 100m hoogteverandeing
46
toendra
boomloos gebiedf
47
toendraklimaat
zomer gemiddeld lager dan 10 graden
48
tropen
warme luchtstreek rond de evenaar tussen 23 1/2 N.B en 23 1/2 Z.B
49
verwoestijning
uitbreiding van een woestijn
50
zeeklimaat
klimaat met het hele jaar neerslag, 's zomers koel en 's winters niet heel koud.
51
zeestroom
stroming in het water die ontstaat doordat wind lang dezelfde richting opwaait